De pagina Asten/Burgemeester Frenckenstraat/Voormalige fabriek G499 wordt nu weergegeven
Asten/Burgemeester Frenckenstraat toevoegen aan selectieAsten toevoegen aan selectie

Bewoningsgeschiedenis

Dit is een deel van de bewoningsgeschiedenis gemaakt op 29-03-2024 12:03:20
Voor de voor het laatst bijgewerkte versie surf je naar https://www.heemkundekringdevonder.nl/bewoningsgeschiedenis

Voormalige fabriek G499

Het woongedeelte van de fabriek staat beschreven in de toenmalige Tramstraat (zie Prins Bernhardstraat 24), waarbij gemeld wordt dat David Horn vanaf 1822 op deze plaats een textielfabriek had. Bij het kadaster van Asten over de periode 1811-1832 staat de fabriek op naam van David Horn:

Kadaster 1811-1832; G499:
Fabriek groot 06 roede 20 el, het Dorp, klassen 1.
Eigenaar: David van Horn.

01

02

Bij heemkundekring Gemert1 lezen we het volgende over de opkomende katoenindustrie in het oosten van Noord Brabant:

Door de algemene invoering, waaronder ook in Nederland, van hoge invoerrechten op buitenlandse garens na de val van Napoleon en de heroprichting van oude staatsgrenzen, werd het afzetgebied van de na 1800 sterk opgekomen spinnijverheid in het Rijnland vrij abrupt sterk beperkt. Het aantal spinnerijen in Mönchen-Gladbach en Rheydt daalt dan ook fors tussen 1811 en 1816.
Enkele van de spinners daar trekken de grens over om in hun oude afzetgebieden een nieuw productiebedrijf op te richten. Zo treffen we in onze streken rond 1818 in Aarle-Rixtel de spinner Gerhard Busch aan, voor Helmond wordt in dezelfde tijd Joseph Bottard genoemd en in Asten vestigt zich een zekere David Horn. De katoenspinnerij van Bekker in Gemert is vermoedelijk echter de eerste mechanieke spinnerij in de regio.

David Horn woonde rond 1817 op het kasteel (zie Kasteelruïne) en vanaf 1827 met zijn gezin in het tegenover de fabriek liggende huis (zie Burgemeester Frenckenstraat 47). De fabriek van katoenen en halfwollen stoffen te Asten had in 1841 in haar fabrieksgebouw ongeveer 40 arbeiders in dienst en in 1853 ongeveer 20 arbeiders in dienst en daarbuiten ongeveer 400 arbeiders.

David Horn is op 18-02-1846 te Asten overleden en het bedrijf met de naam 'David Horn en zonen' wordt voortgezet door zijn zonen Pieter Coenraad en Heinrich Horn. Kort daarna overlijdt Pieter Coenraad, zoals te lezen in de Opregte Haarlemsche courant van 08-01-1850:

03

Op basis van onderstaande advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche courant van 18-04-1857 kunnen we opmaken dat het een redelijk grote fabriek met machines in handen van 'David Horn en zonen' was en dat die fabriek tot 1857 operationeel is geweest:

04

De heemkundekring Gemert1 geeft een beschrijving van de katoenspinnerijen:

Bij een mechanieke spinnerij om in het toenmalige woordgebruik te blijven moeten we ons niet teveel voorstellen. De apparatuur die de Duitse spinmeesters hier introduceerden was technisch gezien een eind achter bij de Engelse spinnerijmachines. Met de genoemde inventaris kunnen we ons een beetje een beeld vormen van de technische inrichting. Het spinproces verliep toen in het algemeen in de volgende stappen en met de volgende apparatuur.
De katoen wordt na het openen der balen een eerste reinigingsbeurt gegeven op een zogenaamde voorklopper of pluismachine. Daarna wordt het katoen nog verder gereinigd en in hoopjes gelijkgerichte vezels uiteengetrokken in de naklop- of spreimachine. Op een zogenaamde kaard-machine worden dan de plukken katoen die van de naklopper komen tot een evenwijdig en gelijkgericht lint samengetrokken. Het eigenlijke spinnen gebeurt op zogenaamde spinmolens of spinmachines, gemechaniseerde versies van het spinnewiel, waarbij het uittrekken en ineendraaien van de voorgesponnen draad tot een gelijkmatige draad, op diverse spillen tegelijk, op een apparaat gebeurt dat door een persoon bediend kan worden.
In de spinnerij te Asten waren in 1856 tenminste zes kaarden, een voorspinmolen en vier handmachines. De kaarden dienden om het katoen uiteen te pluizen, schoon te maken en de vezels een gelijkgerichte strekking te geven. Met de voorspinmolen kon men losse draad vormen, die dan op de genoemde handmachines tot een gelijkmatige stevige draad werd gesponnen, Alle bewerkingen zijn dus handarbeid, waarbij ook menselijke arbeid ervoor moest zorgen dat de machines in beweging bleven. In de spinnerij te Asten werd voor dit laatste voor een deel paardenkracht met een rosmolen ingezet.
In 1841 beschikte de Astense spinnerij voor het eigenlijke spinnen over twee Engelse spinmolens en zes Duitse spinmachines. De spinmolens leverden een grof soort garen en kwamen toen nog veel voor als handmolen, hoewel er ook molens waren waarbij dieren voor de aandrijving konden worden ingeschakeld. Ook de Duitse spinmachines waarvan sprake is, zijn waarschijnlijk een soort spinmolen geweest. Hun tegenhanger, de fijnspinmachines zoals die door Arkwright waren uitgevonden, waren geconstrueerd voor aandrijving door water- of stoomkracht vanwaar de naamgeving water-framer. Een andere aanwijzing dat bij het machinaal spinnen in het Zuidoost Brabantse toen vrijwel alleen spinmolens zijn gebruikt vormt het productiepakket dat voornamelijk uit grove garens bestond.
Het werk op de spinmolen vereiste zeer veel ervaring. Men mag aannemen dat Horn en zijn bijbehorend vaste personeel het spinwerk deden, terwijl de vele, meest jeugdige werkkrachten ingeschakeld waren bij voorbewerkingen als kaarden, pluizen en voorspinnen. De spinnerijen fungeerden waarschijnlijk als een soort armenfabrieken, waarvan ruim de helft van de arbeidskrachten in de Astense spinnerijen bestond in 1841 uit kinderen van behoeftige ouders. De stimulans om de voorbewerkingen te mechaniseren was dus zeer waarschijnlijk niet groot. Het overvloedige aanbod van zeer goedkope arbeidskrachten hield de voorbewerkingskosten laag. Ook de vervanging van de spinmolen door het waterframe zal economisch gezien weinig interessant geweest zijn. Nog afgezien van het ontbreken var goede waterkrachtbronnen in de regio en de zware financiële lasten verbonden aan de invoering van stoomkracht, was de markt voor fijne garens, als gevolg van de goedkope invoer uit Engeland, ook weinig aanlokkelijk.

Ook de fabrieken worden in een grote verkoop volgens de Opregte Haarlemsche courant van 11-07-1856 te koop aangeboden:

05

De fabrieksgebouwen zijn niet verkocht en een van de fabrieksgebouwen wordt als woning in gebruik genomen door de weduwe Sieverts (zie Prins Bernhardstraat 24). Beiden zijn pas verkocht na het overlijden van Heinrich Horn te Asten op 06-04-1879, als laatste van de familie Horn, zoals blijkt uit de advertentie in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 21-06-1879:

06

De koper is sigarenfabrikant Hendrik Leenen, geboren te Asten op 21-06-1818 als zoon van Petrus Antoni Leenen en Petronella van de Mortel (zie Emmastraat 40 tot en met 44) en het fabrieksdeel aan de huidige Burgemeester Frenckenstraat is mogelijk tussen 1857 en 1880 verhuurd geweest aan de familie Leenen.

Het wordt rond 1884 afgesplitst als huis met kadasternummer G1465 en overgenomen door leerlooier Petrus Johannes van den Eijnden, geboren te Asten op 20-06-1851 als zoon van Gerardus van den Eijnden en Petronella Leenen (zie Voormalig huis G440). Hij is als leerlooier op 05-05-1884 te Weert getrouwd met Joanna Maria Petronella Snijders, geboren te Weert op 13-05-1853 als dochter van Antoon Servaas Joseph Snijders en Jacoba Wilhelmina Smidts.

Het deel met kadasternummer G1464 komt dan in handen van Petrus Nicolaas Leenen (zie Prins Bernhardstraat 24).

07

In het bevolkingsregister van Asten over de periode 1879-1890 wonen zij vanaf 1884 in het huis met huizingnummer A127b:

08

Petrus Johannes van den Eijnden verhuist in 1887 naar Visé in België en is op 02-05-1909 te Weert overleden. Joanna Maria Petronella Snijders is op 25-09-1922 te Weert overleden. Het huis wordt in de krant de Zuid-Willemsvaart van 21-05-1887 verkocht:

09

Het huis wordt gekocht door Petrus Johannes van de Cruijs, geboren te Asten op 08-09-1844 als zoon van Theodorus van de Cruijs en Catharina van Veldhoven (zie Marktstraat 1). Hij is als landbouwer en voerman te Asten op 09-01-1874 getrouwd met Anna Maria Goris, geboren te Asten op 12-10-1850 als dochter van Hendrikus Goris en Maria Aarts. Ook over de periodes 1890-1900, 1900-1910, Petrus Johannes van de Cruijs is op 27-03-1907 te Asten overleden, en in de periode 1910-1920 wonen zij in het huis met achtereenvolgens huizingnummer A129, A141 en A149:

10

Zoon Johannes of Jacobus is bij de kermis in Liessel gewond geraakt door een steekpartij, waarbij ook een dode viel, aldus het Nieuwsblad van het Noorden van 01-09-1904:

10a

Zoon Jacobus van de Cruijs is vermoedelijk slachtoffer bij een steekpartij op de kermis van Asten en de Haagsche courant van 21-07-1913 doet hier verslag van met rechts het bidprentje bij zijn overlijden te Roermond op 05-05-1914:

11 12

Tegen de dader, bakker J. B. wordt acht maanden celstraf geëist, aldus rechts in de krant de Zuid-Willemsvaart van 04-10-1913 en krijgt hij zes maanden toegewezen volgens diezelfde krant van 18-10-1913 hieronder:

13

Op basis van leeftijd en beroep is de vermoedelijke dader bakker Johannes Bakens, geboren te Asten op 13-01-1887 als zoon van Johannes Bakens en Maria Apollonia van den Meulenhof (zie Voormalig huis G1369). Op het moment van de kermis huurde hij samen met een zus en een broer de bakkerij van Antonius Marcellus van Bussel (zie Prins Bernhardstraat 2). Na zijn vrijlating is hij getrouwd en woonde in de Wolfsberg (zie Wolfsberg 27). Hieronder een foto van de strafgevangenis in Roermond:

Rechts wordt in een advertentie in de krant de Zuid-Willemsvaart van 22-05-1915 het huis verkocht.

14

Het huis wordt verkocht aan journalist Gerardus Johannes Hendriks (zie Burgemeester Frenckenstraat 47), maar Anna Maria Goris blijft nog wel met haar gezin in het huis wonen en is op 24-03-1918 te Asten overleden.

Rond 1918 wordt het huis verkocht aan fabrikant Antonius Hendrikus Leenen, geboren te Asten op 26-03-1888 als zoon van Peter Johannes Leenen en Johanna Maria Schellings (zie Emmastraat 40 tot en met 44), die het als drogerij met dan kadasternummer G2171 in gebruik neemt. De drogerij komt in 1922 nog korte tijd in bezit van de Naamloze Vennootschap Astensche Teenhout cultuur en industrie Astein (zie Smientweg 1).

Als de Naamloze Vennootschap Astensche Teenhout cultuur en industrie Astein in 1923 failliet gaat, wordt in de krant de Zuid-Willemsvaart van 09-06-1923 de fabriek verkocht:

15

Rond 1923 wordt de fabriek via koekfabrikant Johannes Paulus Hubertus Hoefnagels verkocht aan de gemeente Asten. Het wordt een opslagloods waar ook de Astense brandweer zijn onderkomen vindt. Hieronder een foto van de oude brandspuit en rechts de vrijwillige brandweer met van links naar rechts Antonie Berkers, Antonie Jan Verdijsseldonck, Antonius Embertus van Deursen, Johannes Waals, Hendrikus Antonius van den Einde en Albertus Hendricus Strik.

16.jpg

In het Peelbelang van 04-11-1944 en van 31-03-1945 wordt de voormalige drogerij van de familie Leenen na de Tweede Wereldoorlog nog gebruikt voor de opslag van materialen:

17 18

In 1956 wordt de fabriek gesloopt en voor de Astense brandweer wordt een nieuw kazerne gebouwd aan het einde van de Burgemeester Frenckenstraat.

Overzicht bewoners

Kadasternummer G499
# Periode Naam eigenaar Geboorte Opmerking Verandering
G499 1832-1846 David Horn Waldniel (D) ±1762 katoenspinnerij
G499 1846-1856 Heinrich Horn en Pieter Coenraad Horn Oberniedergeburth (D) 09-04-1803 katoenspinnerij
G499 1856-1879 Heinrich Horn Oberniedergeburth (D) 09-04-1803 fabriek
G499 1879-1884 Hendrik Leenen Asten 21-06-1818 fabriek
G1465 1884-1887 Peter Johannes van den Eijnden Asten 20-06-1851 woning splitsing
G1465 1887-1915 Petrus Johannes van de Cruijs Asten 08-09-1844 woning
G1465 1915-1918 Gerardus Johannes Hendriks Vlieland 12-04-1882 woning
G2171 1918-1922 Antonius Hendrikus Leenen Asten 26-03-1888 drogerij
G2171 1922-1923 Astensche Teenhout cultuur en industrie Astein drogerij
G2171 1923-1938 gemeente Asten opslag
Burgemeester Frenckenstraat 4
# Periode Naam hoofdbewoner Geboorte Tweede persoon Geboorte Vertrek
1820-1846 katoenspinnerij 18-02-1846
1846-1857 katoenspinnerij 30-12-1849
1857-1879 fabriek vermoedelijk verpacht aan familie Leenen 06-04-1879
1879-1884 fabriek in eigendom familie Leenen, wordt na 1884 als huis gebruikt
A127b 1884-1887 Peter Johannes van den Eijnden Asten 20-06-1851 Joanna Maria Snijders Weert 13-05-1853 naar Visé
A127b 1887-1890 Petrus Johannes van de Cruijs Asten 08-09-1844 Anna Maria Goris Asten 12-10-1850
A129 1890-1900 Petrus Johannes van de Cruijs Asten 08-09-1844 Anna Maria Goris Asten 12-10-1850
A141 1900-1910 Petrus Johannes van de Cruijs Asten 08-09-1844 Anna Maria Goris Asten 12-10-1850 27-03-1907
A149 1910-1918 Anna Maria Goris Asten 12-10-1850 weduwe van de Cruijs 24-03-1918
1918-1922 drogerij
1922-1923 drogerij
1924-1956 in gebruik als opslag
1956 gebouw gesloopt
Referenties
  1. ^abHeemkundekring Gemert (http://heemkundekringgemert.nl)