De pagina Asten/Julianastraat/Voormalig fabriekscomplex G1041 wordt nu weergegeven
Asten/Julianastraat toevoegen aan selectieAsten toevoegen aan selectie

Bewoningsgeschiedenis

Dit is een deel van de bewoningsgeschiedenis gemaakt op 28-03-2024 22:03:27
Voor de voor het laatst bijgewerkte versie surf je naar https://www.heemkundekringdevonder.nl/bewoningsgeschiedenis

Voormalig fabriekscomplex G1041

Het voormalige fabriekscomplex van Bluijssen wordt hieronder in de volgende hoofdstukken beschreven:

Introductie

Ik begin dit hoofdstuk met een deel van een vroeg werk van de onlangs overleden Harry Verdijsseldonck dat ik via de stichting Hebeas heb gekregen:

In 1828 heeft Antoon Bluijssen een boterhandel opgericht. De energieke baas bracht deze handel vlug tot bloei en maakte al spoedig reizen naar het buitenland, hoofdzakelijk Zweden. Aan de boterhandel verbond hij ook de boterfabricage. Ook begon zijn zoon Jan rond 1870, ongeveer tegelijkertijd met Jurgens, met de fabricage van margarine en dreef handel met Engeland en Frankrijk. Ongeveer in 1895 breidde hij de zaak uit met een winkelbedrijf en stichtte overal eigen winkels. In Nederland had hij er 100, in België 30 en in Engeland 10 en dat zijn zelfs voor deze tijd nog respectabele aantallen.

In 1900 werd de zaak overgenomen door Jan's drie zoons Willem, Johan en Antoon en Willem was de meest vooruitstrevende van de drie en was meestal op reis. Met Johan, die in Asten de leiding had, verzorgde hij de margarinefabriek, terwijl Antoon de weverij voor zijn rekening nam. Willem voerde het cadeaustelsel in, dat zo'n omvang nam dat de cadeaus op den duur meer waarde vertegenwoordigden dan de verkochte waren. In het begin verkochten de winkels alleen zuivelproducten en dat werd later uitgebreid met andere winkelwaren.

De bontweverij was ontstaan uit de huisindustrie, waarbij door wevers linnen werd geweven en met leverde dit af aan de Bluijssens. Ook buiten Asten werkten de wevers voor Bluijssen, zoals in Someren, Lierop, Mierlo tot in Gemert toe. In de 19e eeuw werd de bontweverij gesticht in een perceel aan de Julianastraat. Daar werd schortenbont, beddentijk en nog meer vervaardigd. Hier had Antoon de leiding. Daar men echter te goede kwaliteit vervaardigde kon men niet concurreren tegen andere weverijen en in 1904 werd de weverij stopgezet. De huisindustrie was toen geheel verlopen.

In 1906 ging Bluijssens failliet. Dit was niet omdat de zaak niet gezond was, maar omdat firmant Johan zijn broers bedonderde. Toen het faillissement van Bluijssens bekend werd, was heel Asten in rep en roer. Alles zat onder de Bluijssens, de arbeiders die er werkten, het talrijke kantoorpersoneel, de winkeliers met geleende gelden enzovoorts. Bluijssens werd niet voor niets 'de God van Asten' genoemd. Bluijssens had ten dele Asten gemaakt, maar aan de andere kant ook industrie tegengehouden.

De fabrieken werden verkocht en de natuurboterfabricage werd voortgezet. Een deel der gebouwen is gekocht door de N. V. Asten Creameries, die zich na de Eerste Wereldoorlog de fabricage van margarineproducten ten doel gesteld had. Er werden hiervoor grote gebouwen neergezet, uitgebreide machine-installaties aangelegd, maar praktisch hebben deze fabrieken niet gewerkt. Zij moesten in mei 1921 worden stilgelegd en in januari 1923 werden gebouwen en machines verkocht. Ongeveer in 1930 werd in een van deze gebouwen de Tricotagefabriek Te Strake en Vercouteren gevestigd. Deze gebouwen brandden in 1935 gedeeltelijk af, waarna een nieuwe fabriek gebouwd werd, waar later de firma ten Cate is gevestigd.

Hoewel het oorspronkelijke verhaal niet geheel met de werkelijkheid klopt, geeft het toch goed weer hoe de firma Bluijssen in een kleine 100 jaar een grote rol heeft gespeeld in Asten.

Harry Verdijsseldonck is geboren op 30-10-1936 te Asten als zoon van Antonie Jan Verdijsseldonck en Christina Cuijpers (zie Burgemeester Wijnenstraat 27). Harry wist veel van de geschiedenis van Asten en publiceerde in Astense verhalen onder het kopje 'vruuger'. Harry Verdijsseldonck is op 18-03-2019 overleden en hieronder zijn bidprentje.

01 02

Vanaf 1843 zijn er fabrieken gebouwd in de toenmalige Fabriekstraat. De meeste fabrieken waren in eigendom van de familie Bluijssen, waaronder een deel in het huis (zie Voormalig huis G943), een blauwververij (zie Voormalige fabriek G599) en een zuivelfabriek. De geschiedenis van de zuivelfabriek wordt in dit hoofdstuk behandeld aan de hand van het verhaal 'Bluijssen in een notendop' van Gerardus Wijnen. Eerst wordt duidelijk gemaakt wie deze Gerardus Wijnen was:

Gerardus (Gérard) Wijnen is geboren te Asten op 18-09-1880 als zoon van Theodorus Wijnen en Petronella Haasen (zie Voormalig huis C682). Hij woonde eerst op de Achterbos alwaar hij de lagere en middelbare school volgde en verhuisde rond 1899 naar het dorp in de huidige Emmastraat. Na het faillissement van de firma Bluijssen in 1907 is hij veelal in de Helmondse textielindustrie te vinden en vestigt zich in 1912 in Helmond.

Gerardus Wijnen is te Helmond op 14-09-1915 getrouwd met Maria Petronella Huberta (Jeannette) Hockers, geboren te Bakel op 14-06-1876 als dochter van koperslager Petrus Fredericus Hubertus Hockers en Cornelia Allegonda Reuser. Zij was een nicht van notaris Adrianus Franciscus Hubertus Hockers, destijds wonend aan de Torenstraat.

Links in de krant de Zuid-Willemsvaart van 15-09-1915 de dankzegging voor de belangstelling bij hun huwelijk en rechtsboven in diezelfde krant van 09-10-1915 hun vertrek naar Aarle Rixtel. Rechtsonder zijn nevenfunctie als administrateur bij het Sint Antonius Gasthuis in de krant de Zuid-Willemsvaart van 02-07-1927:

03

04

05

Later is Gerardus Wijnen verhuisd naar de Kromme Steenweg 1 in Helmond en in de krant de Zuid-Willemsvaart van 25-06-1927 zoekt zijn vrouw een dienstbode. Rechts in de krant de Zuid-Willemsvaart van 18-02-1931 de overlijdensadvertentie van zijn moeder:

06 07

Een vriend van Gerard Wijnen geeft een mooie levensbeschrijving bij zijn 60e verjaardag in de krant de Zuid-Willemsvaart van 16-09-1940:

08

Maria Petronella Huberta (Jeannette) Hockers is op 19-09-1949 te Helmond overleden en Gerardus (Gérard) Wijnen is op 01-12-1970 te Helmond overleden. Hieronder de bidprentjes bij hun overlijden:

09 10

11

In de Volkskrant van 28-04-1972 wordt het huis waarin Gerardus Wijnen en zijn rijke inboedel te koop aangeboden:

12

Het huis bestaat nog steeds met als huidig adres Kromme Steenweg 3 te Helmond.

Zuivelfabriek Bluijssen

Hieronder uit het verhaal 'Bluijssen in een notendop' van Gerardus Wijnen, boekhouder van de familie Bluijssen:

De firma Bluijssen werd opgericht in 1828 door Antoon Bluijssen, die drie zonen had, namelijk Hannes, Willem en Jan, die in de zaak werden opgenomen. Zij hield zich bezig met de handel in boter en kruidenierswaren in het groot en had daarnaast ook vele jaren een winkel in Asten van kruidenierswaren en manufacturen. De afzet van de groothandel had plaats in het binnenland, maar ook vooral wat boter betreft in België, Duitsland en later ook in Engeland. De boter werd ingekocht van winkeliers, die deze verkregen in ruil voor winkelwaar van boeren, die zelf karnden. Ook van specifieke boterhandelaars werd boter betrokken. Later werd de boter aangevoerd en verhandeld op meerdere plaatselijke botermijnen.

Over die export van boter in 1851 lezen we in het Statistisch jaarboek van 18521:

Antonius Bluijssen is geboren te Asten op 13-09-1782 als zoon van Joannes Antonie Bluijssen en Anna Maria Ambrosius Bakens zie (Voormalig huis G517). Hij is op 05-05-1811 te Asten getrouwd met Maria Catharina Coolen, geboren te Asten op 05-11-1786 als dochter van Johannes Willem Coolen en Johanna Jansen de Laat (zie Prins Bernhardstraat 23):

13

Het gezin van Antonius Bluijssen en Maria Catharina Coolen:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Johanna Maria Asten 29-01-1812 Asten 29-04-1840
Joannes Verberne
Asten 09-05-1847
Theodorus Strijbosch
Asten 07-06-1889
2 Johannes Asten 13-11-1813 Ongehuwd Asten 23-09-1880 Hannes
3 Wilhelmus Asten 20-04-1816 Asten 10-10-1849
Anna Maria Catharina Frencken
Asten 18-05-1872 Willem
4 Joanna Asten 11-10-1818 Ongehuwd Asten 26-10-1881
5 Joannes Asten 24-01-1821 Asten 06-08-1852
Anna Maria van den Dries
Asten 26-03-1897 Jan
6 Petronella Asten 15-06-1823 Ongehuwd Asten 10-05-1857
7 Antonia Asten 03-05-1827 Kind Asten 03-05-1827

In de Opregte Haarlemsche Courant van 09-03-1843 wordt fabrikant A. Bluijssen voor het eerst genoemd als fabrikant van stoffen:

14

Ook in het Algemeen handelsblad van 16-11-1844 wordt de weverij van Antonie Bluijssen genoemd:

15

Omstreeks 1843 werd het voor die tijd grote fabrieksgebouw aan de tegenwoordige Julianastraat opgericht (zie Voormalig huis G943), waarvan een deel als woning werd ingericht. Het gebouw bevatte een grote kelder, parterreverdieping, 1e bovenverdieping en 2e bovenverdieping, met kleine ramen. In het gebouw werden kantoor, garenmagazijn, fitskamer en scheerderij, waar de kettingen op houten scheerramen met de hand geschoren werden; deze kettingen werden tegelijk met het inslaggaren aan de talrijke thuiswevers uit ondermeer Asten, Someren, Deurne en Mierlo uitgereikt.

16

Verder een afdeling, waar de thuiswevers hun geweven stukken afleverden, annex opmaak-, verpakkings- en verladingsafdeling. De verzending geschiedde per hoogkar, in hoofdzaak naar sluis XI en vandaar per trekschuit, later per boot, naar verschillende hoofdplaatsen van geheel Nederland. Na totstandkoming van de spoorwegverbinding vond het vervoer per kar plaats naar het station Deurne en vandaar naar de verschillende bestemmingen in Nederland.
Voor export heeft de weverij nooit gewerkt en bekend is het gezegde van Hannes Bluijssen, bij vertrek van de fabriek van zulk een geladen hoogkar: "Daar is weer 'n boerderijke aan verdiend". Een boerderijke had in die tijd niet veel waarde. Bluijssen's bontjes-vriesbont, haarlemmerbont, poolbont, beddebont, ginghams, baai, nassau's, oxfords, seamoos, beddetijk, loostijk, stoelmat genoten een zeer goede reputatie over het gehele land en hun deugdelijke kwaliteit en mooie kleuren, praktisch alléén indigo blauw en turks rood.

In de Nederlandsche staatscourant van 28-07-1848 wordt een vennootschap opgericht voor de productie en handel van wollen, katoenen en linnen stoffen:

17

Volgens de kadastrale legger wordt rond 1842 op perceel G598, dat in eigendom van Antonie Bluijssen is, een huis annex fabriek gebouwd met kadasternummer G943 (zie Voormalig huis G943) en resteert een stuk bouwland met kadasternummer G944. Na het overlijden van Maria Catharina Coolen te Asten op 05-02-1850 valt dit huis bij erfdeling toe aan Wilhelmus, Johannes en Jan Bluijssen en wordt dit huis samen met G599 (zie Voormalige fabriek G599) omgevormd tot blauwververij. Ten noorden van het huis wordt een nieuw woonhuis gebouwd met kadasternummers G1040 (zie Voormalig huis G943). Een deel van het huis wordt fabriek met kadasternummer G1041 en er resteert bouwland G1039, zoals te zien is op de kadasterkaart van 1852 linksonder:

18 19

Antonie Bluijssen is op 31-03-1853 te Asten overleden. In 1873 komt het huis, fabriek en erf toe aan Jan Bluijssen en rond 1881 wordt het huis en fabriek samengevoegd tot kadasternummer G1466 en op bouwland G944 wordt een 2000 m2 grote fabriek gebouwd met kadasternummer G1468, zoals te zien is op de kadasterkaart uit 1881 rechtsboven. Op deze kaart is G1467 het resterende erf en G1469 de blauwververij (zie Voormalige fabriek G599) toebehorende aan de weverij. In een geneeskundig rapport in 18802 werd gewaarschuwd dat deze fabriek te dicht bij de begraafplaats lag, waar een minimale afstand van 50 meter als veilig werd beschouwd:

De firma Bluijssen had toen rond de 60 werknemers in directe dienst en dat groeide later uit tot 120 werknemers. Gerardus Wijnen schrijft over deze ontwikkelingen het volgende:

Van de tweede generatie Bluijssen, Hannes bleef ongehuwd, Willem was gehuwd, zonder kinderen en Jan, gehuwd met drie zonen en een dochter, was Jan, die zijn broers vele jaren overleefde, veruit de belangrijkste figuur. Hij was in die tijd niet alleen een groot industrieel, maar ook gedurende een lange tijd lid van Provinciale Staten en een aantal jaren buitengewoon lid van Gedeputeerde Staten. Ook was hij vele jaren lid van de gemeenteraad van Asten. In 1869 werd door de Fransman Hippolyte Mège-Mouriés de margarine uitgevonden.

Bij wikipedia lezen we hierover:

Hippolyte Mège-Mouriés werkte vanaf 1862 vooral aan processen om vetten te bewerken, wat uiteindelijk in 1869 leidde tot het historisch patent dat aan de basis van margarineproductie staat. Met dit werk won hij een prijsvraag van de Franse regering om een goed doch goedkoop botersubstituut te ontwikkelen voor de arbeidersklasse en, bij uitzondering, voor de marine. Hij mengde een rundvetfractie met magere melk en verkreeg op die wijze een stabieler product dan traditionele boter. Hippolyte Mège-Mouriés verkocht zijn patent in 1871 voor 60.000 Franse francs aan het Nederlandse bedrijf van Anton Jurgens, een van de pijlers onder het latere Unilever.

Gerardus Wijnen vervolgt met:

In 1872 werd het proces door Antoon Jurgens in Oss, als eerste in Nederland, geïntroduceerd, spoedig gevolgd door van den Berg, eveneens in Oss en even later door de firma A. Bluijssen Zonen. De margarine paste uitstekend bij de uitgebreide boterhandel dezer firma. Bovendien gaf de fabricage van margarine als het ware een gedwongen aanleiding om roomboter te fabriceren. Margarine wordt immers gemaakt van ondermelk, die onder toevoeging van goedkoop vet, oleomargarine en olie wordt gekarnd.
Uit de melk, die door de boeren in Asten en omliggende dorpen in kruiken per kar werd aangevoerd, werd roomboter bereid voor de al lang bestaande boterhandel en uit de ondermelk de margarine. Vet en olie werden in grote vaten in hoofdzaak door handelaren in Rotterdam en Antwerpen geleverd. De toen en later voor bovengenoemde fabricage opgerichte fabrieksgebouwen, met ketelhuis-machinehuis en fabrieksschoorsteen waren tot 1961 nog in gebruik bij de Coöperatieve Zuivelhandel "De Oude Molen".

Zoon Joannes (Jan) Bluijssen is geboren te Asten op 24-01-1821 en op 06-08-1852 te Asten getrouwd met Anna Maria Josepha Adriana van den Dries, geboren te Woensdrecht op 05-10-1822 als dochter van Cornelius Guillelmus van den Dries en Adriana Hendrica van Gils. Het gezin van Joannes Bluijssen en Anna Maria Josepha Adriana van den Dries:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Antonius Cornelus Adrianus Asten 29-08-1853 Helmond 20-07-1880
Maria Antonia Henrietta Raijmakers
Asten 24-08-1901 Antoon
2 Adriana Johanna Maria Catharina Asten 18-04-1856 Asten 24-05-1898
Roger Marie Ottenhof
's Gravenhage 03-09-1934
3 Cornelius Wilhelmus Petrus Asten 29-12-1857 Ongehuwd Asten 08-12-1899
4 Wilhelmus Joannes Franciscus Maria Asten 29-01-1860 Ongehuwd Parijs 23-07-1907 Willem
5 Johannes Hermanus Severius Asten 22-10-1862 Geldrop 30-07-1889
Catharina Maria Brigida van den Heuvel
Nijmegen 03-03-1927 Johan

Na het overlijden van broer Willem Bluijssen wordt Jan Bluijssen plaatsvervangend kantonrechter aldus de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 07-09-1872:

20

Het Algemeen handelsblad van 20-11-1878 meldt dat Jan Bluijssen gekozen is tot lid van de Gedeputeerde Staten:

21

In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 28-11-1882 wordt nog een bedreiging van Jan Bluijssen genoemd, door Francis Verdonschot uit de Wolfsberg, die tevergeefs als thuiswever bij Bluijssen in dienst te komen:

22

We citeren verder uit het verhaal van Gerardus Wijnen:

Bij de fabricage van margarine moesten onder meer drie grote moeilijkheden overwonnen worden.
1) de voorziening met grote hoeveelheden goed water; die geschiedde door het slaan van zogenaamde artesische buizen (putten).
2) de afvoer van grote hoeveelheden afvalwater en andere vloeistoffen; dit geschiedde door aanleg van een eigen riolering, onder de akkers en weilanden door, van de fabriek naar de Astense Aa.
3) voor de fabricage van margarine is ijswater onontbeerlijk; hierin werd voorzien door 's winters uit sloten, vijvers en vennen in Asten en omgeving en eventueel uit het kanaal grote hoeveelheden ijs bijeen te brengen. Om zolang mogelijk smelting te voorkomen, werd het opgestapeld tussen pakken turfstrooisel in de ijskelder.
De margarinefabriek had een capaciteit van ongeveer 150 ton per week, maar deze hoeveelheid werd zelden bereikt.

Aan de margarine werd kleurstof toegevoegd om deze te laten lijken op boter en niet iedereen was daar even enthousiast over, getuige de ingezonden brief in de Delftsche courant van 20-12-1878:

23

Om de zogenaamde kunstboter te kunnen onderscheiden van natuurboter, kon microscopisch onderzoek zijn dienst bewijzen, zoals gemeld in de Helmondsche courant van 22-05-1880:

24

Gerardus Wijnen benoemt in zijn verhaal ook het belang van de firma A Bluijssen Zonen voor Asten op andere gebieden:

De verpakking van boter en margarine, vroeger uitsluitend in vaten en vaatjes leidde tot een belangrijk nevenbedrijf in het dorp Asten, namelijk meerdere kuiperijen. Het vervoer van de aanzienlijke kwantiteiten grondstoffen, brandstoffen en van de gefabriceerde goederen had plaats per boot naar en vanaf sluis XI, of naar en vanaf Helmond, of per spoor naar en van station Deurne. Het transport tussen Asten, sluis XI, Helmond en Deurne had plaats per kar. Het transport per tram van 1905, was voor de fabriek van weinig belang, omdat de doorverbinding van de tram naar de fabriek ontbrak en de overlading van boot en spoorwegwagens in tramwagens te Helmond te kostbaar en te ingewikkeld was. De afzet van margarine, zowel als van boter, had plaats aan de groothandel in Nederland en België, in kleinere hoeveelheden ook in Frankrijk, Duitsland en Denemarken, maar in grotere hoeveelheden vooral in Engeland. Later ook naar overzee, in blikverpakking.

De vooruitziende Jan Bluijssen wist in 1879 de Raad van Asten te bewegen, als hoofd der gemeenteschool Antonius Franciscus ten Haaf te benoemen, die naast de hoofdakte ook de lager onderwijsakte voor Wiskunde, Frans, Duits en Engels bezat. De school leverde meerdere goede krachten voor correspondentie, administratie en als steun voor de leiding der zaak. Hoezeer de firma Bluijssen bestond op financiële soliditeit, moge blijken uit een door Jan Bluijssen opgestelde afgeronde balans per 31-12 in de 70-er jaren van de 19e eeuw:

ACTIVA:
Fabrieken, terreinen, machines, gereedschappen, voertuigen, paarden en goederen ƒ 185.000,-
Vorderingen ƒ 98.000,-
Geld in kas ƒ 7.600,-
Tegoed bij banken ƒ 204.000,-
Waardepapieren (effecten) ƒ 98.000,-
Totaal ƒ 592.600,-
PASSIVA:
Schulden, alle schulden voor 31-12 afbetaald ƒ 0,-
Totaal kapitaal ƒ 592.000,-

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 19-08-1882 verkoopt Bluijssen overtollig materiaal, waaruit blijkt dat de verwerking van olie, de productie van margarine en boter en de productie in de blauwververij, in volle gang zijn:

25

In 1885 wordt G1468 verbouwd en krijgt kadasternummer G1648, waarbij tevens een stuk erf is afgestaan aan de blauwververij, het gearceerde deel geheel rechts. In 1888 volgt een uitbreiding van de fabriek, hetgeen leidt tot de situatie linksonder, waarbij de fabriek kadasternummer G1690 krijgt:

26 27

Op bouwland G768, in bezit van Jan Bluijssen, wordt rond 1883 een ijskelder gebouwd met kadasternummer G1630. Na een verbouwing in 1893 krijgt deze de vorm zoals de kadasterkaart rechtsboven met kadasternummer G1769. De fabriek, waarbij het magazijn is inbegrepen, krijgt dan kadasternummer G1768 en het huis en tuin kadasternummer G1767.

In 1887 vindt er een dodelijk ongeluk plaats in de fabriek van Bluijssen, waarbij Hermanus (Manus) Bosch, geboren te Asten op 02-10-1836 als zoon van Joannes Bosch en Maria Wolters en wonende aan de huidige Molenweg, om het leven komt, zoals gemeld in de krant de Zuid-Willemsvaart van 01-02-1887:

Ter gelegenheid van het 65 jarige bestaan van de firma A. Bluijssen wordt er een feest voor het personeel gegevens, waarvan een verslag in de Peel- en Kempenbode van 11-11-1893:

In het Nieuws van de dag van 01-03-1894 wil Jan Bluijssen een uithangbord aan zijn winkels plaatsen:

28

Over het einde van de thuisweverij schrijft Gerardus Wijnen het volgende:

In het begin der negentiger jaren werd de thuisweverij vervangen door de machinale stoomweverij, waarvoor een nieuw shedgebouw, gebouw met een speciale dakconstructie, werd opgericht. In 1904 werd de weverij geliquideerd, mede door de omstandigheid dat Antoon Bluijssen, zoon van Jan Bluijssen en kleinzoon van de oprichter der firma, speciaal met het beheer der weverij belast, in 1901 gestorven was en zijn broers Willem en Johan zich weinig voor de weverij interesseerden.
In het shedgebouw, waarin de weverij gevestigd was, werd toen de roomboterfabriek ondergebracht en hypermodern ingericht. De ruimte, die in het benedengedeelte van het hiervoor genoemde grote gebouw door de liquidatie der weverij en door het ontruimen van het bewoonde gedeelte vrijkwam, werd gebruikt voor inrichting van een geheel nieuwe kantoorruimte, ruim voldoende voor 20 personen.

Over de winkels van de firma A Bluijssen, die vanaf 1895 bekend staat als A Bluijssen Zonen, vertelt Gerardus Wijnen:

In het begin der 90-er jaren van de 19e eeuw werd op initiatief van Willem Bluijssen begonnen met de exploitatie van eigen winkels min of meer in navolging van Lyons in Engeland. Dit was iets geheel nieuws op het continent en trok zeer de aandacht, niet alleen in Nederland maar ook ver daarbuiten. Begonnen werd met de verkoop van boter, margarine, kaas, eieren, maar geleidelijk werden ook koffie, thee en verdere kruidenierswaren in het verkoopschema opgenomen. Behalve door een groots opgezette reclame werd de verkoop gepousseerd door cadeaus, voornamelijk huishoudelijke artikelen, en door loterijen, gouden horloges en geldprijzen. Niet alleen in Nederland, onder A. Bluijssen Zonen en Het wapen van Asten, maar ook in België, onder A. Bluijssen Zonen, Het wapen van Asten en A. Bluijssen Fils Aux Armes d'Asten en in Londen, onder A, Bluijssen Sons en The Arms of Asten, werden winkels gevestigd. De gehele onderneming maakte een geweldige opgang, zodat na de opening van de eerste winkel aan de Haarlemmerdijk in Amsterdam in het begin der 90-er jaren van de 19e eeuw, reeds in 1898 de 100e winkel geopend werd aan de Guldenstraat in Groningen, om te stijgen tot de 144 in België omstreeks 1905.

In de Delftsche courant van 29-07-1894 wordt gewaarschuwd voor namaakboter en dat men voor de zekerheid de boter moet kopen in de eigen winkel genaamd 'Het wapen van Asten':

29

In de Nieuwe Vlaardingsche courant van 02-03-1895 de opening van de 81e winkel in Vlaardingen:

30

Links een advertentie in de Nieuw en advertentiebode van den Helder van 25-05-1895 en rechts in het Nederlandsch weekblad voor zuivelbereiding en veeteelt; orgaan voor veehouders, boter- en kaasfabrikanten en handelaren van zuivel van 01-09-1896 koopt de firma A Bluijssen Zonen boter in:

31 32

De firma A Bluijssen Zonen heeft ook nog pogingen gedaan om in België de boter te maken, zoals te lezen is in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 05-05-1896:

Links in de Haagsche courant van 25-07-1896 de vestigingen in 's Gravenhage en Scheveningen en rechts een oude foto van een Belgische winkel van Bluijssen:

33 34

De rentabiliteit van de winkels in België kreeg een zware slag door de heffing van invoerrechten op boter en margarine in 1897. De winkels in Zuid-Holland ressorteerden onder een centraal kantoor en magazijn in Rotterdam; de overige winkels in Nederland onder een centraal kantoor en magazijn in Amsterdam; de winkels in België onder een centraal kantoor en magazijn te Brussel, met bijkantoren te Luik en Antwerpen. De Londense winkels, die omstreeks 1905 en bloc werden verkocht, hadden hun centraal kantoor en magazijn in Londen. De administratieve eindcontrole van het gehele complex vond plaats in Asten. Samengevoegde, wekelijkse statistieken van de verschillende afdelingen, die onafhankelijk van elkaar werkten, gaven de leiding snel een goed inzicht in de gang van zaken. Tussentijdse jaarlijkse balansen completeerden het geheel. Behalve genoemde kantoren was er nog een eigen kantoor in Glasgow en een agentenkantoor in Manchester voor de groothandel, die met onverminderde kracht werd voortgezet. De omzet van de gehele onderneming, een gros aan winkels, beliep circa 4 miljoen gulden per jaar; het aantal werknemers 300-400, waarvan ruim 100 in Asten.
De omzet van koffie en thee gaf omstreeks de eeuwwisseling aanleiding voor de vestiging van een koffiebranderij en theepakkerij in Asten. In het gebouw, vroeger eigendom van de familie Schellings in de Julianastraat tegenover Bluijssens witte villa, is enkele jaren een kaasfabriek gevestigd geweest onder leiding van een deskundige uit Friesland en vervolgens, gedurende korte tijd, een modern ingerichte groenteconservenfabriek.

In de Haagsche courant van 19-10-1895 wint de firma A. Bluijssen zonen goud voor hun kaas:

35

In de Haagsche courant van 21-09-1907 wordt medegedeeld dat de prijzen stijgen in de winkels van 'Het wapen van Asten':

36

Hieronder foto's van vader Jan Bluijssen en zonen Johan Bluijssen en Willem Bluijssen:

37 38 39

Joannes (Jan) Bluijssen is op 26-03-1897 te Asten overleden en in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 31-03-1897 het overlijdensbericht:

40

Anna Maria Josepha Adriana van den Dries is op 26-03-1899 te Asten overleden en Gerardus Wijnen schrijft verder:

Intussen waren de drie zonen van Jan Bluijssen, Antoon, Willem en Johan, in de zaak opgenomen en waren na de dood van hun vader in 1897 de enige vennoten van de tegen de zin van Jan Bluijssen gewijzigde firmanaam 'A. Bluijssen Zonen'. De akte der vennootschap bevatte de bepaling, dat bij verschil van mening het oordeel van Willem Bluijssen beslissend zou zijn. Deze bezat inderdaad grote gave en werd vooral naar buiten, de eigenlijke leider van de zaak. Na de dood van zijn vader was hij enige jaren lid van de Provinciale Staten. Antoon behandelde de zaken van de weverij. Johan had, daar Willem veelal in het buitenland verbleef, de dagelijkse leiding van de boter- en margarinefabriek.
Hij was een bijzonder goed kenner van deze producten en ook van de grondstoffen. Gedurende vele jaren was hij lid van de Raad van Asten.
Voerde de oude generatie, speciaal Jan Bluijssen, de zaak op financieel zeer solide basis, de jongere generatie sprong losser met het vroeger verdiende en zo waardevolle geld om. Uit de voorgaande summiere beschrijving zijn reeds belangrijke en kostbare investeringen vast te stellen. Hieraan zijn ook nog de aanleg van elektrische verlichting in 1906 en meerdere privé investeringen toe te voegen. In 1898 was de positie van de zaak plus privé in elk geval nog sterk genoeg, om aan de nieuw op te richten kerk in Asten het hoofdaltaar en de communiebank te schenken.
Het gehele bedrag der erfenis, dat op de zaak betrekking had en vastgesteld werd op ƒ 700.000,-, ofwel voor iedere erfgenaam ƒ 175.000,- werd niet geheel in de zaak gelaten. Aan de twee erfgenamen, die geen vennoten waren der firma, werden bepaalde bedragen in contanten uitbetaald. Jan Bluijssen had, tegen zijn zin, een belangrijk gedeelte van de banksaldi en waardepapieren moeten afstaan voor de investeringen van zijn zonen, zodat de erfenis wel in geld was uitgedrukt, maar een aanzienlijk gedeelte bestond uit investeringen van goederen van allerlei aard. De ontbrekende contanten werden in de vorm van acceptkredieten gemakkelijk van de banken verkregen.
De reputatie van de grote onderneming bleef tot kort voor haar ondergang ongeschonden. Het was een genoegen voor deze zaak uit te gaan. Een kaartje van A. Bluijssen Zonen opende de voor velen gesloten deuren. Of het nu betrof bijvoorbeeld grote zaken, banken, ministeries, burgemeesters van grote gemeenten, redacties van belangrijke bladen, men behoefde nooit lang te wachten.

In 1896 komt het bezit in handen van zoon Antonius Cornelis Adrianus (Antoon) Bluijssen en wordt er nog bijgebouwd en verenigd tot kadasternummer G1804, huis, fabriek, magazijn en erf. De situatie van 1897 wordt weergegeven op de kadasterkaart linksonder:

41 42

Ook wordt rond 1898 de ijskelder uitgebreid tot G1834 en in gebruik genomen als uitbreiding van de margarinefabriek. Na het overlijden van Antonius Cornelis Adrianus (Antoon) Bluijssen te Asten op 24-08-1901 wordt alles ondergebracht bij de firma A. Bluijssen Zonen. In 1905 wordt alles verenigd inclusief de ijskelder tot kadasternummer G1939, waaronder dan ook sinds 1898 een koffiebranderij. De kadasterkaart rechtsboven geeft de uiteindelijke situatie van de fabrieken weer met rechtsboven het shedgebouw. Hieronder een oude foto van de fabrieken van Bluijssen met links het voormalige shedgebouw op de plaats van de voormalige blauwververij en rechts de gebouwen van de ijskelder:

43

In januari 1899 geeft de firma Bluijssen een groot feest voor de medewerkers en genodigden vanwege het 70-jarige bestaan van de firma A. bluijssen en zonen, aldus de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 30-01-1899:

43a

In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 18-01-1900 is al sprake van een koffiebranderij bij de firma A. Bluijssen Zonen:

44

Een foto gemaakt vanaf de kerktoren in de richting van de Wolfsberg met Cuppens molen op de achtergrond en het fabriekscomplex van Bluijssen op de voorgrond:

45

De krant de Zuid-Willemsvaart van 11-08-1900 meldt dat er een nieuwe poort is gemaakt bij de firma A Bluijssen zonen, ontworpen door Henricus Martinus Vorstermans en in diezelfde krant van 05-04-1902 dat er een reclamebord is geplaatst:

46

47

In de Haagsche courant van 11-11-1904 wordt eveneens de verkoop van koffie en thee door de firma A. Bluijssen Zonen genoemd:

48

De krant de Zuid-Willemsvaart van 19-12-1906 meldt een brand in de koffiebranderij:

49

In 1906 een excursie van studenten van de Openbare Handelsschool te Amsterdam aan de Noord-Brabantse industrie, waaronder de fabrieken van Bluijssen, zoals gemeld in het Algemeen Handelsblad van 09-06-1906:

50

Boekhouder Gerardus Wijnen vervolgt zijn verhaal met:

Was 1904 al geen best jaar, in 1905 werd een groot verlies geleden en ook 1906, waarvan de balans nooit voltooid is geworden, was een slecht jaar. Hierbij kwam nog, dat de banken in verband met de heersende geldcrisis de bestaande credieten verlaagden of niet meer vernieuwden. Er moesten daarom andere en wel belangrijke geldbronnen aangeboord worden. Willem Bluijssen was zich bewust van het practisch onbeperkt goederencrediet der firma en ging in 1905 over tot het zogenaamde 'revolving credit' systeem, ook wel ten onrechte 'coversysteem' genoemd.
Johan Bluijssen ging slechts schoorvoetend hiermee akkoord. De firma kocht op verschillende markten goederen, waarbij zij zich beperkte tot haar eigen grondstoffen, namelijk koffie, olie en vet, tegen 3-maands accept, deed deze goederen verkavelen en opslaan in vemen en beleende de daarop ontvangen cedullen tegen contant geld, ongeveer 80% der factuurwaarde. In verhouding werd het grootste bedrag aan koffie besteed, omdat in Brazilië de valorisatiewet voor koffie in aantocht was en tengevolge van de invoering van deze wet de koffieprijs zou stijgen. En inderdaad, de koffieprijs, die op basis van Santos in 1906 zes dollarcent per pond bedroeg, steeg in 1908, toen het te laat was, tot acht dollarcent per pond.
Steeds meer goederen moesten er gekocht, steeds meer accepten uitgeschreven, steeds meer beleningen gesloten worden, om de groeiende behoefte aan geld bij te houden. Van deze transacties werd een aparte administratie aangelegd, die door één persoon werd bijgehouden en wel zo, dat er in de algemene administratie van het kantoor niets van gemerkt werd en naar buiten niets van uitlekte. In juni 1907 werd door een firma in Antwerpen beslag gelegd op de door haar geleverde goederen, vet en olie, terwijl men deze in Rotterdam aan het opslaan was. Daarmee was de kogel door de kerk en het lot der firma, waarvan zoveel roem was uitgegaan, bezegeld. Het was als 'n donderslag bij ogenschijnlijk heldere hemel en het funeste nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje door stad en land.
Op 4 juli 1907 werd het faillissement der firma door de rechtbank in Roermond uitgesproken. Er werden natuurlijk voor die datum allerlei pogingen aangewend om het noodlot af te weren, maar zonder succes. Hoe weinig men zelfs in de naaste kringen aan de mogelijkheid van een dergelijke situatie gedacht had, bleek op een familievergadering, waar een der familieleden in het dialect van zijn woonplaats opmerkte: 'Ik daacht dèt hier klaor gawd waar'.

In dagblad de Tijd van 06-07-1907 het faillissement van de firma A. Bluijssen Zonen:

51

Het faillissement droeg een ongewoon karakter. Alle vaste goederen waren onbelast, behalve een hypotheek ad ƒ 5.000 op een der huizen; ook alle roerende goederen waren onbelast, die voor financiering hadden gediend. De drie curators spraken dan ook van een rijk faillissement; doordat alle binnenkomende gelden, na aftrek van de onkosten, ten goede kwamen aan de concurrente crediteuren, die tenslotte een matige uitkering ontvingen, werd de faillissementskas tijdelijk rijk gevuld.
De curators namen het wijze besluit de fabriek zo lang mogelijk te laten doordraaien. Er waren immers voldoende grondstoffen voorradig en de afzet baarde geen moeilijkheden. De margarinefabriek, met machines en inventaris werd uit het faillissement gekocht en verder geëxploiteerd door de Engelse maatschappij 'Lidstone Castle & Company Limited' in Londen, onder directie van Johannes Gerardus Sengers. De overige bezittingen in Nederland, België en Engeland, werden door de curators geleidelijk geliquideerd.

In de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant van 17-07-1907 een kritische noot van iemand betreffende het eerder genoemde 'revolving credit' systeem:

52

Hieronder een foto van de fabriek met huis van de familie Bluijssen met links de boterfabriek:

53

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 09-11-1907 de verkoop van het voornaamste deel van het bezit van de familie Bluijssen:

54

De winkels zijn verkocht aan de P. de Gruijter de 's Hertogenbosch, aldus linksonder in de krant de Zuid-Willemsvaart van 10-08-1907. Rechtsonder wordt in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 05-02-1908 de koffiebranderij verkocht:

55

Gerardus Wijnen besluit zijn verhaal over 'Bluijssen in een notendop' met:

Willem Bluijssen was ongetwijfeld een groot man, die met zijn gedachten en plannen zijn tijd ver vooruit was. Hij was echter te veel idealist: hij wilde zijn zaak als voorbeeld zien van algemeen belang, door goede waar rechtsreeks te verkopen aan de consument tegen te lage prijzen, met het gevolg dat het geld, nodig om die plannen uit te voeren, niet verdiend werd maar geleend moest worden, in scherpe tegenstelling met de opvatting van zijn vader en ooms. Hij hechtte zeer grote waarde aan de reputatie van de firma en de naam Bluijssen. In een hooggestemd artikel in een Belgisch blad, na zijn tragische dood in Parijs in de tweede helft van juli 1907, werd terecht van hem gezegd: "Jaloux de sa bonne réputation".
De voortdurende kwaliteitsverbetering van het product margarine, ondermeer door het fabriceren van melange, margarine met natuurboter vermengd, en Astor, een kwaliteit waarbij aan de grondstoffen eigeel werd toegevoegd en welke verbetering in hoofdzaak het werk was van Johan Bluijssen, gevoegd bij een nimmer aflatende reclame, hadden ook in het algemeen veel bijgedragen tot een juistere waardering van het product margarine. De advertenties waren dikwijls voorzien van pakkende slagzinnen, bijvoorbeeld in grote letters over de hele breedte tussen de tekst van de eerste pagina van "Le Petit Bleu" in Brussel: Beurre Bluijssen, le moins cher et la qualité n'en pourrait être améliorée même en obtenant le double du prix actuel". Het is merkwaardig treffend, dat de slagzin in de laatste advertentie in een groot aantal bladen in juni 1907 zelfbewust luidde: "Doe wel en zie niet om" ofwel "Fais ce que dois adviendra que pourra".

Het overlijdensbericht van Wilhelmus Joannes Franciscus Maria (Willem) Bluijssen in het Venloosch nieuwsblad van 25-07-1907:

56

Op basis van dit krantenbericht is de overlijdensakte van Wilhelmus Joannes Franciscus Maria (Willem) Bluijssen opgespoord. De Morgue is het lijkenhuis aan de Quai de l'Archevèché in het 4e arrondissement van Parijs en hieronder de overlijdensakte3:

57

Hieronder een oude foto van de Alma brug in Parijs en daaronder een foto van de Morgue de Quai de l'Archevèché4:

58

59

Hiermee is een einde gekomen van een periode van grote bloei door de industrie van drie generaties van de familie Bluijssen. Begonnen door Antonie Bluijssen in 1828 als weverij, daarna groot geworden in de boter- en margarineproductie en verkoop door zijn zonen en tenslotte ten onder gegaan door slecht financieel beheer van zijn kleinzonen.

We sluiten af met een Rotterdams verhaal met allerlei facetten van de firma en ondermeer de cadeaus uit het Rotterdams nieuwsblad van 26-11-1906, waarvan ik nog steeds niet weet of het geen reclame voor de firma Bluijssen is:

60

Asten Creameries

In 1907 werd het voormalige fabriekscomplex en de machinerieën van de firma A. Bluyssen Zonen voor ƒ 31.000,- gekocht door Johannes Gerardus (Gerard) Sengers, geboren te Asten op 15-06-1876 als zoon van Antonius Dominicus Sengers en Johanna Antonia van den Eijnden. Hij is als boekhouder op 26-05-1909 te Asten getrouwd met Maria Geertruida Francisca ten Haaf, geboren op 26-02-1880 te Asten als dochter van schoolmeester Antonius Franciscus ten Haaf en Grada Gesina Winterink. In de nieuwe Tilburgsche courant van 29-11-1907 de mededeling over de aankoop van de fabriek door Gerard Sengers:

60a

Aan het einde van dat jaar had hij een accoord met boeren uit de omgeving voor levering van melk, zoals de familie Bluijssen dat ook had gedaan. De productie was echter te klein voor een goede winstgevendheid van de onderneming.

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 04-01-1908 wordt de start van de onderneming van Gerard Sengers genoemd:

61

Johannes Gerardus (Gerard) Sengers had contact met de Engelse Maatschappij 'Lidstone Castle & Company Limited uit Londen en onder de naam Asten Creameries werd in 1909 een doorstart gemaakt. Naast Johannes Gerardus Sengers was Franciscus Petrus Cornelius (Frans) Hoebens, geboren te Bergh op 01-03-1874 als zoon van Franciscus Hoebens en Antonia van den Eijnden, directeur van de fabriek. Franciscus Petrus Cornelius (Frans) Hoebens is op 22-04-1913 te Asten getrouwd met Louisa Walthera Petronella Maria Melis, geboren te Helmond op 22-05-1889 als dochter van Ludovicus Cornelis Melis en Maria Antonetta Emans. In de krant de Zuid-Willemsvaart van 21-10-1911 zien we de eerste advertentie van het bedrijf:

62

Hieronder een foto van de fabriek van Asten Creameries:

63

Toen na enkele jaren in 1914 die Engelse maatschappij failliet ging, richtte Johannes Gerardus Sengers een nieuwe, Nederlandse Naamloze Vennootschap op met de naam Asten Creameries. Hieronder in het Eindhovensch dagblad van 27-08-1914 wordt melding gemaakt van de oprichting en rechts daarvan een aandeel uit 1915:

64 65

De zaken lopen voorspoedig en na een jaar wordt volgens het Algemeen Handelsblad van 30-04-1915 linksonder al 5% dividend uitgekeerd. Rechtsonder zoekt men in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 03-02-1916 vertegenwoordigers:

66 67

Ook het verslag over het eerste boekjaar in het Algemeen Handelsblad van 18-03-1916 is uitermate positief gesteld:

68

Ook in het tijdschrift De fabrieksarbeider; orgaan der Vereeniging van Arbeiders in Olieslagerijen, Rijst- en Gortpellerijen, Meel-, Papier- en Stijfselfabrieken, Verfmalerijen, Zeepziederijen en soortgelijke Bedrijven van 15-04-1916 lezen we dat het goed gaat met de margarineindustrie, maar daar profiteren de arbeiders nauwelijks van. Wel profiteren de aandeelhouders en volgens het tijdschrift Economisch-statistische berichten van 03-05-1916 worden nieuwe aandelen uitgegeven:

69 70

Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog wordt Asten Creameries op de zwarte lijst gezet voor Duitsland, volgens het Algemeen handelsblad van 24-11-1917:

71

In 1916 vindt nog een opbouw plaats en in 1919 wordt het kadasternummer van het fabriekscomplex G2175, zoals te zien is op de kadasterkaart linksonder:

72 73

Daarna heeft een forse uitbreiding plaats en betreft het kadasternummers G2281 (huis en tuin), G2282 (fabriek en erf), G2283 (fabriek, ijskelder en erf) en G2284 (huis, fabriek en erf). De kadasterkaart rechtsboven laat de veranderingen zien. Hieronder een luchtfoto uit weliswaar ongeveer 1940, welke de fabrieken van Asten Creameries toont:

74

Volgens het Eindhovensch dagblad van 21-01-1918 gaat het fabriekscomplex uitgebreid worden met een olieslagerij en veevoederfabriek, zoals ook al te zien is op de bovenstaande kadasterkaart die de situatie van 1924 weergeeft:

75

Volgens het Eindhovensch dagblad van 31-10-1918 is de olieraffinaderij al gereed en wordt ook een spoorlijn naar Sluis 11 aangelegd:

76

Het Eindhovensch dagblad van 02-01-1919 meldt dat een grote stoomketel wordt geplaatst:

77

In het Eindhovensch dagblad van 30-04-1919 wordt medegedeeld dat het kantoor wordt overgeplaatst van Asten naar Rotterdam:

78

In de Telegraaf van 17-05-1919 neemt Johannes Gerardus Sengers ontslag en wordt Wilhelm Antonius Heijnings benoemd als zijn opvolger:

79

In de Telegraaf van 27-05-1919 worden obligaties uitgegeven en wordt de balans opgemaakt over de periode 1915 tot en met 1918, waarbij de slechtere situatie in 1918 wordt genoemd:

80

De nieuwe directeur Wilhelm Antonius Heijnings is geboren te 's Gravenhage op 30-06-1877 als zoon van Gerrit Heijnings en Willemina Alexandrina Paulina Frederika Louis Göbel. Hij is als koopman op 08-02-1900 te 's Gravenhage getrouwd met Frederika Wilhelmina Maria van Roode, geboren te 's Gravenhage rond 1875 als dochter van Cornelis Jacobus van Roode en Jacoba Wilhelmina Elisabeth Wieckert. Linksonder in de Nieuwe Rotterdamsche courant van 11-06-1919 de verkoop van de olieraffinaderij en rechtsonder wordt in de Nieuwe Venlosche courant van 27-09-1919 gemeld dat de stroomvoorziening van de fabriek en omgeving van 300 kW overgedragen:

81 82

In de Nieuwe Venlosche courant van 22-01-1920 komen de boeren van Asten, die de melk leveren voor de fabriek, in opstand:

83

Dan gaan de zaken ineens slechter en volgens het Eindhovensch dagblad van 24-01-1920 worden alle medewerkers ontslagen:

84

Er ontstaat onrust en de Telegraaf van 02-02-1920 en de nieuwe Venlosche courant van 03-02-1920 melden een voorval bij de fabriek:

85 86

Uit onderstaande advertentie in het Eindhovensch dagblad van 02-02-1920 en arbeiders met de naam van der Steen in het bevolkingsregister van Asten over de periode 1920-1930, blijkt het te gaan om Peter Johannes van der Steen, geboren te Meijel op 24-08-1861 als zoon van Martinus van der Steen en Maria Jansen. Hij is sinds 01-09-1914 weduwnaar van Maria Verstappen, geboren op 27-09-1865 te Meijel als dochter van Gerard Verstappen en Helena Hendrikx, met wie hij op 21-08-1899 te Helden getrouwd was. Hij woonde samen met zijn zoon Martinus en dochter Helena in de Molenstraat:

87

Er blijkt meer aan de hand te zijn en er dreigt een staking aldus De Tribune van 04-02-1920:

88

Over 1915 is al eens een berekening gemaakt voor de fabriek van Asten Creameries dat de loonkosten slechts een beperkte invloed hadden op de totale kosten, gepubliceerd in tijdschrift De fabrieksarbeider; orgaan der Vereeniging van Arbeiders in Olieslagerijen, Rijst- en Gortpellerijen, Meel-, Papier- en Stijfselfabrieken, Verfmalerijen, Zeepziederijen en soortgelijke Bedrijven van 20-03-1920:

89

Het loon van de arbeider was ƒ 12,- per week, de eis van de arbeiders was ƒ 31,- per week en de bond eiste ƒ 22,- per week. In de krant de Zuid-Willemsvaart van 12-02-1920 wordt bemiddeling van geestelijk en burgerlijk gezag ingeroepen:

90

In het Eindhovensch dagblad van 19-02-1920 een uiteenzetting van de houding van de directie van Asten Creameries in het conflict:

91

De bevolking van Asten toont zich solidair met de arbeiders volgens de Nieuwe Venlosche courant van 06-03-1920:

92

In het Eindhovensch dagblad van 09-03-1920 de reactie van Asten Creameries is het plan om bouwgrond aan te kopen voor de bouw van 80 woningen, welke later tot de woningen aan het Sint Jozefplein zou leiden:

93

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 10-04-1920 wordt medegedeeld dat de werkzaamheden na 3 maanden weer worden hervat:

94

Een klein half jaar later wordt in advertenties, zoals onderstaande in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 04-09-1920 een uitverkoop gedaan:

95

De Nieuwe Venlosche courant van 02-10-1920 deelt mede dat de bij de bond aangesloten medewerkers zijn ontslagen:

96

In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 13-12-1920 staat het bericht dat nog meer arbeiders worden ontslagen:

97

Ook blijkt bij een onderafdeling van de firma Asten Creameries een bedrijfsleider te frauderen en dat leidt volgens het Amersfoorts dagblad van 30-12-1920 tot een gevangenisstraf van negen maanden:

 

98

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 05-03-1921 wordt een vrachtauto van de firma Asten Creameries te koop aangeboden:

99 100

In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 02-05-1921 wordt medegedeeld dat de fabriek wordt stilgelegd:

101

Directeur Wilhelm Antonius Heijnings heeft nooit in Asten gewoond en is waarschijnlijk rond 1920 al afgetreden en op 26-04-1959 te Zeist overleden. Hij is opgevolgd door scheikundige Lambertus Alexander van Bergen, geboren te Winssen op 07-07-1895 als zoon van Jacobus Johannes van Bergen en Hillegonde Lamei. Hij woonde in Helmond en is in Freiburg afgestudeerd op het smelten van onverzadigde vetzuren, aldus de krant de Zuid-Willemsvaart van 26-07-1919:

102

Hij woonde wel korte tijd in Asten in het nabij de fabriek gelegen grote huis (zie Voormalig huis G943).

In het jaarverslag over 1920, gepubliceerd in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 01-06-1921 wordt de reden van de bovengenoemde maatregelen uiteengezet, waarbij het wegvallen van de Duitse afzetmarkt als voornaamste reden wordt genoemd:

103

Het Algemeen Handelsblad van 11-11-1921 meldt dat de aandeelhouders maatregelen bespreken:

104

Lambertus Alexander van Bergen vertrekt op 25-10-1921 naar Helmond en waarschijnlijk is er geen nieuwe directeur aangesteld. Lambertus Alexander van Bergen is op 10-09-1927 te Breda getrouwd met Jacoba Maria Veronica Kuinders, geboren te Baarn op 13-04-1895 als dochter van Joannes Ludovicus Kuinders en Bertha Joanna Clara Grippeling en is op 03-06-1969 te Aalst overleden.

In de Maasbode van 29-11-1921 staat de uitslag van bovengenoemde bespreking, die er op neer komt dat de fabrieken zullen worden verkocht:

105

De verkoop van de fabrieksgebouwen en de inventaris staat gepland voor begin 1922, aldus onderstaande advertentie in het Algemeen Handelsblad van 07-12-1921:

106

Voor de geïnteresseerden een financieel overzicht van de aandelen en obligaties5:

Het faillissement wordt op 25-01-1922 uitgesproken, zoals vermeld in de krant de Zuid-Willemsvaart van 27-01-1922 en de veiling vindt plaats op 08-03-1922 volgens diezelfde krant van 09-03-1922:

107 108

De verkoop van de fabrieksgebouwen verloopt niet soepel en volgens de krant de Zuid-Willemsvaart van 10-03-1922 levert de verkoop aan lokale kopers nog vrij weinig op, ƒ 7300,- voor de oude fabriek. Een half jaar later in diezelfde krant van 23-09-1922 is er sprake van nog een koper:

109 110

Met de opbrengst van de verkoop krijgen de aandeelhouders nog een bedrag van 15% volgens de Maasbode van 17-10-1922:

111

De verkoop van de olieraffinaderij is toch niet doorgegaan en in 1924 meldt zich een nieuwe gegadigde, aldus de krant de Zuid-Willemsvaart van 26-03-1924:

112

In de andere fabrieken zijn gevestigd de strohulzenfabriek van Petrus Cornelis van Heugten (zie Voormalige fabriek G599) en de mandenmakerij van Franciscus Hoebens en Johannes van Goch (zie Mandenmakerij van Goch). Een ander deel is in handen van Johannes van Goch voor de opslag van gloeilampen (zie Gloeilampenhandel 'Marso') en als strohulzenfabriek (zie Strohulzenfabriek 'Asten Strawworks'). De zuivelfabriek 'de Oude Molen' (zie Zuivelfabriek 'de Oude Molen') besluit op een later tijdstip tot de aankoop van de fabrieken, zoals vermeld in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 04-12-1924:

113

De olieraffinaderij is twee jaar later nog steeds niet verkocht en wordt opnieuw in verkoop gebracht, volgens de Nieuwe Venlosche courant van 15-09-1926:

114

De krant de Zuid-Willemsvaart van 08-10-1926 en dagblad de Tijd van 09-10-1926 melden dat de fabriek is aangekocht door tricotfabrikanten Te Strake & Verkouteren (zie Voormalige fabriek G2329) voor ƒ 8300,-:

115 116

Met deze verkoop is het faillissement van Asten Creameries beëindigd, zoals genoemd door curator Meester Coovels in de krant de Zuid-Willemsvaart van 23-11-1928 en 07-12-1928:

117 118

Hiermee is een eind gekomen aan Asten Creameries dat gedurende ruim 10 jaren als fabriek in Asten heeft gedraaid als opvolger van de zuivelfabriek van A. Bluijssen Zonen. Is het bedrijf ten onder gaan aan de relatie met de boeren, de ontevredenheid met de werknemers, de slinkende afzetmarkt, de slechte investeringen of aan een combinatie hiervan, niemand kan het met zekerheid zeggen. In het tijdschrift De fabrieksarbeider; orgaan der Vereeniging van Arbeiders in Olieslagerijen, Rijst- en Gortpellerijen, Meel-, Papier- en Stijfselfabrieken, Verfmalerijen, Zeepziederijen en soortgelijke Bedrijven van 09-07-1921 wordt nog een reden genoemd, die wel eens op waarheid kan berusten:

119

Mandenmakerij van Goch

Frans Hoebens en Johan van Goch, oud-medewerkers van de fabriek van Bluyssen, beginnen in 1916 een mandenmakerij aan de huidige burgemeester Wijnenstraat (zie Burgemeester Wijnenstraat 17 en 19) met een werkplaats aan de Monseigneur den Dubbeldenstraat (zie Voormalige fabriek G1542) en kopen in 1922 het deel met kadasternummer G2283 van de fabrieken van Asten Creameries (zie Asten Creameries). In de voormalige ijskelder, later gebruikt als margarinefabriek, zetten ze de mandenmakerij voort.

In 1920 vond een belangrijke ontginning plaats aan de huidige Smientweg. Daar gaf de gemeente een 70 hectare grote ontginning in erfpacht aan Antonie Leenen, die de gronden omploegde met behulp van een zware stoomtractor. Antonie Leenen beplantte zijn ontginning met teenhout en richtte de Naamloze Vennootschap Astensche Teenhoutcultuur en Industrie 'Astein' op, een toeleveringsbedrijf voor de mandenmakerij van Johan van Goch en Frans Hoebens.

Johannes (Johan) van Goch is geboren te Asten op 02-05-1887 als zoon van Cornelis van Goch en Hendrica van Seccelen (zie Voormalig huis G1675). Hij is als fabrikant op 26-04-1915 te Asten getrouwd met Johanna Maria Mennen, geboren te Asten op 21-01-1892 als dochter van Johannes Mennen en Margaretha Maria van Eersel (zie Lindestraat 7). Hij woonde in de Torenstraat en had als compagnon Franciscus Petrus Cornelius (Frans) Hoebens, geboren te Bergh op 01-03-1874 als zoon van Franciscus Hoebens en Antonia van den Eijnden. Hij is op 22-04-1913 te Asten getrouwd met Louisa Walthera Petronella Maria Melis, geboren te Helmond op 22-05-1889 als dochter van Ludovicus Cornelis Melis en Maria Antonetta Emans.

In het Eindhovensch dagblad van 22-02-1923 de mededeling dat de mandenmakerij voorlopig wordt stopgezet:

120

De oude roomboterfabriek en de bijbehorende fabrieken zijn via Antonius Verberne en strohulzenfabriek 'Wilhelmina' van Bakermans en de Boer uit Someren eind 1924 verkocht aan de zuivelfabrikanten van de Oude Molen (zie Zuivelfabriek 'de Oude Molen'), maar de productie wordt op een deel van het terrein van het voormalige Asten Creameries voortgezet.

Het teenhout voor de mandenfabriek werd verkregen uit Asten, Vlierden en Deurne bij teelt op drassige grond, bekend staand als wissen. Ook de firma Hoebens en van Goch bezat gronden in Asten waarop teenhout werd gecultiveerd. De vermindering van de productie had gevolgen voor de leveranciers van het teenhout, zoals gemeld in de krant de Zuid-Willemsvaart van 12-01-1924:

121

Naast de mandenfabriek begon Johannes van Goch ook een gloeilampenhandel (zie Gloeilampenhandel 'Marso'). Een jaar later is Frans Hoebens uitgetreden uit de mandenfabriek en treedt Petrus Wilhelmus (Piet) van Buul toe als compagnon en wordt er weer volop geproduceerd volgens het Eindhovensch dagblad van 15-01-1924:

122

Als aanknopingspunt voor Petrus Wilhelmus (Piet) van Buul geldt zijn dochter Josepha Maria van Buul, die rond 1925 als kantoorbediende nog bij Johan van Goch op de toenmalige Torenstraat heeft gewoond. Petrus Wilhelmus (Piet) van Buul is geboren te Vlijmen op 02-12-1870 als zoon van Petrus van Buul en Elisabeth Chamot. Hij is als mandenmaker op 10-06-1897 te Vlijmen getrouwd met Johanna Elisabeth Kuis, geboren te Vlijmen op 24-02-1871 als dochter van Nicolaas Kuis en Helena de Laat. Hieronder een foto6 van het vervoer van manden door Petrus Wilhelmus van Buul bij zijn mandenmakerij in Vlijmen:

123

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 16-02-1924 worden de velden met teenhout, betreffende de percelen E604 tot en met E609 in Heusden en E930 en E931 op de Hazeldonk, te koop aangeboden:

124

Hieronder bij het kadaster de percelen E604 tot en met E609 die tezamen het Drossaerdveld in Heusden vormen en de twee percelen E930 en E931 op de Hazeldonk:

125

126 127

Volgens de krant de Zuid-Willemsvaart van 22-05-1919 wordt op het Drossaerdveld een stenen bijl gevonden, hetgeen betekent dat het al 4000 jaren wordt in gebruik is:

128

De krant de Zuid-Willemsvaart van 22-02-1924 meldt dat de firma van Buul en van Goch interesse heeft voor het Drossaerdveld, echter de gemeente koopt de grond op:

129

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 09-10-1924 pachten Piet van Buul en Johan van Goch het wishout van de gemeente Asten:

130

Geregeld wordt toestemming gegeven voor langere werktijden, zoals ook hier in de krant de Zuid-Willemsvaart van 22-11-1924:

131

In 1925 vindt er een brand plaats, zoals beschreven in de krant de Zuid-Willemsvaart van 05-06-1925:

132

Besloten wordt om de oude fabriek van Asten Creameries te verkopen aan stoomzuivelfabriek 'de Oude Molen' (zie Zuivelfabriek 'de Oude Molen'), aldus de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 04-12-1924:

133

De mandenfabriek wordt nog wel gehuurd en in de provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 06-06-1925 wordt een brand in de mandenmakerij van de firma van Buul en van Goch gemeld:

134

Volgens de Nieuw Venloosche courant van 31-03-1926 is er in de buurt van de mandenmakerij van de firma van Buul en van Goch een stenen bijl gevonden:

135

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 14-05-1927 worden er onder Vlierden weer wissen verkocht in opdracht van Hoebens en van Goch teenhoutindustrie:

136

In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 10-02-1928 volgt de mededeling dat de mandenmakerij zal worden stopgezet:

137

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 16-03-1928 wordt gesproken over een strohulzenfabriek (zie Strohulzenfabriek 'Asten Strawworks') in de gebouwen van de voormalige mandenmakerij:

138

Een jaar later meldt het Eindhovensch dagblad van 09-03-1929 de opheffing, waarbij het genoemde kadasternummer A282 betrekking heeft op een deel van het fabriekscomplex van zuivelfabriek de Oude Molen:

139

De mandenfabriek in Asten heeft ongeveer 13 jaar bestaan, waarvan 7 jaar op het voormalige fabriekscomplex van Bluijssen. Vermoedelijk door de afnemende vraag naar manden en de concurrentie is de onderneming teloor gegaan.

Gloeilampenhandel 'Marso'

In de fabrieken nabij de mandenmakerij begint Johannes van Goch rond 1924 een handel in gloeilampen met de naam Marso, hetgeen een spiegelwoord is van Osram. Johannes (Johan) van Goch is geboren te Asten op 02-05-1887 als zoon van Cornelis van Goch en Hendrica van Seccelen (zie Voormalig huis G1675). Hij is als fabrikant op 26-04-1915 te Asten getrouwd met Johanna Maria Mennen, geboren te Asten op 21-01-1892 als dochter van Johannes Mennen en Margaretha Maria van Eersel (zie Lindestraat 7).

De eerste keer dat we de firma Marso tegenkomen is bij twee advertenties voor de Marsolamp in de Graafschapsbode van 02-05-1924 en de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 05-07-1924

140 141

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 06-06-1925 de brand in de gloeilampenhandel Marso:

142

De verandering van naam Marso in Marsolamp bij de Kamer van Koophandel in de krant de Zuid-Willemsvaart van 14-08-1926:

143

Linksonder in de krant de Zuid-Willemsvaart van 16-11-1931 een reclame voor de Marso-lamp en rechtsonder in de krant de Zuid-Willemsvaart van 22-02-1939 het uittreden van Johannes van Goch uit het bedrijf dat verhuisd is naar de Molenstraat:

144 145

In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 24-05-1934 opnieuw een brand bij gloeilampenhandel Marso:

146

Hieronder een foto van de showroom van de gloeilampen van Marsolamp:

147

Slechts een korte tijd is de gloeilampenhandel Marso van Johannes van Goch gevestigd geweest op het voormalige fabriekscomplex van Bluijssen.

Strohulzenfabriek 'Asten Strawworks'

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 16-03-1928 en de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 14-04-1928 wordt gesproken over een nieuwe strohulzenfabriek opgericht door Johannes van Goch in de gebouwen van de voormalige mandenmakerij (zie Mandenmakerij van Goch). Johannes (Johan) van Goch is geboren te Asten op 02-05-1887 als zoon van Cornelis van Goch en Hendrica van Seccelen (zie Voormalig huis G1675). Hij is als fabrikant op 26-04-1915 te Asten getrouwd met Johanna Maria Mennen, geboren te Asten op 21-01-1892 als dochter van Johannes Mennen en Margaretha Maria van Eersel (zie Lindestraat 7).

148

In het Eindhovensch dagblad van 01-09-1928 de inschrijving van de vennootschap 'Asten Strawworks Co.' bij de Kamer van Koophandel:

149

De Engelse naam is gekozen omdat het merendeel van de productie voor Engeland bestemd was. Johannes van Goch werkt hier samen met Wilhelmus Aloijsius Bakermans, geboren te Someren op 22-06-1893 als zoon van Willem Bakermans en Catharina Hoefnagels. Hij is als fabrikant te Helmond op 06-02-1923 getrouwd met Wilhelmina Henrica Elisabeth Kampers, geboren op 28-08-1894 te Helmond als dochter van Hubertus Henricus Kampers en Maria Francisca Verberne. In het Eindhovensch dagblad van 27-05-1933 treedt Wilhelmus Aloijsius Bakermans uit de vennootschap:

150

De strohulzenfabriek van Johannes van Goch bood werkgelegenheid aan ongeveer 25 werknemers. Hieronder een foto van het transport van strohulzen op de Zuid-Willemsvaart in de nabijheid van sluis elf:

151

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 24-05-1934 wordt een grote fabrieksbrand gemeld in de fabriek van Asten Strawworks:

152

De strohulzenfabriek wordt daarna voortgezet in de leegstaande haspelfabriek van Carp aan de Hemel (zie Voormalige fabriek C2409); de krant de Zuid-Willemsvaart van 26-07-1934 maakt hier al melding van en in diezelfde krant van 27-09-1939 wordt deze wijziging opgetekend:

154

Henricus Franciscus Maria (Hein) Boumans (zie Voormalig huis G1382) heeft nog prachtig glas-in-lood werk gemaakt, waarin de fabriek wordt afgebeeld5, zoals hieronder is te zien:

De strohulzenfabriek van Johannes van Goch heeft van 1928 tot 1934 op het terrein van het voormalig fabriekscomplex van Bluijssen gestaan.

Zuivelfabriek 'de Oude Molen'

Zuivelfabriek 'de Oude Molen' was tot 1925 gevestigd aan de vroegere Molenstraat (zie Burgemeester Wijnenstraat 77) en volgens de krant de Zuid-Willemsvaart van 22-10-1924 wordt er vernieuwd en een nieuwe directeur aangesteld:

155

Besloten wordt om de oude fabriek van Asten Creameries, dan in eigendom van de mandenfabriek van Hoebens en van Goch te kopen (zie Mandenmakerij van Goch), aldus de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 04-12-1924:

156

Directeur Theodorus van Brussel is in januari 1925 opgevolgd door gediplomeerd directeur Johannes (Hans) Rijpma, geboren op 16-02-1901 te Workum als zoon van Wiebe Rijpma en Wobbelina Miedema. In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 09-12-1924 de aanstelling van Johannes Rijpma tot directeur van de Oude Molen:

157

Johannes (Hans) Rijpma woont eerst in Hotel van Roij aan de Molenstraat tot zijn naast de fabriek gelegen directeurswoning in 1927 is gebouwd (zie Voormalig huis G2283). Hij is op 11-07-1927 te Zevenbergen getrouwd met Maria Johanna Elisabeth (Lies) Klinkenberg, geboren te Hulsberg op 12-07-1905 als dochter van Jan Jozef Klinkenberg en Maria Philemena Jacobs.

Het jaarverslag over 1924 in de krant de Zuid-Willemsvaart van 17-03-1925 toont goede cijfers en ook het besluit om een lening voor de nieuwe fabriek af te sluiten:

158

Op het terrein van de zuivelfabriek 'de Oude Molen' heeft een brand gewoed bij de mandenmakerij en gloeilampenhandel van Johannes van Goch, volgens de krant de Zuid-Willemsvaart van 06-06-1925:

159

De krant de Zuid-Willemsvaart van 02-09-1925 meldt dat de nieuwe boterfabriek nagenoeg klaar is en daaronder een foto van de nieuwe fabriek met melkleveranciers en het personeel:

160

161

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 23-11-1925 de inzegening van de zuivelfabriek van 'de Oude Molen':

162

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 28-02-1925 worden afbraakmaterialen van de voormalige margarinefabriek verkocht:

163

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 02-04-1925 en de Nieuwe Venloosche courant van 20-07-1926 wordt het venten van melk ingevoerd:

164 165

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 21-01-1926 het jaarverslag over 1925 waarbij de melkventers Harry van Goch en Johannes Kortenbach worden genoemd, alsmede directeur Rijpma en de verkoop van de oude fabriek en woonhuis aan de voormalige Molenstraat:

166

Hieronder een foto met links van melkventer Harry van Gogh, geboren te Asten op 04-11-1881 als zoon van Cornelis van Gogh en Hendrica van Seccelen:

167

Volgens de krant de Zuid-Willemsvaart van 17-09-1926 ontvangt zuivelfabriek 'de Oude Molen' een eervolle vermelding:

168

De melkritten voor het ophaslen van de melk zijn aanbesteed en de krant de Zuid-Willemsvaart van 04-12-1926 meldt de gegunden:

De krant de Zuid-Willemsvaart van 05-11-1927 meldt een ongeluk in de stoomzuivelfabriek:

169

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 20-07-1928 wordt een grote brandoefening op het terrein van 'de Oude Molen' genoemd en rechts daarvan in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 25-07-1928 het verslag:

170 171

De oproep tot de verplicht bij te wonen jaarvergadering van de coöperatieve stoomzuivelfabriek in de krant de Zuid-Willemsvaart van 05-03-1932:

172

De aansluiting van stoomzuivelfabriek 'de Hoop' te Heusden (zie Voorste Heusden 47) naar de stoomzuivelfabriek 'de Oude Molen' had nogal wat voeten in aarde, zoals mogen blijken uit onderstaande krantenartikelen, waarbij de bestuurlijke en geestelijke adviezen de doorslag hebben gegeven:

Zuid-Willemsvaart van 05-01-1934 en Zuid-Willemsvaart van 05-02-1934:

173 174

Zuid-Willemsvaart van 12-02-1934 en Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant 18-01-1934:

175 176

Zuid-Willemsvaart van 09-02-1934 en Zuid-Willemsvaart van 16-02-1934:

177 178

In het Nederlandsch weekblad voor zuivelbereiding en handel; orgaan voor zuivelbereiders en handelaren in zuivelproducten van 27-02-1934 biedt Zuivelfabriek de Oude Molen goederen te koop aan:

Hieronder een foto van de melkfabriek de Oude Molen:

179

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 24-05-1934 wordt een grote fabrieksbrand gemeld op het terrein van 'de Oude Molen', waarbij de stoomzuivelfabriek gespaard bleef:

180

Hieronder een foto van de stoomzuivelfabriek 'de Oude Molen':

181

Ruim een jaar later vindt er weer een grote fabrieksbrand plaats bij de naastgelegen tricotagefabriek van Te Strake & Verkouteren (zie Voormalige fabriek G2329), waarbij opnieuw de stoomzuivelfabriek gespaard bleef, aldus de krant de Zuid-Willemsvaart van 12-07-1935:

182

In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 20-03-1937 het jaarverslag over het boekjaar 1936, waarbij ook gemeld wordt dat een bondsdiploma voor de boterproductie wordt gehaald:

183

Opnieuw vindt er een grote fabrieksbrand plaats op het terrein van 'de Oude Molen', opnieuw zonder schade aan de stoomzuivelfabriek, aldus de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 27-11-1937:

184

In de geschiedenis van een halve eeuw gewestelijke zuivelcoöperatie7 wordt de boterproductie van 1909, toen er nog drie zuivelfabrieken in Asten waren, vergeleken met de boterproductie van 1939:

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 07-03-1940 wordt gemeld dat na de jaarvergadering een film vertoont over het belang van de boer, een film van ruim een uur die op het internet nog steeds te zien is6:

185

De krant de Zuid-Willemsvaart van 11-04-1941 meldt bij het jaarverslag dat stoomzuivelfabriek 'de Oude Molen' op plaats vier van 86 staat van kwalitatief beste producenten:

186

Linksonder in de krant de Zuid-Willemsvaart van 01-08-1943 het zilveren jubileum van Antonius Johannes Driessen en rechtsonder wordt na de Tweede Wereldoorlog weer melk aan huis geleverd, aldus het Peelbelang van 30-12-1944:

187 188

Hieronder een luchtfoto uit rond 1950 van de stoomzuivelfabriek de Oude Molen:

189

In 1957 fuseerden de stoomzuivelfabrieken van Asten en Someren en tot 1960 is de stoomzuivelfabriek op deze locatie gebleven. Daarna is een nieuwe fabriek opgericht op de Heesakkerweg.