De pagina Dijk wordt nu weergegeven
Alle binnenliggende delen toevoegen aan selectie

Bewoningsgeschiedenis

Dit is een deel van de bewoningsgeschiedenis gemaakt op 28-03-2024 23:03:18
Voor de voor het laatst bijgewerkte versie surf je naar https://www.heemkundekringdevonder.nl/bewoningsgeschiedenis

Dijk

Het gehucht de Dijk is gelegen aan een zandrug tussen de dorpen Lierop en Asten en is sinds oudsher een belangrijk landbouwgebied behorende tot Asten. Zo is er sprake van een kloosterontginning Houbraken, waarvan we uit de archieven van Heemkundekring de Vonder citeren:

Houbraken van kloosterontginning tot adellijk hofgoed, tot gewone boerderij.
In dezelfde eeuw waarin Asten voor de eerste keer vermeld is, is ook de naam van Houbraken in Asten voor het eerst opgeschreven. Op 13 april 1282 leggen de schepenen van Helmond schriftelijk vast dat de abdij van Postel haar eigendommen in Asten ruilt met Arnold van Escharen. Het klooster breidt zo zijn eigendommen in Lierop en Hersel uit, want daar lagen de te ruilen bezittingen van van Escharen. Bij de kloostereigendommen in Asten die Arnold verwerft, gaat het om landerijen en opbrengsten in de vorm van tienden en cijnzen.

De abdij zondert twee eigendommen van de ruil uit: het benoemingsrecht van de pastoor van Asten en de homagio de Houbraken. De abdij van Postel was in de middeleeuwen actief met ontginnen in de regio en stichtte zo meerdere grote landbouwbedrijven. De hoeven op Boomen in Lierop zijn daar nog tastbare overblijfselen van. Bijna anderhalve eeuw later in 1421 leggen de schepenen van 's-Hertogenbosch ook een en ander vast over het goed Houbraken in Asten. Dat gebeurt in de vijftiende eeuw nog met enige regelmaat.

Uit de diverse beschrijvingen wordt de ligging van Houbraken duidelijk. "Aen ghenen dijc" (1421 en 1436) wijst op een ligging in het gebied de Dijk, met de dijk als verbinding tussen Asten en Lierop. "Aen die Aa" (1425) maakt het specifieker, zo ook "Naast het goet Bussel" (1442). De buurtschap Bussel is nog steeds een begrip in Asten. Helaas komt Houbraken als officiële naam van een hoeve of buurtschap niet meer voor in Asten. Als familienaam komt Houbraken en ook Habraken nog wel voor.

Tussen 1282 en 1421 is Houbraken in eigendom overgegaan naar de familie Wijtvliet. De Wijtvliets behoorden tot de Brabantse adel. Ze hadden banden met de Brabantse hertogen en ook met de familie van Cuijk, die lange tijd Asten in eigendom had. Waarschijnlijk is Houbraken in bezit van de familie Wijtvliet gekomen in de latere periode dat leden van de familie Van Cuijk heer van Asten waren, van circa 1221 tot 1380. De familie Wijtvliet verpachtte het goed Houbraken. Rond 1629 was Wilbert Joosten van Bussel de pachter.

Midden 17e eeuw komt voor de Wijtvliets een einde aan de eigendom van Houbraken. Goort Verberne koopt in 1659 het landbouwbedrijf. Het is dan niet meer zo groot als eeuwen ervoor; 3 lopens ten opzichte van 21 lopens (1509). Het oorspronkelijke landgoed Houbraken is opgedeeld en in de loop der tijden zijn er naast de oorspronkelijke hoeve enkele nieuwe boerderijen gesticht. In de 18e en 19e eeuw is de familie Smits eigenaar van Houbraken.

01 02

Links een fragment van een zeventiende-eeuwse kaart van Willem Janszoon Blaeu (1571-1638) met onder andere het bezit van 'Ioncker Witflit' in Someren. Houbraken in Asten is te situeren waar de plaatsnaam Asten tussen de 2 Aa-en staat. Rechts de kadasterkaart met Houbraken en de Tiendschuur.

De tiendschuur bij Houbraken
Landbouw was in beginsel enkel mogelijk in het noordelijk deel van Asten. Het zuidelijk deel was daar niet geschikt voor. Dat bestond enkel uit moeras en heide, de Peel. Het lijkt er op dat Houbraken en omgeving het belangrijkste landbouwgebied van Asten was in de middeleeuwen. Bij de hoeve Houbraken stond namelijk de tiendschuur. In een Bossche akte uit 1564, opgemaakt omdat leden van de familie Wijtvliet goederen verdelen, is sprake van een grote schuur, die alom in Asten "die thienschuere" genoemd wordt. Het was destijds gebruikelijk dat de heer van het dorp elk jaar recht had op een tiende deel van de oogst. Die tiend werd opgeslagen in de tiendschuur en die van Asten hoorde tot het goed Houbraken. Dit tekent het belang van Houbraken voor en in de Astense samenleving en duidt op een relatie met de heren van Asten. Houbraken behoorde lange tijd tot de belangrijkste boerderijen van Asten.

Houbraken verklaard
Houbraken is een toponiem dt in de regio Peelland op meerdere plaatsen voorkomt: Someren (1340),
Helmond (1381) en Schijndel (1388). De veldnaam Houbraken is een koppeling van 'hou' en 'braken'. Hou kan in deze samenstelling meerdere betekenissen hebben. Als het voor hof staat, duidt het landgoed met boerderij Braken aan. Ons woord hof is ontstaan uit hova en in de middeleeuwen is er geen onderscheid tussen de v en de u. In het alfabet van destijds komen ze niet beide voor. Hou kan echter ook een vorm van het werkwoord houwen zijn. Het gaat dan om het houwen of kappen van hout. Dit zou betekenen dat er daar aan de Dijk een bos gestaan heeft, dat voor de ontginning tot landbouwgebied gekapt is.

Het is ook mogelijk, dat het bos lange tijd onderdeel was van het landbouwbedrijf Houbraken en voor het hout regelmatig deels gekapt is. Een bos met schaarhout. Met een hou werd ook een schaarbos aangeduid. Bij de verkoop in 1629 van een cijns worden naast het huis, het erf en akkers ook de 'houtwassen' op Haubraken vermeld. Een derde mogelijkheid is dat hou staat voor hooi. Ons woord hooi is namelijk afkomstig van het werkwoord houwen en betekent dan afgehouwen of afgemaaid gras. In het beekdal van de Aa waar Houbraken lag, was volop natuurlijk hooi aanwezig.

Braken wordt door alle toponymisten verklaard als land dat een periode niet met gewassen bebouwd wordt en daarna gebroken wordt om als akker te kunnen dienen. Ploegen na een tijdje braak te hebben gelegen. Het toponiem is duidelijk gerelateerd aan het bedrijven van landbouw, hier in eerste instantie door het klooster van Postel.

In het kadaster is er sprake bij de Dijk van een zuidzijde en een noordzijde. De noordzijde komt voor een groot deel overeen met de huidige Dijkstraat, de zuidzijde kent tegenwoordig wegen als de Hoekstraat en de Lagendijk, die in de 19e eeuw nog als voetpaden of karresporen bekend waren. Op de kaart uit 1925 is dit nog te zien en roze vlakken betreffen bouwland en groen vlakken weiland. Bij de Zuid-Willemsvaart en geheel boven zien we bebouwing.

03

04

Op bovenstaande figuur afkomstig van SAS Peelland zijn links de vier huizen aan de Dijk zuidzijde en de tien huizen aan de Dijk noordzijde in kaart gebracht.

Hieronder een kaart uit het einde van de 19e eeuw van de Dijk:

05

Op deze laatste kaart is ook de Telegraaflijn te zien, die rond 1882 werd aangelegd, aldus de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 30-03-1882:

05a

Onder het dorpsdeel Dijk worden ook de buurtschappen Vosselen, Beek, Bussel, Sluis X en Dijkakker beschreven. Zie hieronder voor het voorwoord dat specifiek voor het gehucht Vosselen geldt. Met daar weer onder het voorwoord dat specifiek voor de gehuchten Bussel en Beek geldt.

Vosselen

Bij heemkundekring de Vonder wordt de naam Vosselen beschouwd als afgeleide van Vosholen:

De naam voor dit gebied is Vosselen. Een gehucht waarvan de naam eigenlijk verdwenen is. De naam Vosselen is afgeleid van Vosholen wat duidt op het voorkomen van (veel) vossen.

In een ander artikel wordt Marcel van Vosselen aangehaald als kerkdienaar1:

Marcelius de Vosselen (de Vosholen, de Voshelen) vermeld 1461-1464; overleden (voor 24-06-1464); 1461-1461 deservitor ecclesie te Someren; bronnen: Bannenberg e.a. I 239, 244.

In het rechterlijk archief van Asten staat een ongedateerd stuk uit het einde van de 16e eeuw waarin een geschil rondom Vosholen wordt besproken:

Alsoo seeckere twiest ende differentie was geschaepen te rijsen tusschen den Walgebooren Heere Reynhardt, Heer tot Brederode, Clotirigen, des landts Vosholen, Rewijck, Asten ter eender ender ter andere seyden der gemeynder ingeseten der Heerlickheyt Asten en dat aengaende de gruyten, wellicke twiest ende differentie is doet ende te nyet tot op huyden den vierden decembris toe anno 1577 en dat doer wtspreken van goede eerlicke manne van beyde seyden daertoe gecoeren en genoemen te weetende Heer Dyrck van Rut, pastoer tot Asten ende Janne Snoex, schoutent aldaer ende dat onder conditien ende maniere hiernae bescreven.
Dat nu voerdaen nyemants heet sij gestelick ofte werlick sal moegen brauwen noch te doen brauwen, noch ennich buytenbieren sal moegen indoen, noch indoen doene kelderen, noch op stellinge leggen om te verkoepen heet en sij dat sij ierst en voeral de Waelgeboeren Heer offte zijne gecommitterde te hennen sullen hebben gegeven, ende dat op pene als voer te verbueren nae inhalt zijnder genaden previlegie heet sij in cramen, brueloeften ofte ierste missen darme gelt gheeft en van ellicke gebraut heetsij groet ofte kleyn tot ellicke reysen te geve voer die gruyt vijff stuvers en van buytenbieren van ellicke toenne twee blancken, heetsij min ofte meer naer advenant.
Noch is gecondicioneert dat die ondersaten der Heerlickheyt Asten sullen moegen vercoepen zekeren erven soe van Peel als van anderen der gemeynten aengaenden ende bij den nagebueren irst en voerall afgetekent en alsdan zijne Genade te kenne te geven opdat zijn Genade die selve sal moegen besien ende visiteren offte dieselffs te nut ende proffitelick vercocht sullen zijn offte nyet en dat alleer sij heet selve sullen moegen vercoepen.
Alnoch sullen die voorschreven ingeseten der Heerlickheyt Asten torff moegen vercoepen maer aen ghen borgers van Helmont op pene van thien Carolus gulden ellicke rijse te verbueren heeten sij bij orliff offte consent van Zijne Genaden. Dies sullen de naegebueren gehouden wesen te leveren opt sloet van de Waelgeboere Heere tot Asten alle jaer tweehondert behuerlicke voeder toerffs en dat sonder cost offte last van Zijne Genade. Dese conventie en accorde sal gedueren bij en in den leven des waelgeboeren Heere van Brederode en Helena geboeren Gravinne tot Manderscheit, Blanckenheym en Gerartsteyn Vrouwe van Brederode Zijne Genade henne huysvrouwe. Dit is gheschiet bij consent van den Heeren borgemeesteren, Heeren schepenen, kerckmeesters, hijlichgeestmeesters met de gemeyne naegebueren van Asten.
Actum den 3e decembers 1577 en was ondertekend R van Hoeck met signature.
Dat dese met sijn principael is accorderende attestere ick ondergeschreven secretaris der vrije grondtheerlijckheyt Asten. M. van der Lith.

Tot slot wordt de naam Vosselen wat minder plausibel verklaard aan de naam van een boom2:

Vorselen is afgeleid van de plaatsnaam Vosselen in de gemeente Asten. De dubbel 'ss' in deze plaatsnaam is vroeger 'rs' geweest, maar vermoedelijk is deze laatste in de familienaam bewaard gebleven. De betekenis van de plaatsnaam is wellicht afgeleid van een bepaalde boom. Vosselen is daarvan dan de meervoudsvorm.

Vosselen is dus afgeleid van Vosholen en heeft betrekking op een stuk land waar veel vossen voorkomen en dientengevolge vele vossenholen waren. Vosselen ligt op een zandrug aan de rivier de Aa en in vroeger tijd was die zandrug begroeid met heide en struiken en daarmee een ideale plek voor vossen.

Hieronder een kaart uit het einde van de 19e eeuw van Vosselen:

06

Bussel en Beek

Over de gehuchten tussen Someren, Asten en Lierop en de middeleeuwse ontginning van een vochtig landschap. Tussen Someren, Asten en Lierop strekt zich een cultuurlandschap uit met verspreide gehuchten en kleinschalige kampontginningen, afgewisseld met de beekdalen van kleine stroompjes die afwateren op de Aa, zoals de Kleine Aa, Meervensche Loop en Busselsche Loop. De gehuchten gaan terug op middeleeuwse hoeven, die de kleinschalige ontginningen ter hand hebben genomen.

07

De gekanaliseerde, maar nog altijd bochtige loop van de Kleine Aa nabij het gehucht Boomen.

Over de ontwikkeling van het hoevenlandschap ten noorden van Someren en rond Lierop zijn we goed geïnformeerd dankzij historisch en historisch-geografisch onderzoek. Een aantal van de gehuchten in dit gebied zijn in feite buurtschappen van Someren. Dat geldt voor Slieven en Vlerken. Deze buurtschappen zijn te herleiden tot hoeven uit de Volle en Late Middeleeuwen. Slieven was een drassig gebied tussen de Kleine Aa en de Aa, dat in de 12e of 13e eeuw werd ontgonnen. De naam verwijst naar de aanwezigheid van een ven. De naam Vlerken komt voor het eerst voor in 1350 als Vladeracken (Vladderakker), hetgeen de aanduiding kan zijn van een moerassig weiland. Ook andere gehuchten, zoals Achterbroek en Groenstraat, refereren aan laatmiddeleeuwse ontginningen van relatief laaggelegen land. Van Groenstraat is bekend dat hier een stuk grond werd ontgonnen in 1445.

Het gehucht Boomen is ouder. Deze buurtschap wordt vermeld in een oorkonde uit 1327, maar er is een verwijzing naar een verdwenen oorkonde uit 1254, waarin de hoeve aan de priorij van Postel (Someren) wordt geschonken. Boomen is thans een beschermde historisch-stedenbouwkundige structuur, al is de relatie met het omliggende landschap door uiteenlopende ontwikkelingen aangetast. De oudste gehuchten rond Lierop zijn waarschijnlijk Moorsel en Hersel. Hoewel archeologisch (nog) niet aangetoond, dateren deze toponiemen wellicht uit de Vroege Middeleeuwen. Ook het toponiem Moorsel verwijst overigens naar de ontginning van een stuk land nabij een moeras. Hersel betekent mogelijk bosachtig moeras. Het beeld dat derhalve uit het historisch onderzoek naar voren komt is dat van een hoevenlandschap tussen de grote dekzandcomplexen van Someren, Asten en Lierop, waarvan de lager gelegen en vochtige gronden nabij de beekdalen, vennen en moerassen in de regel werden ontgonnen gedurende de Volle en Late Middeleeuwen. Lierop zelf is overigens ontstaan als dochternederzetting van Asten. Het dorp heeft zijn kleinschalige karakter in de loop van de eeuwen behouden, en wordt onder meer gekenmerkt door het intacte historische (19e eeuwse) wegenpatroon.
Een fraai complex van kleinere ontginningen wordt gevormd door Moorsel, Heieind en Oeyenbraak ten westen van Lierop. Moorsel ligt aan de rand van een open akkercomplex, dat voorzien is van een omwalling die vermoedelijk dateert uit de Middeleeuwen, toen Maria van Brabant aan de daar wonende broeders een gemeynt schonk (1244). Tevens worden de akkers omzoomd door een begroeiing van zomereik, grove den, met een ondergroei van onder andere vlier en kamperfoelie. Het akkercomplex bevat een ontsluitingsstructuur met zandpaden. De drie gehuchten en bijbehorende ontginningen liggen aan de doorgaande route van Lierop naar Geldrop. Ter plekke splitste zich een route af die door de heide naar Heeze liep. De relicten van deze route, een reeks stuifzandwallen, worden beschreven onder Waardevol Cultuur Landschap (WCL) 12. De ontginningscomplexen zijn geassocieerd met deze route.
Het hoevenlandschap zich voort ten oosten van de Aa. Hier liggen de gehuchten die behoren tot Asten, zoals Oostappen, Diesdonk (Achterste en Voorste Diesdonk), Bussel, De Beek, Dijk, Vosselen, Laarbroek en het dorp Ommel.

Ontwikkelingsrichtingen
Algemeen: Dit WCL biedt wellicht goede ontwikkelingsmogelijkheden voor bepaalde vormen van landbouw. Aansluitend op de landschapsgeschiedenis en kleinschaligheid van de inrichting kan hier bijvoorbeeld worden gedacht aan nieuw-vestiging van kleinere bedrijven met gemengd grondgebruik. Eventuele nieuw-vestiging van agrarische bedrijven zou hier het historische model van verspreide hoeven kunnen volgen. Landbouw kan in dit WCL voorts worden gecombineerd met beheer van bestaande natuurwaarden of (her)ontwikkeling van ecologische waarden. Elders in Nederland vinden we daarvan een goed voorbeeld op het Balloërveld in Drenthe. Extensief gebruik van de beekdalen (beweiding) wordt daar afgewisseld met experimenten met graanverbouw op de dekzandplateaus en beheer en ontwikkeling van historische en ecologische waarden. Toepassing van gemengde landbouw en natuurontwikkeling zou in dit WCL het contrast kunnen herstellen tussen hogere, droge delen van het landschap en lagere, natte delen, zoals de kleine beekdalen, laagten en voormalige vennen. Net als in de andere geselecteerde gebieden is ook het contrast tussen de hogere gronden en de beekdalgronden in de 20e eeuw vervaagd. De beekdalen in het gebied vragen hier zeker om een 'revitalisering'.
Algemeen: In het kader van de reconstructie zou kunnen worden onderzocht op welke wijze de ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden gebruikt om ook de relatie tussen de gehuchten en de aangrenzende beekdalen en laagten weer te versterken. Daarbij kan worden gedacht aan differentiatie in landgebruik, natuurontwikkeling, herstel van beplanting en hakhoutwallen langs de wegen, herstel van veedriften vanuit de gehuchten naar de beekdalen en van de oude verkeersinfrastructuur door de beekdalen (inclusief oude voorden en bruggen). Dat laatste is belangrijk, omdat grote delen van het landschap door het verdwijnen van de kleinschalige infrastructuur 'ontoegankelijk' zijn geworden voor bewoners en bezoekers. Het herstel van de kleinschalige infrastructuur (in relatie met agrarisch grondgebruik) zou onderwerp kunnen zijn van een Belvedère-aanvraag.
Algemeen: De gehuchten bevatten archeologische waarden die bij ingrepen zorgvuldig moeten worden behandeld. Dat geldt voor archeologische resten onder bolle akkers, maar ook voor overstoven plaggenbodems (Herselse Heide) en afzettingen in de beekdalen. Het spreekt voor zich dat in het geval van natuurontwikkeling en waterberging in het dal van de Aa vooronderzoek een vereiste is.
Specifiek: De overstoven akkers en plaggenbodems op de Herselse Heide zijn een goede aanleiding om ter plaatse informatie te verstrekken over het ontstaan en de geschiedenis van de stuifzandcomplexen in het gebied, alsmede van de kampontginningen die inmiddels onder het stuifzand schuilgaan. Dat zou bijvoorbeeld kunnen met behulp van visualiseringstechnieken in een speciaal daarvoor op te stellen 'tijdvenster', zoals die al enige tijd worden gebruikt in het Belgische Ename. In een tijdvenster kunnen landschapsbeelden worden opgeroepen, die voor de beschouwer 'over' het huidige landschap worden geprojecteerd. Ook kan een stuifzandprofiel met een overstoven akkerlaag worden getoond, of kan een lakprofiel daarvan worden opgenomen in het tijdvenster.
Algemeen: Een geschikt thema voor een erfgoededucatieproject wordt tenslotte gevormd door de geschiedenis van de laatmiddeleeuwse kastelen en hoeven rond Someren. De kasteelterreinen en hoeven kunnen worden opgenomen in een toeristisch-recreatieve route, maar kunnen ook op verschillende manieren worden 'gemarkeerd' (bijvoorbeeld door middel van beplanting en landschapskunst). Aan de locaties van hoeven kunnen de oorspronkelijke namen worden teruggegeven.

Hieronder een kaart uit het einde van de 19e eeuw van de gehuchten Bussel en Beek:

08

Overzicht van de huizenquohiernummers, kadasternummers en huizingnummers per gehucht:

Gehucht Huizenquohiernummer 1736 Kadasternummer 1832 Huizingnummer 1859 Huidige adres 2023
Beek Dyck huis 16 en 17 4 cijfers, begint met F12 2 cijfers, begint met B5 Beekstraat
Bussel Dyck huis 18 tot en met 22 3 cijfers, begint met F8 2 cijfers, begint met B5 of B6 Busselseweg
Dijk Noordzijde Dyck huis 9 tot en met 15 3 cijfers, begint met F7 of F8 2 cijfers, begint met B4 of B5 Dijkstraat
Dijk Zuidzijde Dyck huis 1 tot en met 8 3 cijfers, begint met F6 of F7 2 cijfers, begint met B3 of B4 Lagendijk en Hoekstraat
Sluis X komt niet voor 3 cijfers, begint met F6 of F8 2 cijfers, begint met B5 Dijkstraat
Vosselen Oostaden huis 15 tot en met 22 3 cijfers, begint met F3 of F4 2 cijfers, begint met B2 of B3 Keizersdijk en Dijkstraat
Referenties
  1. ^Bannenberg et al (https://research.vu.nl/ws/portalfiles/portal/76636840/Dissertatie_Bijsterveld_bijlage_6.pdf)
  2. ^Instituut voor dialectologie, volkskunde en naamkunde (https://home.uni-one.nl)