logo

De Vonder Homepagina


Selecteer een deel waar je informatie over wil weten


Sluis X

In de 17e eeuw waren er al plannen om een kanaalverbinding tussen 's-Hertogenbosch en Luik te maken en hieronder een citaat uit het promotie-onderzoek van Beermann1:

Onze aandacht allereerst aan de waterwegen wijdend, moeten wij als kardinaal feit constateeren, dat een waterverbinding van Noord en Zuid langs 's-Hertogenbosch en door de Meierij ontbrak. Wat zou bijvoorbeeld 's-Hertogenbosch niet hebben kunnen profiteeren van een rechtstreeks kanaal met het Zuiden, met het prins-bisdom en de stad Luik! Aan pogingen in die richting ontbrak het niet. In 1612, tijdens het Bestand dus, werden er projecten opgesteld om tussen Hasselt en 's-Hertogenbosch, via Eindhoven, een waterweg aan te leggen, waardoor de hoofdstad der Meierij aansluiting verkreeg op het Zuid-Nederlandse scheepvaartnet.
Kwartierschout Van Gerwen wilde het in de dertiger jaren der zeventiende eeuw anders. Het riviertje de Aa zou bevaarbaar moeten gemaakt worden tot het kasteel van Asten en vandaar naar Maaseyck diende een kanaal gegraven te worden, waardoor een directe scheepvaartverbinding 's-Hertogenbosch-Luik tot stand gebracht was. Dit waren de plannen der zeventiende eeuw, plannen, die nooit tot uitvoering gebracht werden. De achttiende eeuw kende soortgelijke ideeën, de negentiende eeuw zag eindelijk de verwerkelijking in de bekende Zuid-Willemsvaart. Dat men zo hardnekkig naar een nieuwe waterweg zocht, terwijl men de Maas toch bezat, vindt zijn oorzaak in het feit, dat men van een nieuwe verbinding verwachtte, dat deze sneller en vooral goedkoper, denk aan de talrijke Maastollen, zou zijn. 

Dit wordt door A. van Sasse en van Ysselt uitvoeriger beschreven in Taxandria2:

Over de geschiedenis van de Zuid-Willemsvaart lezen we bij Wikipedia, aangevuld met een artikel over de Meijerij3 het volgende:

De Zuid-Willemsvaart is een kanaal genoemd naar koning Willem I onder wiens bewind en op wiens instigatie het kanaal tot stand kwam, als alternatief voor de Maasroute. Het kanaal kwam in relatief korte tijd gereed omdat men voor een belangrijk deel gebruik maakte van reeds aanwezige vaarwegen, met name het Canal du Nord ofwel de Noordervaart. Delen van dit kanaal zijn onder de heerschappij van Napoleon Bonaparte gegraven als vaarverbinding aan de Noordgrens van het Franse rijk tussen de Schelde, de Maas en de Rijn. Het gedeelte tussen de Schelde en de Maas bereikte bij Lozen het hoogste niveau. Om het kanaal hier van water te voorzien dachten de Franse autoriteiten aanvankelijk aan de kanalisatie van de Dommel en / of de Aa. Dit plan stamde nog uit het eind van de 18e eeuw en had als doel stadsmest uit 's-Hertogenbosch aan te voeren om daarmee de Peel en de Kempense heidevelden te ontginnen. De Dommel en de Aa voldeden echter niet, dus besloot men Maaswater te gebruiken. Dit werd door het voedingskanaal afgetapt bij Smeermaas en voerde het naar een bassin in Lozen. Aan dat kanaal werd in 1804 begonnen en was gereed in 1809 en was slechts 5 meter breed.

Onder koning Willem I werd door middel van een uitgebreide kanalenaanleg actief geprobeerd de verkeersverbindingen te verbeteren en zo vooral het handelsverkeer in de noordelijke Nederlanden te doen herleven. De Zuidelijke Willemsvaart was bedoeld om het Luikse industriebekken en de Noord-Nederlandse handelssteden te verbinden en een betrouwbaar alternatief te bieden voor de Maasvaart. De ontsluiting van het tussengebied was geen belangrijk uitgangspunt: het kanaal ging bijna overal aan de bestaande bebouwing voorbij. Voor het tracé viel de keuze in Noord-Brabant uiteindelijk op het Aa-dal. Deze rivier kruist dan ook op diverse plaatsen middels duikers het kanaal. In 1821 viel het besluit tot de aanleg. Op 1 juli 1825 kwam het gedeelte van 's-Hertogenbosch tot Helmond gereed en in 1826 volgde de openstelling van het verdere kanaal voor zover het toen gereed was, tot Maastricht. De doortrekking tot aan Luik vond pas na de Belgische afscheiding plaats.

In de Nederlandsche Staatscourant van 21-04-1823 wordt nog gemeld dat de aanbesteding van de sluizen 9, 10 en 11 te duur uitpakt en opnieuw zal moeten worden gehouden:

01

De vorderingen worden besproken in onderstaand artikel in het Journal de la province de Limbourg van 12-02-1824:

Er wordt reclame gemaakt om goederen te verschepen over de Zuid-Willemsvaart, waarbij ook Asten wordt aangedaan, zoals te lezen is in de Rotterdamsche courant van 29-03-1828:

Het is kennelijk een succes want binnen een jaar is er al een wekelijkse beurtvaart, zoals bericht in de Rotterdamsche courant van 17-02-1829:

Voor het gebruik van de sluizen moest tol betaald worden en linksonder staan in het Journal de la province de Limbourg van 14-05-1829 de prijzen van de sluizen van Asten en directe omgeving met rechtsonder een foto van een sluis in de Zuid-Willemsvaart:

Er kon ook gevist worden en in de Nederlandsche staatscourant van 24-12-1828 wordt het viswater in de Zuid-Willemsvaart verpacht, waarbij sluiswachter Witzel (Voormalig sluiswachtershuis F673) bij Sluis X wordt genoemd:

Regelmatig moet er onderhoud worden gepleegd, zoals blijkt uit onderstaande aanbesteding in de Bredasche courant van 08-03-1834: 

En soms betreft het onderhoud de brug, zoals gemeld in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 02-06-1848:

De Leydsche courant van 16-08-1847 maakt melding van een te vol geladen schuit en mensen raakte bij Asten in het water:

Door afwatering vanuit de Belgische Kempen komt het water soms hoog te staan in de Zuid-Willemsvaart en men zoekt naar oplossingen hiervoor in de buurt van Asten, aldus het Algemeen Handelsblad van 09-02-1853:

Hieronder meldt De Noord-Brabanter van 22-01-1856 dat de Budelnaar Joannes (Jan) de Laat, geboren te Budel op 07-01-1804 als zoon van Joannes de Laat en Anna Mechtildis Fransen, sinds 8 januari 1856 wordt vermist. Men vermoedt dat hij in de Peel onder Asten is verdwaald:

Rechts zijn overlijdensakte opgemaakt in Aarle-Rixtel, waaruit blijkt dat Joannes (Jan) de Laat op 28 januari 1856 uit de Zuid-Willemsvaart aldaar is opgedregd. Jan de Laat is vermoedelijk op de dag van zijn vermissing verdronken in het kanaal en dat wordt ook bericht in De Noord-Brabanter van 04-03-1856:

Soms werd ook Sluis XI onder Asten gerekend, zoals bij de verdrinking van Francis Nicolaas Trouwen, geboren te Nederweert op 06-12-1833 als zoon van Petrus Adrianus Trouwen en Joanna Maria Horix, zoals gemeld in De Noord-Brabanter van 09-10-1858.

De overlijdensakte is weliswaar op 03-10-1858 te Someren opgesteld.

In 1864 is er onderhoud aan het kanaal en is er beperkte doorvaart, zoals blijkt uit onderstaande bericht in De Noord-Brabanter van 01-08-1864:

In 1869 gebeurde bij de brug een ongeluk met een oudere inwoner van Lierop, waarvan het Venloosch Weekblad van 31-07-1869 linksonder verslag doet. Rechts de overlijdensakte van het slachtoffer Joannes Franciscus Coenen:

In de Provinciale Noord Brabantsche en 's Hertogenbossche courant van 16-07-1874 vergadert Provinciale Staten over een afwijzing van een subsidie voor de verharding van de weg van de kom van Asten naar Sluis 10:

01a

De komst van het kanaal had vele voordelen, maar in de krant het Rotterdamsch Nieuwsblad van dinsdag 13-11-1894 maakt ook melding van een voorval met oplichting en maagdenroof:

02

Deze herberg Giebels stond aan de Lieropse kant van de Zuid-Willemsvaart en voor een deel was dat toen nog Astens grondgebied, omdat eerder de rivier de Aa de grens vormde. In het bevolkingsregister over de periode rond 1890 vinden we dijkwachter Martinus Giebels terug wonende op Boomen. Hij heeft een zoon Hendricus van 18 jaar en een dochter Helena Maria van 17 jaar en het zijn deze kinderen waarover in het bovenstaande artikel wordt gesproken:

03

Een dag later meldt dezelfde krant, maar dan van woensdag 14-11-1894, dat de oplichter in de kraag is gepakt:

04

In het 'Gedenkboek uitgegeven ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs', uitgegeven in 18974, worden de scheepvaartbewegingen genoemd en waarbij de turfstrooiselwinning door het Astense Peelkanaal voor een flinke toename zorgde:

In 1915 wordt opdracht gegeven tot vernieuwing van de ophaalbrug over Sluis X en Sluis XI, zoals gemeld in de Nederlandsche Staatscourant van 03-11-1915 en de vernieuwing vindt plaats in 1916 aldus diezelfde krant van 27-10-1916:

04a

04b

Links een foto van een Nederlandse soldaat, vermoedelijk van het Korps Politietroepen, voor de brug over Sluis X aan de Dijkstraat en rechts een foto van diezelfde brug rond 1970.

05 06

In het weekblad van Deurne van 02-06-2019 staat een verhaal opgetekend onder de naam Peel onder vuur; de strijd bij Sluis X:

In mei 1940 voert kapitein J. de Vries het bevel over een batterij 6-Veld kanonnen. Met zijn eenheid bemant hij de Peel-Raamstellingspost Helenaveen totdat ook die in de nacht van 10-11 mei moet terugtrekken naar de Zuid-Willemsvaart. Daar raakt hij diezelfde dag nog verwikkeld in de strijd bij Sluis 10. Amper drie weken na die chaotische dag vol onzekerheid legt hij nog vol emotie zijn ervaringen vast. Dit verhaal leunt zwaar op zijn toen opgetekende verslag.
Tegen het ochtendgloren wordt Sluis 10 bereikt, alwaar we stellingen moeten betrekken en wat voor stellingen! Geen boom of struik als dekking. Een recht kanaal met een rechte weg op de dijk erlangs, erachter laagland en moeras. Alles open en bloot vanuit de lucht te zien. Kortom een vermoord-stelling. Nergens kazematten, nergens een aarden stelling. Een schande voor een land, dat reeds acht maanden gemobiliseerd is.
Hoe de infanterie verdeeld is, weet ik niet. De stelling wordt onderbroken door een recht tegenover de sluis gelegen café met sluiswachterswoning. Rechts van die woningen laat ik een 6-Veld kanon en een stuk pantserafweergeschut opstellen met een vrij schootsveld op de weg van Sluis 10 naar Asten en enkele huizencomplexen in het voorterrein.
In de ochtend signaleren we in het voorterrein vijf vijandelijke verkenners. We schieten, waarop zij hun biezen pakken. In de omgeving fietsen herhaaldelijk boeren, maar achteraf blijken dat verklede Duitse soldaten die daar mortieren opstellen. We krijgen opdracht ons op een eventuele terugtocht voor te  bereiden. We moeten al onze munitie zo  opstellen, dat we die meteen mee kunnen nemen. Ik ben in het rechter stellinggedeelte als de vijand plotseling met zware mitrailleurs begint te schieten. Haastig vlucht ik de sluiswachterswoning in. Daar haal ik de lichte mitrailleur achter het bovenlicht weg… een te gemakkelijk doelwit.
Even later, onderweg naar Lierop ontploft vlakbij een projectiel,10 meter van mij vandaan gaapt een groot gat, dat wel van een mortiergranaat moet zijn! Wij worden dus door vijandelijke mortieren onder vuur genomen! In het linker gedeelte van de stelling blijkt het gevecht in volle gang. Bij tientallen fluiten ons de kogels om de oren, achter ons slaan mortiergranaten in. Dan komt er bericht, dat de vijand op de linkerflank het kanaal over is, hij kan ons dus ook van linksachter belagen.
Een Duits vliegtuig vliegt zo'n 30 tot 50 meter boven de stelling, z'n mitrailleurs braken aan één stuk door patronen uit. Hierdoor zinkt het moreel van de troep. Dat toestel wordt onder vuur genomen, maar blijft toch steeds terugkomen. De kogels ploffen een meter van ons in het zand, niemand wordt geraakt. Waarom vliegt dat toestel steeds recht boven de dijk? Wat verder terug en we waren als ratten weggeschoten. Dan hadden we het niet overleefd. Ik heb de indruk, en velen met mij, dat de vijand ons wil sparen, waarom weet ik niet.
Op een gegeven moment komt vanaf Sluis 11 een vrachtauto aanrijden. Uit Meijel teruggetrokken soldaten in de laadbak vertellen ons, dat de Duitsers de weg Someren-Heeze al over zijn. We kunnen nu dus ook van rechtsachter aangevallen worden. Hopelijk worden we niet omsingeld. Achteraf zal blijken, dat onze rechterflank op dat moment al beschoten wordt.
Onder luid gejuich gaan de boerderijen, waarin de vijand zich verschanst houdt, in vlammen op. Er sneuvelen zeker twee volle wagens Duitsers. In de dorpen is dit het onderwerp van gesprek. Wij danken dit succes aan onze kanonnen, aan luitenant De Zeeuw met zijn zware mitrailleur op een aak en aan die dappere soldaat Suurewaardt. Zij blijven maar schieten, al liggen ze zelf onder vuur.
De compagniecommandant is na het stoppen van de beschietingen nergens te vinden. Kapitein de Vries informeert daarom de bataljonscommandant over de dreigende insluiting. Die besluit terug te trekken maar wel in goede orde en met rugdekking. De Vries vervolgens: Dit terugtrekken verloopt uiteraard enigszins paniekerig, wat wel te begrijpen is in dit open terrein.
De compagniecommandant kan natuurlijk ook gesneuveld zijn, daarom wijzen enkele onderofficieren de Vries aan als waarnemend commandant. Hij instrueert hen hoe terug te trekken en wil daarna eerst bij de stelling zijn fiets op gaan halen. Daar wordt dan nog geschoten. De Vries: Deze mensen wil ik waarschuwen. Kennelijk heeft het bevel tot terugtrekken hen niet bereikt. Plotseling slaan zowel vóór als rechts van me mortiergranaten in. Ik val in een greppel en blijf liggen. Als het schieten afgelopen is en ik weer enigszins tot mezelf gekomen ben, hoor ik het geratel van mitrailleurkarren. Ook hoor ik Duitse bevelen schreeuwen. Ik heb de indruk, dat de vijand de sluis over trekt. Het is ongeveer half acht en ik besluit stil te blijven liggen tot het donker is. Als de Duitsers mij zien, ben ik verloren. Onder dekking van de duisternis zal ik dan straks weer bij mijn troep aan proberen te sluiten. Een stoet trekt intussen naar Lierop.
Cor Raaijmakers wordt in 1933 op Den Boomen geboren, hij zal er zijn hele leven blijven wonen. De Duitse inval herinnert hij zich nog goed, ook al is hij dan pas zeven. Met zijn jongste broer en zus is hij al naar bed als enkele Duitsers hun huis binnendringen. Ze dwingen zijn ouders en zijn vijf oudere broers en zussen mee te gaan. Cor zegt: "Ik hoor bij wijze van spreken onze Harrie, mijn oudste broer, nog protesteren. Een Duitser slaat hem met de kolf van zijn geweer op z'n schouder, terwijl hij 'Ook eruit!' schreeuwt. Ik zie het allemaal nog voor me. En ook hoe mijn familieleden daarna vóór die Duitsers uit naar Lierop lopen!"
Cor gaat verder: "Mijn jongste broer, mijn zusje en ik lopen door een droge sloot naar onze buurman, daar wachten wij af. Vlak voor de bebouwde kom moet het hele spul stoppen. Met het geweer in de aanslag stellen die Duitsers zich in een kring rond mijn familie op en ons moeder, dat heeft ze achteraf vaak verteld, zegt tegen haar kinderen: 'Nou bid maar een akte van berouw!' Zij denkt: 'Het kan ieder moment afgelopen zijn!' Er wordt wat gesmoezeld tussen de leiders, de soldaten springen in het gelid en onze vader en ons moeder mogen met hun kinderen weer naar huis. Ik raak er maar niet over uit gefilosofeerd, wat daar de opzet van is? Maar ik denk gewoon intimidatie. Waarschijnlijk  willen ze zo de tegenstand van de Hollanders breken. Ik vergeet het nooit!"
Halsoverkop trekken de Hollandse militairen zich terug, dat herinnert Cor zich ook nog. "Ze laten alles  achter. Hier tegenover op de slootkant blijven enkele kisten vol nieuw paardentuig liggen. Wij kunnen dat goed gebruiken. Maar daar blijf je af, dat is van het leger. Een uur daarna nemen de Duitsers alles mee!"
Misschien is het imponerende optreden van die Duitsers tegenover de familie Raaijmakers nog wel aan de gang, als kapitein De Vries 'm smeert onder dekking van de duisternis. Nu eens kruipend, dan weer springend, maar steeds zoveel mogelijk in dekking, probeert hij onder Lierop langs ongezien weg te komen. Toch moeten de vijandelijke militairen bij de sluiswachterswoning iets gemerkt hebben, want ze speuren met een schijnwerper de omgeving af. De Vries springt, hij staat opeens tot zijn middel in het water, trekt zijn hoofd in en ziet die blauwe lichtbundel over zich heen flitsen. Ze zien hem niet. Uitgeput, doornat en steenkoud, zijn jas zit nog altijd op zijn fiets bij de stelling, als ie niet al lang in Duitse handen is, kruipt en sluipt hij verder.
Rondom ziet hij iets als oranje ballonnen in de lucht. Aan beide kanten gesprekken in het Duits, die hij niet verstaat. Uitgeput valt hij in een roggeveld in slaap. Als hij vijf uur later wakker wordt, schijnt de zon in zijn gezicht. Zijn hart bonst in zijn keel als hij bij een boerderij aanklopt. Hij krijgt er melk maar wacht niet op het hem aangeboden eten, hij wil naar zijn troep. De boer wijst hem de weg. Wat verder op zijn zwerftocht over de Strabrechtse Heide stuit hij op een stel militairen, Nederlanders gelukkig! Eén van hen, een korporaal van de militaire politie, vertelt hem dat Heeze al sinds gisterenmiddag drie uur bezet is.
De Duitsers hebben Heeze tijdens die schermutselingen bij de sluis, gisteravond tussen 18.00-19.00 uur, dus al in handen. En dan later die avond zoiets vreemds die oranje ballonnen aan de westelijke hemel. Geleidelijk aan krijgt kapitein De Vries grip op de situatie. Een pijnlijk gebeuren, het ontregelt hem. Hij weet de vesting Holland te bereiken en meldt zich dan als krijgsgevangene.

Hieronder een foto van de in 1944 opgerichte noodbrug bij Sluis X, de foto is ontleend aan het verhaal 'Een drama in vele bedrijven' van Gerard Geboers5:

Hieronder een foto van schepen wachtend voor Sluis X:

07

Hieronder kaarten van 1880, 1920 en 1960 rondom Sluis X, waaruit blijkt dat er maximaal vier huizen stonden:

08

09

10


De meest gebruikte referenties staan in de introductie vermeld

Laatst bijgewerkt op 31 juli 2024, 14:31:08

Heemhuis, Molenstraat 10, 5711 EW, Someren
Open voor bezoekers op dinsdagochtend van 9 tot 12 uur en op donderdagavond van 19 tot 21 uur (0493) 472 423 hkkdevonder@xs4all.nl


Archeologiehuis, Molenstraat 14, 5711 EW Someren
Open na afspraak, bel hiervoor Jacques van Ooijen op 06-36 14 12 02 of mail gewoonjacques@gmail.com


Deze website maakt geen gebruik van cookies

ADM

XSSMMDLGXL

Printen