De pagina Heusden/Kasteel/Kasteelruïne wordt nu weergegeven
Heusden/Kasteel toevoegen aan selectieHeusden toevoegen aan selectie

Bewoningsgeschiedenis

Dit is een deel van de bewoningsgeschiedenis gemaakt op 19-04-2024 08:04:07
Voor de voor het laatst bijgewerkte versie surf je naar https://www.heemkundekringdevonder.nl/bewoningsgeschiedenis

Kasteelruïne


Tekst in groen refereert naar het boek 'De Geschiedenis van het Bisdom 's-Hertogenbosch1 uit 1872 en krantenartikelen zijn aan de hand van Piet Hamilton in de krant de Zuid-Willemsvaart van 18-05-1904.

Bij wikipedia staat het volgende over het kasteel van Asten met rechts een 14e eeuwse kandelaar gevonden in de gracht van het kasteel:

De heren en vrouwen van Asten bewoonden sedert 1389 het Kasteel Asten. De oudste heren stammen uit de adellijke familie Van Cuijk. Andere bekende adellijke families die gedurende enige tijd het bezit van de heerlijkheid hadden waren de families Brederode en Merode. Diverse leden van deze families hebben, ten goede of ten kwade, een rol gespeeld die de regionale betekenis oversteeg. Daar tussendoor zijn er periodes geweest waarbij het bezit van de heerlijkheid in andere handen overging door koop en verkoop, hetgeen herhaaldelijk kon geschieden. Soms was het eigendom ook over diverse personen verdeeld. Vooral gedurende het tijdvak na Bernard van Merode, toen ook de betekenis van de heer geleidelijk erodeerde, zijn er veel transacties geweest en is de namenlijst verre van volledig. Vervalste oorkonden hebben de identificatie van de heren van Asten ook gecompliceerd gemaakt. Zo waren Willem de Roover en Willem van Stakenborg in de 13e eeuw geen heren van Asten. Sterker nog, deze personen bestonden vermoedelijk niet eens.

Na deze verwarrende periode die nog onderstreept werd door de afschaffing van de heerlijke rechten in 1798 werd het kasteel verlaten in 1892 en kwam de familie er alleen nog om te jagen. Daardoor trad definitief verval van het kasteel in. Het kasteel werd blootgesteld aan de vernielzucht van de plaatselijke jeugd, waarna anderen volgden die de bruikbare materialen uit het kasteel sloopten. Omstreeks 1930 restte er van het kasteel weinig meer dan de traptoren bij de noordvleugel. Frans van Hövell tot Westerflier heeft het kasteel toen gekocht en een restauratie doorgevoerd in 1938 met het doel om er te gaan wonen. Begin 1941 werd de noordvleugel compleet opgeleverd. Een dochter van Clemens, Elisabeth van Hövell, getrouwd met jonkheer Alexander van der Heijden van Doornenburg namen 15 maanden hun intrek in het kasteel. Het kasteel werd echter alsnog verwoest door oorlogsgeweld. Na de bevrijding op 24 september 1944 brak op 5 oktober 1944 namelijk een Duitse patrouille door de linie. Zij beschoten het kasteel met fosforgranaten. Het kasteel brandde af door de nonchalante Amerikaanse bewaking en de brandweer die niet tijdig ter plaatse was.

Hieronder een overzicht van de heren en vrouwen van Asten vanaf 1399, wanneer Gerard van Berkel het kasteel aan de Aa bij Heusden bouwt, tot 1984, wanneer het kasteel wordt verkocht aan een stichting (voor een overzicht van de heren van Asten voor 1399, zie Koningsplein):

Periode Heer van Asten Vrouwe van Asten Geboorte Overlijden
1399-1417 Gerard van Berckel Mabelia (Beel) Arnoud Jan van Kelre of Geertruida van Gerwen ±1340 ±1417
1418-1432 Goossen van Berckel  Lysbeth Hendrick Beckers en Aleit Marcel Kemp ±1377 ±1448
1432-1443 Gerard van der Aa Anna van Schoonhoven ±1387 ±1443
1443-1456 Anna van Schoonhoven ±1390 ±1477
1457-1471 Johanna van der Leck ±1400 12-03-1571
1471-1476 Peter de Vertaing Margaritha van Culemborg ±1435 22-04-1479
1476-1496 Berthout Back van Tilburg Maria Wolfaerts Walraven ±1420 ±1496
1496-1508 Jan Back van Asten Adrienne Catharina van Wielich ±1443 11-02-1508
1508-1509 Otto Back ±1470 ±1509
1509-1535 Wolfert van Brederode Adrienne Back ±1475 ±1535
1535-1584 Reinoud van Brederode Margaretha van Doerne ±1510 ±1584
1584-1591 Maximiliaan van Brederode Margaretha van Brecht ±1553 ±1591
1591-1592 Wolfert van Brederode ±1570 ±1592
1592-1640 Bernard van Merode Catharina van Brederode ±1572 20-01-1666
1640-1643 Johan Salm de Malgre Agnes Wilhelmina van Merode ±1595 05-1643
1643-1646 Agnes Wilhelmina van Merode ±1600 07-06-1671
1646-1656 Willem van den Oetelaar Agnes Wilhelmina van Merode 13-02-1617 24-10-1678
1656-1705 Everard van Doerne Antonia van Doerne en Anna Catharina Constantia van Boecop ±1636 22-02-1705
1705-1716 Anna Catharina Constantia van Boecop ±1650 05-01-1716
1716-1720 Gerardus Assuerus Ludovicus de Colonster de Horion Anna Wilhelmina van Doerne 08-03-1682 23-11-1720
1720-1722 Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven ±1685
1722-1724 Caspar van Meerwijck Elisabeth Anna Maria van Lijnden ±1655 15-08-1727
1724-1725 Albert Ferdinand Carolus de Bierens 09-04-1716 08-05-1774
1725-1734 Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven ±1685
1735-1738 Pieter Valkenier Bregje van Ghesel 14-03-1691 01-04-1738
1738-1754 Bregje van Ghesel 27-05-1698 22-11-1753
1754-1787 Cornelis van Hombroek en Johannes van Nievervaart Antonia Papegaij en Maria van der Pijpen 21-11-170929-05-1705 19-05-1787 / 23-03-1768
1787-1811 Cornelis en Martinus van Nievervaart Antonia Papegaij 24-07-1719 18-04-1811
1811-1818 Dirck Corneliszoon Vos 02-12-1750 06-04-1818
1819-1836 Cornelis en Leendert Dupper Margareta Johanna Vaart en Drisia Dionysia Cornelia Ramaer 05-04-179416-01-1801 05-05-183801-04-1838
1836-1856 Willem Francis Guljé Jacoba Antonia van Baar 11-03-1777 04-02-1856
1856-1892 Joannes Amandus Guljé 13-06-1818 09-01-1892
1892-1896 Maria Judith Guljé 06-09-1814 09-03-1896
1896-1911 Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier Raphaela Maria Alexandra Boreel de Mauregnault 10-11-1853 13-04-1911
1911-1917 Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier 30-05-1846 07-09-1926
1917-1949 Clemens Ernest en Alexander Eduard van Hövell tot Westervlier Paulina Antonia Cecilia Maria van der Does de Willebois 23-04-187819-07-1889 10-12-194914-05-1956
1949-1956 Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier Paulina Antonia Cecilia Maria van der Does de Willebois 23-04-1878 14-05-1956
1956-1981 Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier Maria Joséphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc 02-07-1910 09-04-1981
1981-1984 Marie Josèphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc 25-09-1923 02-09-2005

Gerard van Berckel, 1399-1417

Er bestaan verschillende verklaringen over de echtgenote van Gerard van Berckel, waarvan de voornaamste twee in de bewoningsgeschiedenis van Asten zijn opgenomen. Een afstammingslijst vermeldt een huwelijk Mabelia (Beel) Arnoud Jan van Kelre, zoals hieronder beschreven. Bij de andere is sprake van een huwelijk met met Geertruida van Gerwen, welke beschreven wordt bij het landgoed 'Ten Perre' (zie Koningsplein). Welke van de twee de juiste is, blijft vooralsnog onduidelijk, al is wel bekend dat in beide beschrijvingen de zoon Goossen van Berckel de opvolger is. Het huwelijk van Gerard van Berckel en Mabelia (Beel) Arnoud Jan van Kelre is gebaseerd op een stamreeks op geni.com2 en onderstaand archiefstuk in de Bossche Protocollen:

Bossche Protocollen folio 250; 1376-1383:
Gerrit van Berkel gehuwd Beel dochter wijlen Jan van den Kelre. Henrick van der Schaut en Jan zoon wijlen Henrick van der Schaut.

Een van de eerste bewoners van het kasteel, Gerard van Berckel is geboren rond 1340 als zoon van Nicolaes Gerard van Berckel en Geerborch Peter van den Steenwech. Hij is rond 1370 getrouwd met jonkvrouw Mabelia (Beel) Arnoud Jan van Kelre, geboren rond 1345 als dochter van Arnoud Jan van den Kelre en Mabelia Embert Lambert van den Heesacker. Zij is bij haar trouwen weduwe van Hendrik Hendrikszoon van Uden. Hieronder het gezin van Gerard van Berckel en Mabelia (Beel) Arnoud Jan van Kelre:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Gerard ±1375
2 Goossen ±1377 ±1418
Lysbeth Hendrick Beckers
±1425
Aleit Marcel Kemt
±1448 zie Goossen van Berckel
3 Hendrick ±1380 ±1400
Heylwigh Ysbouts van Asten
±1421
Geertruyt Aerts van Heeswyck
±1450 Abt van Echternach
zoon Gerit
4 Jan ±1383 ±1420
Maria Jan Arnoud Heym
±1425
Margaretha Lucas van Erp
±1454 laat legaat na
zie Voormalig huis F179
en Lagendijk 3
en Voormalig huis F162
5 Nicolaas ±1385 ±1415
Oda Hugo van Wyck
±1448 zie Familie van Berckel

Gerard van Berckel was bontwerker en pelser en in 1371, 1374, 1384, 1388, 1393, 1397, 1408 en 1413 schepen van 's-Hertogenbosch en linksonder het familiewapen en in het midden de schepenzegel van Gerard van Berckel3:

Zijn schoonvader Jan van den Kelre had goed in Rut in de buurt van Asten in bezit:

Jan van den Kelre, overleden tussen 1369 en 1381, was leenman van Echternach (1358, 1364, 1367) voor de helft van de tienden van Rut. In 1381 wordt zoon Arnt Stamelart van den Kelre als leenman genoemd.

Gerard van Berckel woonde meestentijds hoogstwaarschijnlijk in 's-Hertogenbosch in het huis met de naam 'Hof van Brabant' (zie foto rechtsboven), want in de archieven en de oudste Domeinrekening van de Meierij van 's-Hertogenbosch, staat hier over4:

Algemeen Rijksarchief te Brussel Rekenkamer Registratie nummer 5233; 1404:
Van Mervrouwen huus in Shertoghenbosch in de Hintemerstrate, haer toecomende in verliden tiden by verbeurten van weylen here Alarde van Os zone, omdat Gherard van Berkel vercreghen heeft van Mervrouwen vorscreve. Van den beimde, achter 't vorser, huus, Mevrouwen vorser, toecomende als boven, niet hier omdat Magriete van Helewe dien houd haer leven lanc.

Domeinrekening Registratienummer 5267, 1447:
Van mijns 's Heren 's Hertogen huys, gelegen in Shertogenbosch in die Hynthemerstrate ende van den beempden af ter 't voirschrevene huys gelegen; die kijndere Gerits van Berkel houden 't, overmijds dat haere ouders vercregen hebben metten rechte; dairom hier niet.

Gerard van Berckel bezat aanvankelijk het 'Huys ten Perre' in het dorp (zie Koningsplein). Op 17-09-1389 verkreeg hij de gehele heerlijkheid Asten door aankoop van Ricout de Cock. Gerard van Berckel heeft de voorloper van het kasteel van Asten uitgebouwd tot een beter verdedigbaar kasteel, in 1399 voor het eerst 't Huys tot Asten geheten. De voorloper was een nabijgelegen mansio, een min of meer versterkte cijnshoeve.

Ridder Willem van der Aa en zijn zoons, waarover later meer, hebben een cijnsrecht op de goederen in Asten:

Bossche Protocollen 1185 folio 125 verso; april 1407:
Heer Willem van Aa, ridder, en zijn zoons Floris en Gerit een cijns uit de goederen van heer Jan van Cuyk en Hoogstraten in de villa Asten, door Willem verkregen van Jan van Ghestel nu aan Gerit van Berkel.

Over de zonen Nicolaes, Hendrick en Jan van Gerard van Berckel lezen we het volgende in de Bossche Protocollen:

Bossche protocollen folio 17 verso; oktober 1428:
Claes Geritssoon van Berkel bezit een huis, erf, hof en aangelag aen die Steghe, een een tiend in Asten, rijdend tegen een tiend van de investiet van Asten; genoemd zijn Rutger vanden Broeck en Gerit Bathen zoon van wijlen Gerit Bathen.

Bossche protocollen folio 171 verso; oktober 1428:
Jan van Berkel, man van jonkvrouw Margriet dochter wijlen Lucas van Erpe van Ponseldael, bezit de grote en smalle tiend van Asten, leenroerig aan Goossen van Berkel, heer van Asten; genoemd is Leunis van Erpe van Ronsendael zoon van wijlen Lucas van Erpe van Ronsendael.

Bossche protocollen folio 109 verso; september 1431:
Over het huwelijksverdrag tussen Henrick van Berkel zoon van wijlen Gerit van Berkel en zijn vrouw jonkvrouwe Geertruyt dochter van Aert van Wijck. Henrick bezit die Pertiende, Astens leengoed; genoemd zijn Goossen van Berkel heer van Asten en zijn broers Jan en Claes

Gerard van Berckel is in 1417 overleden en volgens de archieven1 komt het kasteel via derden in bezit van zijn zoon Goossen:

Weemaer Joannis van Cuijk, die op 16 junij 1417 zijn heerlijk goed aan Jan van Hokelom van Acoyen verkoopt. Jan van Hokelom was getrouwd met Adriana Back, die later hertrouwde met Wolfaert van Brederode. Goeswijn van Berckel volgde, na zijns vaders overlijden, op 18 maart 1418 zijn vader op als heer van Asten.

Goossen van Berckel, 1418-1432

Zoon Goossen van Berckel is geboren rond 1377 als zoon van Gerard van Berckel en Mabelia (Beel) Arnoud Jan van Kelre (zie Gerard van Berckel). Hij is rond 1400 getrouwd met Lysbeth Hendrick Beckers en na haar overlijden rond 1410, had hij een relatie met Aleit Marcel Kemp of Kyevits. Hieronder het gezin van Goossen van Berckel en Lysbeth Hendrick Beckers en met Aleit Marcel Kemp:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Agnes* ±1400

±1420
Lambert van Kessel
±1423
Andries Aertssoen

dochter Lambertken

 

2 Gevaert*

 

3 Beel*

 

4 Aleijt*

 

5 Goeswijn

 

dochter Luytgard en Aleyt

* natuurlijke kinderen van Goossen van Berckel en Aleit Marcel Kemp, let wel dat de naam Beel afgeleid is van de moeder van Goossen van Berckel

Goossen van Berkel en zijn broer Jan woonden voor 1418 in 's-Hertogenbosch5:

Van mijns genedichs heeren huysen ten Bossche by der Gevangen poerte, welcke huysen ende woeningen mit hueren toebehoirten wylen Goessen ende Jan van Berkel gecoft hebben tegen wylen vrouwe Johanna van Brabant, welcke huys ende woeningen derselver vrouwen aengevallen ende verschenen was van Uudeken van Os, natuerlicke zoene wylen heeren Alaerts van Oss, als blijct by de rekeninge, eyndigende ultima September 1491 ende by oepenen brieven der vrouwe Johanna de dato 13 Meerte 1418, dair af copie overgegeven is opte rekeninge, eyndende ultima Septembris 1482.

De belening van de heerlijkheid Asten door Goossen van Berkel vindt plaats op 14-03-1419. In de archieven wordt Goossen van Berckel als tijdelijk heer van Asten genoemd en hieronder eveneens bij de verkoop van cijnsen:

Bossche Protocollen 1193 folio 475; 23-10-1422:
Goossen van Berkel, zoon van Gerit tijdelijk heer van Asten. verkoopt diverse cijnzen en pachten aan Jan van Kessel, afkomstig van zijn vader en zijn broer Gerit, van jonker Jan, heer van Kuyc en Hoogestraten, heer Rycout Kock, ridder. Jan van Berkel, Claes en Henrick, zoons van Gerit van Berkel, doen afstand, behoudens een betaling aan Gerit van Amstel, van chijnsen. De goederen zijn gelegen te Westerhoven, Woenssel, Zonderwijck, Lieshout, Waalre, Tilburg, Poppel en Weelde, Baerle, Diessen, Hilvarenbeek, Bladel, Hapert. Die cijnsen waren afkomstig van wijlen heer Arnt Vrient, proost van Wassenbergh met betaling in diens hof te Zomeren, die ze had van de heren van Sint Servaes te Maastricht en pachtten ten bate van heer Otto van Kuyc, verkregen van Liesbeth weduwe Jan van Bruheze, heer Dirck die Rover, ridder, erfgenamen van Gerit van Amstel.

Dochter Agnes van Goossen van Berckel treedt in haar tweede huwelijk:

Bossche Protocollen 1193 folio. 449; 07-06-1423:
Betreffende de windmolen. Goossen van Berkel, tijdelijk heer van Asten, Andries Artssoen gehuwd met Agnes natuurlijke dochter van Goossen ten huwelijk.

De broers Jan, Nicolaes en Hendrick doen afstand van de goederen van hun vader Gerard van Berckel ten gunste van Goossen van Berckel:

Bossche Protocollen 1194 folio 19 verso; 03-12-1423:
Betreffende de hoftiende. Goessen van Berkel tijdelijk heer van Asten, villa de Asten, seu dominium, Jan, Claes en Henrick, broers van Goessen, zoons van Gerit van Berkel de grote en kleine tienden rijdend tegen de tienden van de investiet van Asten en die Partiende een pacht aan een altaar in de kerk van Asten, gesticht door Goossen, Jan, Claes en Henrick. Goossen zoon van Gerit van Berkel gehuwd met joffrouw Jut, huwelix guede beloofd door Gerit van Berkel, Jan, Claes en Henrick, zoons van Gerit van Berkel, doen afstand van rechten in de heerlijkheid, de villa, het slot, het huis, de hofstede, gebouwen, visserijen, waranden, beemden en landen en eveneens van de hoeve 't Hofguet bij het slot gelegen dat nu gepacht is door Jordaen zoon van Willem sRaeds eveneens van de windmolen en het gemaal met het maalrecht daarvan, en verder van alle cijnsen die wijlen Gerit van Berkel beurde in de Meijerij van den Bosch, gezegd die 't synse van Asten en Sente Servaes sijnse als in de cijnsboeken die wijlen Gerit daarvan had. Op conditie dat Goossen hen op loffelijke wijze zal voorzien van kost en kleer, en dat Goossen zal betalen de cijns van 20 oude schilden die wijlen de vrouwe van Hoestraten beurde van wijlen Gerit, een cijns van 25 schilden van Aleit Wedeleens en ¼e deel van een cijns van 25 oude schilde die Gerit Bac beurt uit een molen in den Bosch bij die Donc, de andere 3⁄4e deel van die cijns beloven zij zo te betalen dat Goossen daarvan geen hinder ondervindt.

Bij een pacht van het goed 'ten Perre' worden de kinderen van Goossen van Berckel genoemd:

Bossche protocollen 1195 folio 178 verso; 17-02-1425:
Het goed ten Perre; Jut dochter wijlen Jan Cnolfs, het goed als pacht haar als weduwe aangekomen, aan Claes van Berkel zoon van wijlen Gerit, Henrick zoon van wijlen Henrick Hadewigen een pacht beloofd door wijlen IJsbout van Asten aan Gerit van Berkel te leveren op 't goed ten Perre en een pacht beloofd door Matheeus van Aalst aan Gerit van Berkel en een pacht beloofd door Henrick van der Rijt van Asten aan Gerit van Berkel en Thomas van den Laer aan Gerit van Berkel. Marge: Claes zoon van wijlen Gerit van Berkel aan meester Maarten van Zoemeren ten bate van Gevaert, Beel en Aleit natuurlijke kinderen van Goossen van Berkel en van wijlen Aleit dochter wijlen Marsel Kemt.

Ook bij de schoutsrekeningen6 wordt Goossen van Berckel genoemd en dit gaat veelal om rekeningen te betalen voor vechtpartijen:

Algemeen Rijksarchief Brussel, 1290, Schoutsrekeningen 074; 1420-1430:
Van Reyner Reyners soen alias Haengreve van Someren ende sinen kinderen die daer sloeghen Roelof den Kersmeker alias Bruyns daer her Jan Zwaghe in sinre rekenynghen hoer goet gerekent heeft als ende Goessen van Berkel den doden onder hem had in sinre heerlichet tot Asten nochtans gepointet teghen mynen genedighen heer van Brabant om xxi beyers gulden valent xiii cronen vranx.

Van Jan van Redingen die van live ter doet bracht hadde Aernt van Vlierden sinen neve dair sy saten en droncken in enen bierhuys ende waeren droncken ende woirden vechtende ende want Jan van Redingen vlochtich ende ongehouden was ende met pertien verzoent hadde ende een goet arm man was ende in dronckenscap sonder vordel gheschiet, soe heeften die schoutheit by Goessen van Berkel ende schoutheit van Pedelant ende meer ander laten poenten om xxx aernems gulden dair om hier xxx aernems gulden.

Het bezit van Goossen van Berckel wordt uit onderstaande akten in de Bossche Protocollen duidelijk:

Bossche protocollen folio 41 verso; 1425-1428:
Goossen van Berkel, heer van Asten, bezit de hoeve dat Hofguet bij 't kasteel en een windmolen, Andries Artssoen man van Agnes natuurlijke dochter van Goossen van Berkel voornoemd en Lambertken dochter van wijlen Lambert van Kessel en Agnes voornoemd.

Bossche protocollen 1195 folio 156 verso; 24-02-1425:
Goossen van Berkel tijdelijk heer van de villa Asten, Aleit en Geerborg, dochters wijlen Wedeken van Os met een lijfrente uit de hoeve 't Hofguet naast het kasteel van Asten en uit de windmolen, Jan, Claes en Henrick zoons van wijlen Gerit van Berkel. Met bepalingen voor het geval deze goederen als leengoederen zouden worden ontweert dan zouden deze broers borg staan met hun goederen; Goossen van Berkel belooft de broers indemniteit. Aleit dochter wijlen Wedeken van Os doet afstand ten bate van Goossen van Berkel van een cijns van 15 oude scilden beloofd door wijlen Gerit van Berkel.

Bossche Protocollen R1245f folio 131; 09-08-1426:
Goessen zoon wijlen Gerit van Berkel heer van Asten, bezit het dorp van Asten met het kasteel, met gragten, hof, grond, weijde en 1 bunder heijde, die Goessen gekocht heeft van gemeijnt van Asten.

Bossche protocollen 1429; folio 153 verso; 30-06-1430:
Goossen van Berkel, heer van Asten, bezit de hoeve 't Hofgoet' bij 't kasteel en de windmolen van Asten; genoemd zijn Jan en Claes broers van Goossen van Berkel en meester Marten van Zoemeren.

Het kasteel is door Goossen van Berckel in 1432 verkocht aan Johanna van der Leck:

Goeswijn van Berckel verkoopt dat alinge dorp van Asten met de geheele heerlijkheid en ook het afzonderlijk goed te Perre onder Asten den 12 februarij 1432 aan vrouwe Joanna van der Leek.

Er blijkt echter nog een tweede verkoop te bestaan, zoals genoemd door meester Alexander Frederik Oscar van Sasse van Ysselt in Taxandria7:

We volgen de hierboven uitgezette lijn en komen dan uit op de familie van der Aa.

Familie van der Aa

De familie van der Aa, waaronder de eerder genoemde Willem van der Aa, hadden ook cijnsrecht in Asten. Hun afstamming8 is hieronder beschreven:

Gerard van der Aa is geboren rond 1305 als zoon van Gerard van der Aa en Elisabeth Goossens van Mierlo. Hij is rond 1330 getrouwd met NN en na haar overlijden rond 1334, is Gerard van der Aa rond 1335 hertrouwd met Lijsbeth van Dinther, geboren rond 1310 als dochter van Dirck Colenz van Dinther en Catharina van Benthem. Hieronder de gezinnen van Gerard van der Aa met NN en met Lijsbeth van Dinther:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Ulindes* ±1331 ±1355
Arnt van Dinther
±1370
Goyaert van Nederveen
±1370
2 Ermengard* ±1333 ±1355
Arnt Dirckxzoon Kuyst
±1400
3 Gerard ±1336 ±1360
Heylwig Goyarts van Sceepstal
±1376
4 Coel ±1338 Priester ±1377
5 Willem ±1340 ±1365
Beatrijs Floris van Duffel
±1408
6 Goossen ±1342 ±1367
Liesbeth van Hofstaden
±1413
7 Kathelijn ±1344 ±1370
Hendrick van Moordrecht
±1415
8 Margaretha ±1346 Religieuze Hoydonck

*  kinderen uit het eerste huwelijk

Gerard van der Aa was schepen van 's-Hertogenbosch en is rond 1366 overleden.

De eerder genoemde ridder Willem van der Aa is geboren rond 1340 als zoon van Gerard van der Aa en Lijsbeth van Dinther. Hij is rond 1365 getrouwd met Beatrijs Floris van Duffel, geboren rond 1345 als dochter van Floris van Duffel en Gertrude van Gestel. Hieronder het gezin van Willem van der Aa en Beatrijs Floris van Duffel:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Floris ±1366 ±1390
Ysabella van Zevenberghen
±1446 Schepen 's-Hertogenbosch
2 Beatrijs ±1368 Religieuze Bynderen
3 Gerard ±1370 ±1400
Margriet Jans Dircx
4 Kathelyn ±1372 ±1400
Lorijs van der Eympel
±1440

Uit de 'Geschiedenis van der heren, de heerlijkheid en de dorpen van Asten en Ommel, door meester Clemens Ernest Alexander baron van Hövell tot Westerflier, handschrift in Streekarchivariaat Peelland, bladzijde 14 en 15 citeren we de overdracht van een deel van de goederen van Jan IV van Cuijk (zie Koningsplein) aan Willem van der Aa:

28 april 1367, feria quarta post octavas Pasche, anno domini trecentesimo sexagesimo septimo:
Johannes van Gestel draagt, uit naam van zichzelf en Franconis, zijn broer, alle goederen te Asten van jonker Johannes, heer van Cuyke en Hoestraten, waarop een erfelijke jaarrente van 250 pond was gevestigd, alsmede alle goederen en inkomsten van jonker Johannes, heer van Cuyke en Hoestraten, hen opgedragen door Goeswino Moedel Dicbier, alsmede alle goederen binnen de parochie Haren bij Meghen van jonker Henricus heer van Enke, alsmede alle renten en cijnsen aldaar van de heer van Hoestraten de vader van jonker Henricus, alsmede alle rechten en jurisdictie van jonker Henricus aldaar en tenslotte enige goederen en renten van jonker Henricus in en buiten Haren, die jonker Henricus aan hen, Johannis en Franconis, broers, had verkocht, op aan Wilhelmo van Aa, ridder. Getuigen Willem Eelkini en Theodorus, zoon van Ywanus, schepenen van 's-Hertogenbosch.

Ridder Willem van der Aa en zijn zoons hebben dit cijnsrecht op de goederen in Asten overgedragen aan Gerard van Berckel (zie Gerard van Berckel):

Bossche Protocollen 1185 folio 125 verso; april 1407:
Heer Willem van Aa, ridder, en zijn zoons Floris en Gerit een cijns uit de goederen van heer Jan van Cuyk en Hoogstraten in de villa Asten, door Willem verkregen van Jan van Ghestel nu aan Gerit van Berkel.

Willem van der Aa is ridder, heer van Heeswijk en Dinther en Nieuw Herlaer, leenman van de hertog van Brabant en is rond 1408 overleden. Beatrijs Floris van Duffel is rond 1408 overleden.

Zijn broer Gerard van der Aa is geboren rond 1336 als zoon van Gerard van der Aa en Lijsbeth van Dinther. Hij is rond 1358 getrouwd met Heylwig Goyarts van Sceepstal, geboren rond 1338 als dochter van dochter van Goyart Model van Sceepstal (heer van Milheeze) en Liesbeth. Hieronder het gezin van Gerard van der Aa en Heylwig Goyarts van Sceepstal:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Dirck ±1359 Ongehuwd ±1390 Ridder
2 Gerard ±1361 ±1383
Elisabeth Wellens van Neynsel
±1400
3 Elisabeth*  ±1365 ±1386
Arnt Berthout Bac
zoon Gerardus
zie Dijkstraat 50

*  Elisabeth van der Aa, geboren rond 1365 als dochter van diens broer Gerard van der Aa en Heijlwich Goijaert Rovers van Scheepstal, is getrouwd met Arnt Berthout Bac (zie Dijkstraat 50). Hun zoon Gerard (Gerit) van der Aa, geboren rond 1388 wordt genoemd in een akte, waarin ook de familie van der Leck genoemd wordt:

Nationaal Archief, Archief Nassauschen Domeinarchieven, inventarisnummer 395, regestnummer 104921; augustus 1416:
Engelbrecht, graaf van Nassow, heer van de Leck en Breda, en Johanna van der Leck van Polanen, zijn vrouw, geven Gheerit van der Aa Berthout Bacszoon na uitspraak van scheidslieden 32 pond jaarlijks uit de inkomsten van Breda in erfleen, losbaar met 300 pond.

Gerard van der Aa is als ridder rond 1376 overleden en Heylwig Goyarts van Sceepstal is rond 1379 overleden.

Zoon Gerard van de Aa is geboren rond 1361 als zoon van Gerard van der Aa en Heylwig Goyarts van Sceepstal. Hij is rond 1386 getrouwd met Elisabeth Wellens van Neynsel, geboren rond 1363 als dochter van Wellen van Neynsel en Liesbeth van den Doorn. Elisabeth Wellens van Neynsel is rond 1383 overleden en Gerard van der Aa is nog hertrouwd met NN. De gezinnen van Gerard van der Aa met Elisabeth Wellens van Neynsel en met NN:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Gerard ±1384 ±1415
Anna van Schoonhoven
±1443 zie Gerard van der Aa
2 Hendrick ±1386
3 Goyaert* ±1390 ±1465
4 Heylwich* ±1392 ±1445

* kinderen uit het tweede huwelijk

Gerard van de Aa was onder andere heer van Milheeze, woonde in de Hinthamerstraat in 's-Hertogenbosch, is aldaar schepen en is rond 1400 overleden.

Gerard van der Aa, 1432-1457

Zoon Gerard van de Aa is geboren te 's-Hertogenbosch rond 1387 als zoon van Gerard van der Aa en Elisabeth Wellens van Neynsel. Hij is rond 1415 te 's-Hertogenbosch getrouwd met Anna van Schoonhoven, geboren te Mechelen (B) rond 1390 dochter van Jan Janszoon van Schoonhoven en Elsa Hendricksdochter van Diest. Het gezin van Gerard van der Aa en Anna van Schoonhoven:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Gerard ±1416 Kloosterling Eindhoven
2 Jan ±1418 ±1442
Maria Peters Pels
±1484
3 Godfried ±1420 Kloosterling ±1469

Heer van Milheeze
wonend in Eindhoven

4 Hendrick ±1422 ±1445
Margriet Oem van Arkel
±1477
5 Dirck ±1424 ±1450
Elisabeth Jacobs Monix
±1484
6 Willem ±1426 ±1471
7 Elsbeen ±1428 ±1460
Robert de Loze
8 Liesbeth ±1430 Religieuze 's-Hertogenbosch

Gerard van der Aa was onder nadere ook heer van Milheeze en in 1429 en 1437 schepen van 's-Hertogenbosch. Linksonder het wapen van de familie van der Aa, rechts daarvan tweemaal het schepenzegel van Gerard van der Aa3 en geheel rechts een tekening op de 15e eeuwse genealogische rol9 van Anna van Schoonhoven (de vrouw op de voorgrond) met haar broers en zussen:

Gerard van der Aa was ook heer van Bokhoven en Zegenwerp en had ook bezit in Deurne:

Stadsarchief Den Bosch 1187 folio 418; 20-05-1412:
Gerard van Aa zoon van wijlen Gerit een pacht uit hoeve ter Braken in Deurne van wijlen heer Gevaert van Deurne verkocht destijds door Jan van Deurne zoon van wijlen Heer Gevaert, ridder.

De oudste vermelding van Gerard van der Aa na zijn huwelijk vinden we in het schepenarchief van Leuven9:

Schepenarchief Leuven, 7713 folio 283b; 07-03-1417:
Gerardus van der Aa, uit 's-Hertogenbosch, zoon van wijlen Gerardus van der Aa, erkent schuldig te zijn aan zijn schoonvader, jonker Jan van Schoonhoven, aan diens zoon Jan van Schoonhoven, zwager van Gerard, aan Gerard van der Aa, zoon van wijlen ridder Goessen van der Aa, bloedverwant van de eerstgenoemde Gerard, en aan Gerard van der Aa, zoon van wijlen ridder Willem van der Aa, eveneens een bloedverwant van Gerard, een bedrag van 1000 ponden groten.

Gerard van der Aa wordt samen met zijn schoonvader en zwager genoemd met betrekking tot een kwijtschelding van een schuld9:

Schepenarchief Leuven 7724 folio 72 verso; 26-09-1430:
Jonker Jan van Schoonhoven junior kwijt zijn zwager Gerrit van der Aa voor een bedrag van 120 Hollandse guldens, waarvoor Gerrit destijds van Jan van Schoonhoven senior een rente gekocht had die Jan van Schoonhoven senior had op de goederen te Rijmenam. Deze goederen van Rijmenam, bestaande uit een hoeve, de heerlijke rechten en de tienden van Rijmenam, had Jan van Schoonhoven rond 1400 behouden uit de nalatenschap van Jan van Calsteren.

Als Gerard van der Aa ziek wordt, maakt hij zijn testament op, waarin de heerlijkheid Asten als overige goederen geldt:

Stadsarchief Den Bosch, archief van de tafel van de Heilige Geest van 's-Hertogenbosch, regest nummer 2073 en bijlage IV; 30-07-1443:
Testament van Gerard van der Aa, armige, knape-wapendrager, zoon van wijlen Gerard van der Aa met toestemming van zijn echtgenote vrouwe Anna van Scoenhoven, onder de getuigen Godefridus natuurlijke broer van de testateur. Opgemaakt te Gestel in het goed 'te Zegenworp' op zijn kasteel.
Het testament van Gerard van der Aa, voor notaris Maarten Someren authentiek afschrift in 1473: testator Gerard van der Aa zoon van wijlen Gerard van der Aa en schildknaap hij is gezond van geest, maar ligt in zijn ziekbed; hij herstelde niet. Hij handelt met toestemming van Anna van Schoonhoven, zijn echtgenote. Hij wil evenals zijn echtgenote begraven worden op het hoog koor van de Sint Janskerk. Legaten:
1. aan de fabriek van de Sint Janskerk 10 Hollandse gulden, het gebruikelijke bedrag, voor zijn graf.
2. aan de fabriek van de kerk van Sint Lambertus 3 gouden klinkaarts.
3. aan deken en kapittel van de Sint Janskerk een erfcijns van 5 pond uit zijn goederen te aanvaarden voor de helft na zijn dood en voor de helft na de dood van zijn echtgenote; deze erfcijns is bestemd voor een jaartgetijde voor hem, zijn echtgenote en zijn voorouders; zijn erfgenamen kunnen deze erfcijns aflossen met 35 Rijnsgulden.
4. aan de Predikheren om hun kloostergebouwen te herstellen en voor een jaargetijde, zoals onder 3 omschreven, 14 Rijnsgulden.
5. aan de Minderbroeders voor een jaargetijde, zoals onder 3 omschreven, 7 Rijnsgulden. 6. aan de Augustijnen en de Carmelieten die in Den Bosch of in Sint Michielsgestel hun termijn houden ieder 2 Rijnsgulden.
7. aan de fabriek van de kerk van Sint Michielsgestel 50 Philippusschilden; Gillis de Snijder en Godfried, de natuurlijke broeder van de testator, mogen bepalen hoe dit geld te besteden; het is bestemd voor de aankoop van een erfcijns van 1 pond voor de vicaris van voornoemde kerk die daarvoor een jaargetijde moet houden voor de zielen van hem en zijn echtgenote.
8. aan de koster van de kerk van Sint Michielsgestel 1 mud rogge eens.
9. aan de Tafel van de Heilige Geest van Sint Michielsgestel een erfpacht van 3 mud uit al zijn goederen, op voorwaarde dat hiervan zolang zijn echtgenote en zijn oudste zoon Gerard leven, jaarlijks op zijn sterfdag brood wordt uitgedeeld onder de armen van Sint Michielsgestel; wat er overblijft moet door Anna en Gerard voornoemd voor vrome doeleinden worden aangewend; na de dood van Gerard moet de bezitter van het kasteel van Zegewerp deze spijnde organiseren; na de dood van Anna wordt deze spijnde voor de helft op zijn sterfdag en voor de helft op de sterfdag van Anna gehouden.
10. de testator heeft een gasthuis gesticht in Sint Michielsgestel; na zijn dood moet dit bestuurd worden door Anna en Gerard; zij mogen het naar een andere plaats overbrengen of het voor een ander vroom doel bestemmen.
11. aan Hendrik Snavel, Godfried de natuurlijke broeder van de testator en Gerard van Boningen ieder 2 ruiters.
12. aan Geertrui dochter van Bergmans en aan zekere Heilwych, zijn dienstmeiden, ieder 1 ruiter en het hun verschuldigde loon.
13. aan Gerard de Brouwer, zijn knecht, 1 ruiter en het hem verschuldigde loon.
14. aan Godfried, zijn natuurlijke broeder, om Godswil en voor zijn bewezen diensten een lijfrente van 10 Rijnsgulden uit al zijn goederen.
15. aan Heilwych, zijn natuurlijke zuster en begijn, om Godswil en voor de door haar bewezen diensten een lijfrente van 8 Rijnsgulden uit al zijn goederen. Voor onder 14 en 15 genoemden op voorwaarde, dat deze personen na zijn dood Anna en zijn kinderen trouw zullen blijven dienen; Anna moet hen echter wel voeden en kleden.
16 aan Liesbeth zijn dochter, non in het Clarissenklooster te Den Bosch, in plaats van haar erfdeel een erfcijns van 16 pond uit een huis in Den Bosch, die Arnoldus Dicbier uit diens woonhuis in Den Bosch en uit diens weiden geheten Scaren moet betalen, deze erfcijns werd 9 augustus 1367 door Jan van Derentheren verkocht aan Wellinus van Neysel, zoon van wijlen Jacob Coptiten, gedurende haar leven en na haar dood aan het klooster; het klooster moet wel een jaargetijde houden zoals beschreven onder 3.
17. aan Liesbeth onder 16 genoemd nog een lijfrente van 16 pond uit al zijn goederen; deze vervalt na de dood van Liesbeth niet aan het klooster.
18. aan Gerard zijn oudste zoon na de dood van zijn moeder een erfcijns van 30 pond oud geld ooit verworven door Wellen van Neijnsel en Hendrik van Nuland.
19. aan Gerard voornoemd een erfpacht van 20 mud uit alle leen en cijnsgoederen van Willem van der Aa; deze goederen heeft Willem voornoemd verkocht aan Jan de Jode.
20. aan Gerard voornoemd een erfcijns van 10 pond oud geld uit de goederen van wijlen Philips Hinkaart gelegen in Empel en Meerwijk.
21. aan Gerard voornoemd een erfcijns van 3 pond oud geld uit goederen in Empel. Voor onder 18 tot en met 21 op voorwaarde dat Gerard hiervan het vruchtgebuik heeft en dat deze na zijn dood vererven op de broeders en zusters van de testator; de kinderen van deze broeders en zusters treden in de plaats van hun overleden ouders.
22. aan Gerard voornoemd een erfcijns van 5 pond uit erfgoederen in het gerecht van Empel in Die Hoeve.
23. aan Gerard voornoemd een erfcijns van 2 pond uit goederen in Lith. Voor onder 22 en 23 met de bepaling dat Gerard daarover vrijelijk mag beschikken.
24. aan Jan van der Aa zijn zoon na de dood van zijn moeder het goed Zegewerp gelegen in het land van Herlaar met een stuk beemd in Die Merendonck en een stuk beemd, leengoed, in Esch; verder al zijn andere leen-, cijns- en allodiale goederen; omdat Zegewerp belast is met de leenstatus bepaalt hij, dat ter verlichting Anna na zijn dood 600 Rijnsgulden die Jan de Jode hem schuldig is zal gebruiken om erfgoederen te kopen ten behoeve van haar en Jan voornoemd; hij bepaalt ook, dat jonkvrouwe Aleid van Bommel Zegewerp niet mag betreden.
25. in het contract onlangs gesloten in verband met het huwelijk van jonkvrouwe Elsbene, zijn dochter, met Robrecht de Loze is bepaald, dat de testator als bruidschat zal geven een erfcijns van 100 Philippusschilden en 100 Arnoldsgulden; deze zouden dienen om de goederen van Robrecht van de erop rustende lasten te bevrijden; de testator kocht reeds erfcijnsen ter waarde van 51 Philippusschilden; hij wijst deze nu toe aan Robrecht; de rest van de bruidschat mag Robrecht verhalen op zijn goed genaamd Ter Opstal; mocht Robrecht zonder wettig nageslacht na te laten overlijden, dan gaan deze goederen naar Elsbene en als zij dan niet meer leeft, vallen zij toe aan Gerard; mochten Elsbene en Robrecht na de dood van de testator en Anna met de vijf andere broeders willen delen, dan moeten zij volgens het recht van de stad Den Bosch de voornoemde renten inbrengen.
26. al zijn overige goederen vererven na de dood van de testator en van Anna op zijn kinderen Dirk, Hendrik, Willem, Godfried en Gerard en moeten dan gelijkelijk gedeeld worden; geen van zijn kinderen mag de hem of haar gelegateerde of te erven goederen vervreemden als hij of zij nog geen 30 jaar oud is. Mochten zijn goederen belast worden dan komt deze voor rekening van alle kinderen, hij benadrukt, dat Anna het vruchtgebruik heeft van alle goederen zolang zij leeft. Executele: meester Gerard van Vladeracken, doctor in de rechten; jonkers Jan en Hendrik van Schoonhoven, gebroeders; Jan Monix, meester in de vrije kunsten. Plaats in Gestel op het goed Zegewerp in de stenen toren van het huis aldaar. Getuigen meester Gerard Krom, deken van het kapittel van de Sint Jans kerk; Gijsbrecht Bak, kanunnik van deze kerk en Godfried, natuurlijke broeder van de testator.

In het bovengenoemd testament worden zijn zwagers Jan en Hendrik van Schoonhoven als getuigen genoemd. Bij de rekeningen van het Lieve-Vrouwe-Broederschap vinden we de schenking van Gerard van der Aa terug:

Stadarchief Den Bosch, Archief van de Lieve-Vrouwe-Broederschap, Rekeningen folio 169 verso; 1443-1444:
Ontvangsten van den bruederen ende zusteren die gestorven zyn int jair 1443-1444: van Geride van der Aa tot Zegeworp drie pond, vier schellingen en vier denieren.

Gerard van der Aa is begin september 1443 overleden en zijn echtgenote Anna van Schoonhoven wordt alleen vrouwe van Asten.

Anna van Schoonhoven, 1443-1456

Anna van Schoonhoven was ook vrouwe van Zegenwerp bij Sint Michielsgestel en schenkt dit in 1444 aan haar zoon Jan van der Aa. Linksonder een tekening van haar ouders Jan van Schoonhoven en Elsa van Diest op de 15e eeuwse genealogische rol9, in het midden een tekening van het kasteel op het landgoed Zegenwerp en rechts het familiewapen:

Anna van Schoonhoven regelde na het overlijden van Gerard van der Aa de pachten van de in haar bezit zijnde goederen:

Stadsarchief Den Bosch 1215 folio 135; 21-10-1444:
Anna, weduwe van Gerrit van der Aa, verpacht de hoeve in Milheeze voor een periode van 8 jaar aan Aert Aert Juttensoens soen.

Anna van Schoonhoven is na het overlijden van haar man in 1443 tot haar intrede in het uit 1449 gestichte klooster van Sint Geertrui 's-Hertogenbosch in 1456 vrouwe van Asten geweest:

Die chronycke der stadt ende meyerije van 's-Hertogenbosch, deel I folio 32:
In de jaere 1456 heeft juffrouw Anna van der Aa, weduwe van Gerardus van der Aa, dese ordre aengenomen, nalatende seven soonen ende twee dochters, van dewelcke sijn geweest twee soonen religieusen in den convente der regulieren buyten Eynthoven ende een dochter int Claraclooster alhier. Dese heeft het clooster seer verrijckt met haer clijnodiën ende andere goederen.

Zoals eerder genoemd verkopen Jan, Dirck en Henrick zonen van Gerard Gerardszoon van der Aa de heerlijkheid Asten op 20-07-1457 aan Johanna van der Leck, vrouwe van Heeswijk, Dinther en Moergestel:

Vidimus (legalisatie) van schepenen 's-Hertogenbosch, Johannes Monicx en Adam die Lu, van akten uit 1358-1400, betrekking hebbende op de heerlijkheid Asten waarbij zij tevens verklaren dat Jan, Dirk en Hendrik, zonen Gerard Gerardszoon van der Aa, deze charters hebben overgedragen aan Johanna van der Leck, vrouwe van Heeswijk en Dinther, 1457.

Hieronder het nog te vertalen document met betrekking tot deze verkoop:

Anna van Schoonhoven is in 1477 te 's-Hertogenbosch overleden.

Johanna van der Leck, 1457-1471

Johanna van der Leck was vrouwe van Hoogstraten, Heeswijk en Dinther en in een akte van 8 december 1430, betreffende de stichting van de kapel bij het kasteel van Heeswijk was Gerard van der Aa als arbiter aanwezig.

Johanna van der Leck is geboren rond 1395 als dochter van Henri van der Leck van Polanen en Jeanne de Ghistelles. Zij is sinds 1442 weduwe van Jan V van Cuijk, geboren rond 1355 als zoon van Jan IV van Cuijk en Luijtgaarde van Voorst met wie zij rond 1420 getrouwd was (zie Koningsplein). Jan V van Cuijk was sinds rond 1415 weduwnaar van Mechteld van Borssele, met wie hij op 22-02-1387 getrouwd was. Voor zover bekend zijn er geen kinderen uit de relatie van Johanna van der Leck met Jan V van Cuijk geboren.

Bij Taxandria7 lezen we het volgende over Johanna van der Leck en over Asten:

De archieven melden dat na haar overlijden de goederen toekomen aan haar neef Peter de Vertaing, schout van 's-Hertogenbosch met rechts de inhoud van de akte van 3 maart 1460:

Heerlijkheid Asten, 27 Vidimus (legalisatie) van schepenen Johan Monicx en Arnold Roelofsz Berwout, heer van Jexschot, van 's-Hertogenbosch van akte van 3 maart 1460 waarbij Eustachius de Bousiez, gezegd van Vertaing, ridder, en Petrus de Bousiez, gezegd van Vertaing, broers, zonen Eustachius de Bousiez, ridder, heer van Vertaing, en van Elsbena van der Leck, voor notaris Henricus Beys, clericus bisdom Luik, overeenkomst aangaan in tegenwoordigheid van hun ouders en van hun tante Johanna van der Leck, vrouwe van Heeswijk, Dinther, Asten en Sint-Michielsgestel, over door laatst genoemde na te laten goederen in Meijerij van 's-Hertogenbosch waarbij heerlijkheid, kasteel en alle andere rechten daaraan verbonden van Asten, Heeswijk, Dinther en Sint-Michielsgestel als ook alle andere goederen en rechten in Meijerij van 's-Hertogenbosch gelegen, na dood Johanna van der Leck zullen toekomen aan Petrus de Bousiez, gezegd van Vertaing, belast met jaarlijkse lijfrente van 300 ponden Henegouws voor Elsbena van der Leck, zijn moeder. Datering 1474 met schepenzegel stad 's-Hertogenbosch. De akte van 3 maart 1460 werd gepasseerd in kapel kasteel Heeswijk, arbiter Gerard van der Aa.

In een ander archiefstuk worden Johanna van der Leck en Peter van Vertaing eveneens genoemd:

Akte van koop door Johanna van der Leck, vrouwe van Heeswijck, Dinther, Asten en haar neve jonker Peter van Veertheyn (Vertaing) van hun nicht Willemen van Wijck, dochter van Willem van Wijck, voor 1000 gulden te betalen voor Onze Lieve Vrouwe Lichtmis volgend jaar, op voorwaarde, dat zij de hoeve, voorheen van Joirde Loeff van Boemel te Heeswijck in rechte verwerven; authentiek afschrift van notaris Johannes Hogardi Kelders (circa 1600); met authentiek afschrift op papier; en transcriptie van de akte van 1457. Blijkens het opschrift van Fundatio beneficii ante castrum (akte van 17 oktober 1457, registratie nummer 768) cum litteris de Loeffhoeffken, is deze hoeve verworven ten behoeve van inkomsten voor de castrale buitenkapel, 15 februari 1467.

Johanna van der Leck wordt als Vrouwe van Asten genoemd bij een afbetaling:

Asten Rechterlijk Archief 54 folio 118 verso; 26-08-1470:
Wij Gherit van den Borlaer, Henric van Roesven, Bruysten Pelsers, Willem van den Eynde, Gelys van Hal, Art die Haen en Emont van den Ven schepenen in Asten verklaren dat voor ons verschenen zijn Willem die Wagemeker en Jan van Thoren kerkmeesters, Heyn Colen en Thijs van den Eynde heilige geestmeesters en verder de gemeyn naburen. Ze hebben beloofd als prijsschat te betalen aan Goyaert Dicbier schout tot Asten tot behoef Onse eedele liever ende sunderlingher seer gemijnder Vrouwen, Vrouwe Johanna van der Leck, Vrouwe van Heeswljck, van Dynter ende van Asten op Pynxten naestcomende hondert rijnsgulden, te weten den leesten termijn van 200 rijnsgulden die hoer die nabuer voorscreven doechtelljck toe geseet hadden voer die costen van den gedijnghe tussen die van Doeren ende ons daer wij hoer in geconstitueert hadden ende met voerwaerden dat sij en hoer dienres die scauten van der quaetwilligen in der taellingen daer sij, op geseet sullen woerden sal behelpen vervolghen ende crijghen gelijck dat behoert.

Johanna van der Leck laat nog een legaat na aan de Predikheren van 's-Hertogenbosch10:

Een nieuwe molenaar stelt een contract op voor Johanna van der Leck:

Asten Rechterlijk Archief 54 folio 125; 01-05-1472:
Jan Gheritszoon van der Hoven, Gherit Verhoven sijn vader, Art Gherits voorscreven soen Verhoven ende Jan Verhoven, Jan ende Evert gebruers Janssoen van Diesdonck waeren, Art Gheldenssoen van der Meer was, Heyn Heynen Duysterszoon was ende Heyn Henrics Hanenzoon was ende hebben geloeft gesamenderhant ende een voir al als principalele sculders op hon Goyarden Dicbier casteleyn tot Asten tot behoef ons edeler liever ende sonderlinghe zeer ghemynder vrouwen Vrouwe Johanna van der Leek, Vrouwe van Heeswijc, van Dinter ende van Asten dat sij wittelyc ende wael gheven ende betalen sullen deser ende onser voorscreven liever Vrouwe voir die Jaerpachtinghe van honre molen tot Asten, die Jan Gheritszoon Verhoven voorscreven ghejaerpacht heeft teghen onse voorscrevene Vrouwe enen tijt van acht Jaeren deen na den anderen volgende welcken tijt beghinnen ende aengaen sal int hoechtijt van Sinte Philips ende Sint Jacops den apostelen naestcomende int jaer XIIIIc ende LXXII (1472) in elcken voorscreven jaer enen jaer pacht van LVII mud rogs der maten van Asten tot vier termijnen elcs jaers te leveren ende te betalen ende dair af sal wesen elcs jaers den iersten betaeldach altijt op den iersten dach der maent van augusto voir dat ierste vierde deel van den voorscreven pacht ende dat ander vierde deel opten iersten dach der maent van november ende dat derde vierde deel opten iersten dach der maent februario ende dat vierde vierde deel opten iersten dach der maent van meye ende soe voert die voorscreven spacie van acht jaeren duerende ende tot Asten te leveren mids ocsuyn der hueren van den voorscreven molen die Jan metten voorscreven voir ghenoempte gelovers teghen onse Vrouwe voorscreven ghejaerpacht heeft gelijc voorscreven is, welcke molen voorscreven Jan voorscreven ons den voorscrevene tijt duerende houden sal tot mollers rechten ende ofte geboerde dat die molen bij versuymenysen Jans voorscreven af borden of neder viel dat dan Jan ende sijn mede gelovers die molen als dan wederop maken sullen of doen maken alsoe goet als se Jan die molen aenvaen sal behoudelijcke Jannen voorscreven of men aen die molen anders tymmeren most dat dan Goyart voorscreven van onse liever Vrouwen weghen dat doen sal of doen doen op hoeren cost sonder costen Jans voorscreven of sijn mede gelovers ende of mids sullen tymerenghen die molen langher stil stonde dan drie daghe dat dan dat Jannen voorscreven afslach doen sal van den voorscreven pacht na avenandt van der tijt.
Item Jan voorscreven sal alle coren comende op den molen voorscreven dat men besurghen sal opten huyse der voorscrevene Vrouwe van Asten tot Asten gelegen den voorscrevene tijt durende malen sal sonder molster ende alle ander coren totter voorscreven molen comende malen sal ende molsteren dat vier en twintichste deel ende al sonder enighe argelist.
Item Gherit van der Hoven Jan ende Art sijn soen hebben dees voorscreven megelovers geloeft quijt ende ongehauden te hauden van alle costen ende commer die hen van diere voorscreven geloefden tot engher tijt sal mogen comen op hon. Ende sij begheerden vyt desen voorscrevene een ceel.

Na het overlijden van Johanna van der Leck op 12-03-1471 is het kasteel overgegaan naar haar neef Peter de Vertaing, zoon van haar zuster Elsbena van der Leck. Dit familieverband is op te maken uit onderstaand document met betrekking tot de tol van Woudrichem11:

Peter de Vertaing, 1471-1476

Peter de Vertaing is geboren rond 1435 als zoon van Elsbena van der Leck en Eustachius de Bousies-Vertaing. Hij is rond 1460 getrouwd met Joanna de Rouveroy en na haar overlijden rond 1466, is hij rond 1472 hertrouwd met Margaritha van Culemborg, geboren rond 1440 als dochter van Johan van Culemborg. Van beide huwelijken zijn vooralsnog geen kinderen bekend. Bij Taxandria lezen we het volgende over Peter De Vertaing12:

Peter de Vertaing is ridder heer van Heeswijk, Dinther, Asten en Moergestel en is in 1471 door Filips de Goedehertog van Brabant, benoemd tot hoogschout van de stad en de Meierij van 's-Hertogenbosch. Op 12-03-1471 vindt de belening van de heerlijkheid Asten plaats. Peter de Vertaing verkocht het kasteel op 4 september 1476 aan Berthout Back van Tilburg. In een schepenakte van 's-Hertogenbosch van 09-08-1476 wordt dit bericht7:

Peter de Vertaing is te Heerewaarden bij een slag tussen Brabanders en Geldersen op 22-04-1479 overleden.

Berthout Back van Tilburg, 1476-1496

Berthout Back van Tilburg is geboren rond 1420 als zoon van Jan Back van Tilburg en Mechtilde van Broeckhoven of Lysbeth Diercx van Neynsel (zie Dijkstraat 50). Hij is rond 1445 getrouwd met Maria Wolfaerts Walraven, geboren rond 1420 als dochter van Art Wolfaerts de Roovere en Belye. Hieronder het gezin van Berthout Back van Tilburg en Maria Wolfaerts Walraven:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Gerard ±1446 Asten ±1510 in 1477 en 1508 vermeld
als krijgsman
2 Jan ±1448 ±1470
Adrienne Catharina van Wielich
Asten 11-02-1508 zie Jan Back van Asten
3 Elisabeth ±1450 Asten ±1510

Voor het huwelijk van Berthout Back van Tilburg met Maria Wolfaerts Walraven worden huwelijkse voorwaarden opgesteld:

De officiële aankoop van de heerlijkheid Asten door Berthout Back van Tilburg is gedateerd op 09-07-1477 in plaats van ondergenoemde 09-09-1477. Berthout Back van Tilburg was ook eigenaar van het huis Durendael onder Oisterwijk. Over Berthout Back van Tilburg schrijft Alexander Frederik Oscar van Sasse van Ysselt7:

BerthoutBack1.jpg

Berthout Back van Tilburg bezat ook een huis aan de Hinthamerstraat in 's-Hertogenbosch en ook een aantal van zijn opvolgers hebben in dit huis gewoond. Het huis bestaat niet meer, maar in de reconstructie rechts betreft dit het linker huis. Het huis kreeg onder Reinoud van Brederode (zie Reinoud van Brederode) de naam 'Het huis van Cloetingen'. Het hoe en waarom van het hebben van een tweede huis in 's-Hertogenbosch wordt in onderstaand verhaal uit de doeken gedaan13.

 

Na Reinoud van Brederode is het huis in bezit gekomen van de tweede bisschop van 's-Hertogenbosch Laurentius Metsius (zie Voormalige kerk G589).

Berthout Back van Tilburg verklaart dat de kerk van Asten gebouwd is:

Asten Rechterlijk Archief 56; 1479:
Jonker Berthout Back als Heer van Asten, verklaart dat de kerk van Asten nu nuve getymmert is bij mijnen rade ende consent.

Er wordt een stuk land aangekocht voor Berthout Back van Tilburg:

Asten Rechterlijk Archief 56; folio 7 verso; 1480:
Item Deyn Coppen man en momboir van Aleyt zyn wijf dochter wilneer Jan Goessen Scoemekerszoon was, Mercelis Goessen voorscreven was, Engel ook Goessendochter was met momboiren Roef Mercelis Clotszoon was man en momboir van Erm­gard zijn wijf dochter wilneer Goessen voorscreven, hebben samen verkocht aan Heer Weyn van Heze, priester, tot behoef van joncker Berthout Back, Heer van Asten een stuk land, groot 2 lopense en gelegen op Loverboschecker, ene zijde de Heer van Asten, andere zijde Emont van de Ven, ene einde Willem Snijders, andere einde Loverboschweg.

Maria Wolfaerts Walraven is op 19-01-1482 overleden en Berthout Back van Tilburg ontvangt de tienden van Borgmalsen14:

Berthout Back van Tilburg is rond 1496 overleden.

Jan Back van Asten, 1496-1508

Zijn zoon Jan Back van Asten, geboren rond 1448 als zoon van Berthout Back van Tilburg en Maria Wolfaerts Walraven (zie Berthout Back van Tilburg) erft daarna het kasteel. Jan Back van Asten is rond 1470 getrouwd met Adrienne Catharina van Wielich. Hieronder het gezin van Jan Back van Asten en Adrienne Catharina van Wielich:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Otto ±1472 Ongehuwd 15-09-1509 zie Otto Back
2 Adrienne ±1475 ±1500
Jan van Arckel
±1510
Wolfert van Brederode
28-11-1535 zie Adrienne Back

Jan Back van Asten wordt op 19-03-1496 met de heerlijkheid Asten beleend. Linksonder in een tekening in het liederenboek van de Zwanenbroederschap van 's-Hertogenbosch is mogelijk ridder Jan Back afgebeeld, in het midden het schependomszegel van Asten met het wapen van de familie Back naast dat van de familie Van Cuyk dat tot de 17e eeuw is gebruikt en rechtsonder het wapen van Jan Back15:

In een artikel uit de 'Inventaris der archieven van de stad 's-Hertogenbosch, chronologisch opgemaakt en de voornaamste gebeurtenissen bevattende, 1863'16, worden in 1503 merkwaardig genoeg zowel Gerrit van Berckel als Jan Back genoemd:

Jan Back van Tilburg is op 11-02-1508 overleden en zijn weduwe Adrienne Catharina van Wielich verzorgt in 1510 nog een maaltijd voor het Zwanenbroederschap in het huis van de schilder Jeroen Bosch, zoals opgetekend bij 'Anna vertelt'17

In 1510 zorgde Adriana van Wylack voor het geld voor een maaltijd van de leden van de Illustere Lieve Vrouwenbroederschap in Den Bosch. Adriana was de weduwe van Jan Back, van 1496 tot 1508 de kasteelheer van Asten. De broeders kwamen voor dat eten bij elkaar in het huis van 'Jheronimi van Aeken, scilder, die hem scrift Bosch', lees ik. Op 10 maart 1510 was het de eerste keer en daarom spraken de gezworen broeders af dat voortaan elk jaar op 'sondach Letare Jherusalem' zo'n maaltijd verzorgd zal worden. Letare Jherusalem ken ik nog wel. Dat was in de vastentijd, de vierde vastenzondag.

In 1532 is Adrienne Catharina van Wielich nog in leven:

Asten Rechterlijk Archief 60 folio 83 verso; 27-11-1532:
Heer Jan Arts Bruynenzoon priester verkoopt met alle schepenbrieven, aan Heer Lauwreyns van den Veen priester en dat tot behoef der Edele Vrouwe Adriana van Wijlick weduwe van Heer Jan Bax ridder zaliger memorie een huis,hof en hofstad en erfenis daarbij gelegen aan de kerk van Asten, ene zijde Goert Geldens, andere zijde de muren van het kerkhof, ene einde Cornelis Roefs, andere einde een weg.

Na 1508 komt het kasteel in eigendom van hun kinderen.

Otto Back, 1508-1509

Zoon Otto Back is geboren rond 1472 als zoon van Jan Back van Asten en Adrienne Catharina van Wielich (zie Jan Back van Asten). Hij is niet getrouwd maar had wel een bastaardzoon:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Johannes ±1500 ±1530
Christina Moninx
±1560 zie Dijkstraat 50

Otto Back was in 1505 schepen van 's-Hertogenbosch en het volgende is over hem te lezen12:

Otto Back wordt op 13-02-1508 met de heerlijkheid Asten beleend. Hij is op 15-09-1509 overleden en daarna wordt zijn zuster Adrienne Back eigenaresse van de heerlijkheid Asten.

Adrienne Back, 1509-1535

Adrienne Back is geboren rond 1475 als dochter van Jan Back van Asten en Adrienne Catharina van Wielich (zie Jan Back van Asten). Zij is rond 1500 getrouwd met Jan van Arckel, geboren rond 1475. Het huwelijk kende voor zover bekend geen kinderen en na het overlijden van Jan van Arckel rond 1512, is Adrienne Back rond 1515 hertrouwd met Wolfert van Brederode, geboren rond 1475 als zoon van Reinoud van Brederode en Yolande de Lalaing. Hieronder het gezin van Adrienne Back en Wolfert van Brederode:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Reinoud ±1517 ±1544
Margaretha van Doerne
±1558
Helena van Manderscheid
Haarlem ±1584 zie Reinoud van Brederode
2 Margaretha ±1517 ±1540
Johann van Wittenhorst

Adriana Back is na het overlijden van haar broer Otto Back op 15-09-1509 met de heerlijkheid Asten beleend. In de archieven komen we de namen Wolfert van Brederode en Adrienne Back tegen:

Denombremente van Leenen, Coer feodale de Brabant pagina 22; 1531:
Ick Wolffarrt van Brederoeden heere van Asten obedieronde zekere brieven van placcate onss heeren des keijsers opt overbringen van den leengoeden in Brabant nu onlancx gepubliceert, certificere bij desen dat Ick van onsen voirszegde Heeren den keijser als hertoge van Brabant te leene houdende ben drie partien van leengoederen, die welcke inden name van jouffrouwe Adriane Back mijner huijsvrouwe, wettige dochtere wijlen heeren Jans Back in zijnen tijt riddere bij zijnder aflivicheijt op mij gesuccedeert zijn, alsoe die hier nae volgen. In den iersten tgeheel dorp van Asten mit allen zijnen toebehoirten, gelijck die voersaten des voirszegde heeren Jans dat beseten ende gebruijct hebbende ende tselve hen bij hertoge Wencelanus van Behen ende vrouwe Johanna, hertoge ende hertoginne van Brabant, hooger memorien verleent is geweest, gelijck dat blijct bij eenen copien hier mede overgegeven, in welcken voirszegde dorpe staende ende gelegen in een steijnen huijs, omwatert mit dobbele grachten, met eenen voirgeborchte, dair inne staet eenen peertstal ende schuere mit andere huijsen, voire welcken huijs liggen twee hoeven, genoemt te Hove, groot wesende al tsamen in ackeren, weijden, heijden ende beempden omtrent achtien bunderen, gelegen oistweerts aen die gemeijnte van Asten, zuijtweerts aen zekere ergffenissen, toebehoirende diverse persoonen op Heusden, genoemt inder voirszegde Heerlicheijt van Asten, westweerts aen zekere beempden, den eenen toebehoirende mij Wolffairt voirszegde, ende den anderen Peeteren van Berkel, ende noirtweerts aen eenen stroem, genoemt de Aa, comende vuijten Peele, dair inne die heere van Asten heeft die visscherie mit oick in alle die stroemkens dair omtrent.

In het Leenregister, 19, 1111 bladzijde 93 zien we de overgang van de heerlijkheid Asten van Peter de Vertaing naar Adrienne Back:

AdrienneBack.jpg

Bij Taxandria lezen we het volgende over Adriana Back met rechts het wapen van Wolfert van Brederode7:

Wolfert van Brederode ontvangt een schuldbelofte: 

Asten Rechterlijk Archief 60 folio 174; 30-08-1527:
Philip die Bruyn belooft als principale schuldenaar aan Jacop van dal in naam van Joncker van Breroy, Heer van Asten 40 gulden tot allen tyden als Jacob voorscreven den zelven Philips voorscreven in manen sal in den naem van mijn Joncker of die selve beesten gans ende gene weder in brengen sal in mijns Jonckeren voorscreven handen. 

In 1529 loopt Herberen van Mijnden, hofmeester van Wolfert van Brederode, in Asten de 'Zwetende ziekte' op en beschrijft hij het ziekteproces18:

Hofmeester Herberen van Mijnden is geboren rond 1500 als zoon van Wouter van Aemstel van Mijnden en jonkvrouw Rijclant van Merenburch. Hij was hofmeester van heer Walraven van Brederode en heer Wolfert van Brederode, met wie hij in 1528 te Veere was. In 1529 was Herberen van Mijnden weer in Vianen en hij is waarschijnlijk rond 1552 overleden.

Adrienne Back van Asten is op 28-11-1535 overleden en de Astense molen is in eigendom van Wolfert van Brederode:

Asten Rechterlijk Archief 60 folio 133 verso; 26-01-1537:
Jan Anthoniszoon van de Cruys heeft overgegeven aan Joest Goesen Jennekenszoon de windmolen tot Asten toebehorend aan Jonker Wolfart van Brederode Heer van Asten zijn tijd durende volgens het uitwijzen der huurcedule. De borgen die Jan had zijn gebleven en verschenen voor de schepenen Het zijn Melis Goert Meliszoon en Goert zijn zoon, verder Frans Henrick Sijmonszoon, Joest Jan Tripmekers en Henrick Janszoon van Otterdijck en ze zijn tezamen een voor al ongepoertert (niet tot een burgerschap behorend) ende ongevrijt (niet bijvoorbeeld in een gilde opgenomen) borge geworden voor Joesten voorscreven, zodat Jan er geen kommer, last, schade of letsel af zal hebben. Joest Goesen Jennekenszoon heeft geloft ongeportert super omnia deze borgen schadeloos te houden en te laten. Joest belooft ook aan dezelfde borgen dat hij de 100 gulden zal laten staan die Jacop Thomas Froyenzoon aan Joesten in schepenbrieven had beloofd, Joest zal die 100 gulden niet van Jacop beuren of minderen of meerderen tenzij met consent van de borgen. Item Joest zal de molen aanvaarden tot Pasen naastkomend, die Paasdag komt op één april 1537.

In onderstaand archiefstuk wordt Wolfert van Brederode met zijn castelyn en leenmannen genoemd:

Asten Rechterlijk Archief 60 folio 137 08-07-1537:
Henrick Jannes Henrickszoon en Lucas zijn zoon hebben met consent van Gijebert Back stadhouder en casteleyn van Jonker Wolfart van Brederode, Heer van Asten en voor de leenmannen van deze Jonker Wolfart, te weten Jan van Kessel Dirckzoon en Vrancken Vervoert, erfelijk verkocht aan Jan Anthoniszoon van den Cruys een stuk land met een groes daar teynen aengelegen by dat hagelcruys, ene zijde Peter van den Molendijck, andere zijde Mercelis Ysbouts en anderen, ene einde Mercelis van Best, andere einde een gemeynen wech bij die hageleyck; een stuk land den Weersecker gelegen bij die Cloeten, ene zijde de koper, andere zijde Peter van den Molendijck, ene einde Jan van Berkel, andere einde een weg; een stuk groesveld in de Stegen beide zijden Claes van Otterdijck, beide einden Jan van Bussel.

Wolfert van Brederode is in 1548 door vergiftiging om het leven gekomen:

Wolfaert van Brederode, die in 1548 op den huize Duerendael te Oisterwijk, waarschijnlijk door vergif, kwam te sterven. Zijn zoon Reinier van Brederode was in 1535 de moeder in de heerlijkheid van Asten opgevolgd en stierf in 1591.

Reinoud van Brederode, 1535-1584

Zoon Reinoud wordt in 1535 eigenaar van het kasteel. Reinoud van Brederode is geboren rond 1515 als zoon van Wolfert van Brederode en Adrienne Back van Asten (zie Adrienne Back). Hij is rond 1544 getrouwd met Margaretha van Doerne, geboren rond 1520 als dochter van Everard Henrick van Doerne en Margaretha van Vladeracken. Na het overlijden van Margaretha van Doerne rond 1558, is Reinoud van Brederode rond 1562 hertrouwd met Helena van Manderscheid, geboren te Blankenheim op 15-10-1540 als dochter van Gerhard van Manderscheid en Franziska van Montfort. De gezinnen van Reinoud van Brederode met Margaretha van Doerne en met Helena van Manderscheid:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Hendrik ±1545 ±1570
Margaretha van Vladeracken
Haarlem ±1573 zie Hendrick van Brederode
2 Walraven ±1547 ±1575
Wilhelmina van Haeften
±1614
3 Wolfert ±1549 ±1575
Gertrud von Broichhausen
±1589
4 Anna ±1551 ±1572
Rikalt de Merode
27-01-1596
Jan van Horne
±1616
5 Floris ±1552 ±1593
Theodora van Haeften
±1599 Heer van Kloetinge
6 Maximiliaan ±1553 ±1580
Margaretha van Brecht
±1591 zie Maximiliaan van Brederode
7 Margaretha ±1555
8 Suzanna ±1557
9 Adriana ±1559 ±1580
Hendrik van Merode
18-02-1593
Henri de la Riviere
10 Adriana Francisca* ±1564 ±1587
Johan Philip van Hohensax
11 Diederik* ±1566 Kind ±1566

*  kinderen uit het tweede huwelijk

Reinoud van Brederode wordt beschreven in het boek 'Oorspronck, voortganck en daeden der doorluchtiger heeren van Brederode'19:

Reinoud van Brederode is op 28-11-1535 na het overlijden van zijn moeder Adriana Back, met de heerlijkheid Asten beleend. In het rechterlijk archief van 's-Hertogenbosch komt Reinoud van Brederode voor met betrekking tot verkoop van land of een cijns of verpachting van een hoeve:

Rechterlijk Archief 's-Hertogenbosch 1844 folio 308 verso; 21-03-1555:
Reijner van Brederode, heer tot Cloetingen verkoopt twee scharen weide in de Vliert te Hintham aan Sophia weduwe van Willem Monicx

Rechterlijk Archief 's-Hertogenbosch 1844 folio 290; 22-10-1555:
Goijaert zoon van Jan Weijgergancx pacht van Jonker Reijnier van Brederode, heer tot Clootwijk en Asten, de hoeve de Borcht te Dinther, voor acht achtereenvolgende jaren tegen 110 caroli guldens, 100 pond boter, 100 pond hop en een vet varken met Sint Maarten of 6 caroli gulden, per jaar.

Rechterlijk Archief 's-Hertogenbosch 1846 folio 103; 12-01-1561:
Reijnier van Brederode, heer van Asten, Cloetingen en Vechel verkoopt een jaarlijke en erffelijcke chijns van en uit een hoeve te Tilburg, aan zijn rentmeester.

Reinoud van Brederode verkoopt een cijns:

Asten Rechterlijk Archief 62 folio 57; 2509-1560:
Jonker Reynolt van Brederode Heer van Cloetinghe, het land van Vosshoelen, Asten heeft verkocht aan Dirck en Jan Pyll als erfgenamen van Elisabeth Dominicus Sassen weduwe zijnde hun beider moeder een jaarlijkse cijns van 94 gulden jaarlijks te gelden op 18 augustus uit twee hoeven en hofsteden met al hun toebehoren gelegen in de heerlijkheid van Dinter, Meyerye van 's Hertogenbosch en genoemd de een ter Aa en de ander ter Borcht. Deze rente van 94 gulden heeft Jonker Reynolt voornoemd aan Dirck en Jan Pyll opgedragen wegens een accoord en verdrag gemaakt tussen Jonker Reynolt en Elisabeth hun moeder en dat van een jaarlijkse losrente van 80 carolus keysers gulden die zijn vader Jonker Wolfart van Brederode eertijds maakte met Marie Everts weduwe van Voordt en Elysabeth Dominicus Sassen, weduwe voorscreven haar dochter, beide wonend tot Utrecht, jaarlijks te geven volgens uitwijzen der brieven hierover. Jonker Reynolt de verkoper heeft helmelinge vertegen tot behoef der voorscreven Dirck en Jan als kopers. In marge: Deze rente staat te lossen nae uitwijsen den tractaat daeraff zijnde te weten XVIIIc carolus gulden.

Er wordt een cijns verkocht aan dochter Margaretha:

Asten Rechterlijk Archief 62 folio 92 verso; 28-01-1562:
Philip Gerardt Lucas verkoopt aan Juffrouw Margareta wettige dochter Jonker Reynalt van Brederode, haar ter erfelijkheid en Juffrouw Margareta van Flaederaken Vrouwe tot Doerne ter tochte, een jaarlijkse en erfelijke cijns van 6 gulden op Lichtmisdag uit huis, hof aan Voerseldonck, ene zijde en einde de straat, andere zijde Jan Vrijnsen, andere einde Goort Haenen; stuk beempt en stuk land, het hoighe eussel naast Bonaventura Verweyden.

Herman Danielszoon van Gerwen zoekt steun bij Reinoud van Brederode:

Asten Rechterlijk Archief 62 los blad; 02-06-1562:
Op 2 juni 1562 is voor ons verschenen Herman Danielszoon van Gerwen en heeft zich voor Heer Reynoldt van Brederode heer tot Asten beklaagd dat Pouwel Philips Colenzoon hem met geweld zijn hoeve tot Heusden heeft afgenomen, hij vraagt om bijstand.

Jan Peterszoon van Berckel mag de tienden van Asten gebruiken:

Asten Rechterlijk Archief 62 folio 120; 1106-1563:
Op 11 juni heeft Jan Peterszoon van Berckel met Joffrouw Margriet Monnichs zijn moeder hem doen stellen int gebruick van den thienden nae uitwijsen des vonnis der leenluyden metten schoutet van Asten, statholder des Heeren Reynolts van Brederode heer tot Cloetinge, des lants van Vosholen ende tot Asten des leenhofs en verboden heeft op eenen peen van 50 gulden dat niemant den voergenoemde Jannen Peterszoen van Berkel ende Margriet Monnichs gheen turbatie en sullen doen in hen gebruycke dan met recht sullen doen. Actum in presentie van twee leenluyden Dirck Jacop Wittenzoon en Geraert Jan Wittenzoon.

Reinoud van Brederode koopt van zijn zwager Johann van Wittenhorst, getrouwd met zijn zuster Margaretha, een huis in de Hinthamerstraat in 's Hertogenbosch uit een erfenis van zijn grootmoeder Adrienne Catharina van Wielich:

Schepenakte 's Hertogenbosch 28-08-1563:
Jonker Jan van Wytenhorst, drossard van Montfort en en zijne vrouw Margaretha van Brederode, dochter van wijlen jonker Wolphart, heer van Cloetingen, verkoopen aan jonker Reynier van Brederode, heer tot Cloetingen, Asten, Reewijk en Voshol, een huys, erve, hoff, boogaert, beemt, poorten ende andere, staende binnen der stadt van 's-Hartogenbossche in de Hijnthamerstraet tegen Sint Janskercke over tussen den huysen ende erven van wijlen Everarden van Doern, Jans Boeyens alias van Rysingen ende den Convent van de Susteren van Orthen aen d'een zyde ende den huysen ende erven van den Heyligen Gheest binnen de voirschreven stadt ende van Henrixken Colen aen d'andere zyde, streckende van de gemeynde straeten totter stadt walle toe, zijnde dit huis met alle toebehoiren aan Margaretha voornoemd vermaakt geweest door wijlen vrouwe Adriana van Wylich, weduwe van Jan Back, ridder.

Reinoud van Brederode deelt een deel van zijn land tussen zijn dochters Anna en Adriana: 

Asten Rechterlijk Archief 66a folio 5 verso; 22-09-1573:
Op huyden den twee en twintichsten dach der maent van septembri in den jaere ons Heeren duysent vijff hondert drye ende tseventich soe sijn wij scepenen onder gescreven gecompareert ende erschenen in onse propere persoenen opten huijsse toebehoirende onssen ghenadighe ende welgeboiren Heeren Reijnharte gebo­ren tot Brederoden, Heeren van Cloetingen der landen van Vossholl gestaen binnen sijn ghenadfiges heerlicheyt Asten alwaer ter selver tijt bij sijn ghenade present ende tegenwoirdich waeren dye welgeboiren Heeren, Heeren Balthasar geboiren Heeren tot Bredero­den ende noch dye welgeboiren Joffrouwen Joffrouwe Anna ge­boiren tot Brederoden ende dye welgeboiren Joffrouwe Adriana geboiren tot Brederode gesusteren beyde dochteren van onssen ghenoemde ende welgeboiren Heeren voirscreven met noch oyck dye eersaeme Heer Hendrick van Ruth vicarius der voirscreven heerlicheyt Asten met noch meer andere, hebbende ons ghenadighe Heeren voirscreven ons scepenen oipenbaerlicken aldaer gethoont seeckere missyve off seyndtbrieff sijn ghenadighe toegeschickt ende onderteeckent bij den edelen ende erentsfesten Johan van Wytenhorst heeren van den Horst wesende van den date den 17e septembris Anno 1573 bij den welcken oepentlicken bleeck dat ons ghenadighe Heeren voirscreven den voirscreven Heeren van der Horst als momboiren van sijn ghenadighe wettige kynderen bij sijn ghenadighe ende wijlen der edelen Frauwe Margarieta van Doeren, Frauwe van Cloetingen salinger gedachten te saemen verweckt, schriftelick heeft geinsumeert ende dan weethe gedaen als dat sijn ghenadighe van meyninge waer tegens dye voirscreven sijn ghenadighe kynderen als aengaende der chijnsguederen gelegen binnen der voirscreven sijn ghenadighe heerlicheyt Asten naeden landtrecht te erff deylen. Bleeck oyck alnoch bij der voirscreven missyven dat dye voirscreven Heer van der Horst alsulcx den edelen Godart Heer tot Mijlendonck, Ghodart Kronenbroeck, Meyll sijnen met momboiren, van gelycken solden insinueren ende laeten weeten ende oevermidts dye voirscreven momboirs nyet tegestaende der voirscreven inthimatien sich hebben gefrustreert ende geabsenteert ten gepresigeerden daege te coemen omme deesse voirscreven deijlingen in effecte te volbrengen soe heeft sijn ghenadighe onssen scholtent ende ons scepenen ondergescreven omme op huyden datum van deessen, dye lotinge ende deylinghe van den voirscreven guederen tusschen sijn ghenadighe ende sijn ghenadighe voirscreven kynderen in effecte te sien volbrengen gherequireert ende gherechtelyck doen inthimeren omme op huyden op ten voirscreven sijn ghenadighe huysse te coemen alwaer sijn ghenadighe ons alnoch heeft gethoent twee loeten inne de welcken stonden genoempt ende gescreven veele diverssche parchelen van erffenissen gelyck sijnen ghenadighe sulcx bij vier huyslieden daervan kennisse hebbende inne het gelycxte hen moegelyck sijnde van malcanderen in twee l ooten heeft doen stellen te ende omme dye voirscreven looten sonder ennige gunste faveur ofte simulatie rechtverdelyck te werpen, soe heeft sijn ghenadighe dye voirscreven twee loothen gelyck effen groot, thoelaeten fauwen ende ten bijweessen van den loffwerdigen persoonen boeven genoempt op eender taeffel geleeght alwaer dye voirscreven welgeboiren Joffrou­we Anna geboiren tot Brederode sijn ghenadighe alste dochter, tot behoeff van haer ghenadighe ende haeren ghenadighe broeders ende susters ten versuecke van sijn ghenadighe heeft getoege  een van den voirscreven twee looten genoempt het eerste loth met noch eenen kerffstockaerbij liggende gelyck het houdt staende op voirscreven guederen bij tymmerluyen van malcanderen in twee porthien ofte deelen was ge­stelt welcken kerffstock was geteeckent met twee creppen ende het tweede loth metten anderen stock geteeckent met eender creppen, heeft getoegen tot behoeff ende ten versuecke van sijn ghenadighe dye welgeboiren Joffrouwen Adriana geboiren tot Brederode sijn ghenadighe tweeste dochtere welcke voirscreven twee looten waeren innehaldende ende stondt gescreven, aldus gelyck hyer nae volght lotighe tusschen mijnen ghenadighen ende welgheboiren heeren Heeren Reynharth gheboiren Heeren tot Brederoden Heeren van Cloetinghen der landen van Vosholl Rewich Astene ter eenre ende sijnen wettighe kynderen bij sijn ghenaden ende wijlen der Edelerfrauwen Frauwe Marghareta van Doernen Frauwe van Cloetinghen saligher ghedachten te saemen verweet ter andere sijde ende dat alleenlyck van den gronden der chijns guederen gheleghen binnen der voirscreven sijn ghenadighe heerlicheyt Asten.
Het eerste loth. In den eersten een erffenisse genoempt den wijer die sijde naesten broeck gelegen, tselve tegens malcandere affgepaelt is lijndtrecht vuyt van den paell aff staende opte Cleyn Aa nar den hoieckgraeve thoe liggende bij de bergen van der Vranden ende van daer streeckende opt ghemeyn broeck ende van der voirscreven cleynder Aa op te ghemeynte van Asten. Item den middelsten grooten beempt achter het scloth. Item een ackerken gelegen achter dye rueck genoempt opte rye. Item een ackerken genoempt Heyl van Os ackerken. Item eenen acker genoempt dye Tffabbenbraecke naesten dorpe totten kerckwech thoe. Item dye hellichte van den Heesseacker naest Onstaden. Item den halven Rootacker naest Soemeren all voer ende achter effen breet. Item den halven Knijnberch naest Soemeren. Item den Eijndtacker naesten scloth. Item dyen twee molenackers. Item den wyacker metten cleynen clootken. Item den Laerbroecx acker. Item den langhen acker aen dye Lochten. Item den acker genoempt dye Bilsbraeck met noch eenen acker ge­noempt dye Craenenbraeck. Item den Loeverbossacker naester scloth totten wech thoe. Item dye halff vrande naest voirdeldonck soe heytvelt ende lant te lancx opgedeylt aen beyden eynden effen breet. Lotinghe tusschen mijnen ghenadighen ende welgheboiren Heer prout latius in superori patet.
Het tweede loth. In den eersten een erffenisse genoempt den wijer dye sijde naesten dyck streckende van den dijck opten pael staende op te cleyn Aa lyndtrecht vuyt nae der hoeckgraeve thoe liggende bij de berge van der Vranden ende van der cleynder Aa op te ghemeynte hyer bij is geordineert ende gestelt allen het erffenisse oever den dijck lancx der voirscreven Aa liggende totten hoff thoe naest het dorp van Asten met noch eenen beempt liggende bij het scloth genoempt den Brandt totten grooten middelsten beempt thoe met alnoch het beemtken achter den voirscreven middelsten beempt ghelegen. Item een stuck lants genoempt dye Wabbenbraeck naesten scloth toten kerckwech thoe. Item het Doel-ackerken bij Gheeffken Sceepers. Item den halven Heeseacker streckende van de kerckwech naeden beempden thoe dye sijde naesten scloth thoe. Item den halven Rootacker naesten dorpe. Item den Eyndtecker naest Onstaden. Item eenen acker ghenoempt den Oiversnest.  Item den Cruyssacker. Item den Lochtenacker . Item eenen acker genoempt den Endenpoell. Item den Passacker metten cleynen clootken. Item den Vrandtacker achter het dorpe dye Dirck van Hoech ten toelt. Item den Loeverbossacker oever den wech naesten beempden. Item dye halff vrande soe heytvelt ende landt te lancx opgedeylt aen beyde eynden effen breet naesten dorpe.
Aldus gedaen ten daege jaer en maent ende ten bijweesen der loffwerdige persoonen boevengenoempt, ende oyck ter presentie ende bijweessen van ons scepenen der voirscreven heerlicheyt Asten naemelyck Ysbout Marchelis Ysboussoen, Lenaerts Grootenzoon , Dirck Jan Franckenzoon, Dirck Thielenssoen van Ruth, Jan Jan Thielenzoon ende Hans Pee­ter Nauwenzoon. Actum et testes scabini ut supra.
Onssen ghenadighe ende welgeboiren Heer en voirscreven heeft expresselick geprotesteert ende vercleert demidts dyen sijn ghenoemde brieven ende bescheeden gevlucht sijn buyten der voirscreven sijn ghenoemde heerlicheyt Asten ende derhalven sijn ghenade is onmoegelyck omme deselve cortelick te visiteren ofte consultatien daerop te neemen omme verseeckert te weessen weder sijn gherechticheyt opte voirscreven guederen wijder solden strecken ofte nyet en soe sustineert ende protesteert sijnen ghenadighe well expresselick dat deesse voirscreven lotinge altijt sall weessen sonder prejuditie sijn ghenadighe ghoets recht. Scepenen der heerlicheyt Asten met consent van kerckmeesters ende heyligeestmeesteren representerende alsoe het geheele corpus hebben well wettelick getransporteert opgedraegen ende midts eenen helmelingen daerop vertijden oevergegeven onssen ghenadighen ende welgeboiren Heeren Reynhart ut supra eenen vuitfanck gelyck tselve affgeheympt ende met huysingen betijmmert is bij den voirscreven sijn ghenadighe erffenisse genoempt den wijer ende dat deur sunderlingen dienst ende vrienscappe dye sijn ghenadighe ons bewesen heeft en­de noch daegelicx soe lancx soe meer bewijsende is ghelovende alsoe wij scepenen voirscreven tvoirscrevene vertijden opdraegen ende oevergeven altoes vast stedich ende van werden te halden sonder wederseggen ofte argelist prout in debita forma. Onsse ghenadighe ende welgeboiren Heeren Reynhart gheboiren Heeren tot Brederoede, Cloetinghen der landen van Vossholl Rewich Asten heeft well wettelicken ende erffelicken vercoft opgedraegen ende midts eenen helmelinghe d aerop vertijdende oever ­gegeven Nicolaessen Deenen scholteth tot Asten, huys hoff ende hofstadt met allen, sijnen toebehoirten gelegen binnen der heerli­cheyt Asten ontrent der kercken metter een der zijden beneffen den kerckhoff metten andere sijden beneffen erff enisse Joachims Bolle­ken, streckende van der gemeynder straeten op erffenisse Dirck sVossen. Item alnoch een stuck lants dserontrent gelegen mettere ender sijden neffen erffenisse der vicarijen van Asten metter andere sijden ende den eenen eynde dye ghemeynen straeten ende metten anderen eynde streckende op erffenisse Peeters Haenen tot Soemeren floss ende vrij vuytgen drye vaeten rox daervoer jaerlicks vuytgaende. Ghelovende onsse ghenadigher ende welgeboiren Heere voirscreven 't voirscrevene vercoopen opdraegen oevergeven ende vertijden euwelich vast stedich ende van werden te halden ende werscappen super se et sua omnia habita et hab da prout in debita forma. Ita est Gort Wylem Gortssoen ende Jan Jan Thyelenssoen. K. B. Kronenbroek voormalig oud adellijkheid in Kennemerland bij Alkmaar.

Reinoud van Brederode had in 1577 een conflict met de bevolking van Asten waarbij pastoor Theodericus Joannes de Ruth bemiddelde.

Asten Rechterlijk Archief 78 folio 216; 30-4-1664 copia van 03-12-1577:
Alsoo seeckere twiest ende differentie was geschaepen te rijsen tusschen den Walgebooren Heere Reynhardt, Heer tot Brederode, Clotirigen, des landts Vosholen, Rewijck, Asten ter eender ender ter andere seyden der gemeynder ingeseten der Heerlickheyt Asten en dat aengaende de gruyten, wellicke twiest ende differentie is doet ende te nyet tot op huyden den vierden decembris toe anno 1577 en dat doer wtspreken van goede eerlicke manne van beyde seyden daertoe gecoeren en genoemen te weetende Heer Dyrck van Rut, pastoer tot Asten ende Janne Snoex, schoutent aldaer ende dat onder conditien ende maniere hiernae bescreven. Dat nu voerdaen nyemants heet sij gestelick ofte werlick sal moegen brauwen noch te doen brauwen, noch ennich buytenbieren sal moegen indoen, noch indoen doene kelderen, noch op stellinge leggen om te verkoepen heet en sij dat sij ierst en voeral de Waelgeboeren Heeren offte Zijne gecommitterde te hennen sullen hebben gegeven, ende dat op pene als voer te verbueren nae inhalt zijnder genaden previlegie heet sij in cramen, brueloeften ofte ierste missen darme gelt gheeft en van ellicke gebraut heetsij groet ofte kleyn tot ellicke reysen te geve voer die gruyt vijff stuvers en van buytenbieren van ellicke toenne twee blancken, heetsij min ofte meer naer advenant.Noch is gecondicioneert dat die ondersaten der Heerlijcheyt Asten sullen moegen vercoepen zekeren erven soe van Peel als van anderen der gemeynten aengaenden ende bij den nagebueren irst en voerall afgetekent en alsdan zijne Genade te kenne te geven opdat zijn Genade Die selve sal moegen besien ende visiteren offte dieselffs te nut ende proffitelick vercocht sullen zijn offte nyet en dat alleer sij heet selve sullen moegen vercoepen. Alnoch sullen die voorschrevene ingeseten der Heerlickheyt Asten torff moegen vercoepen maer aen ghen borgers van Helmont op pene van thien Carolus gulden ellicke rijse te verbueren heeten sij bij orliff offte consent van Zijne Genaden. Dies sullen de naegebueren gehouden wesen te leveren opt sloet van de Waelgeboere Heere tot Asten alle jaer tweehondert behuerlicke voeder toerffs en dat sonder cost offte last van Zijne Genade. Dese conventie en accorde sal gedueren bij en in den leven des waelgeboeren Heere van Brederode en Helena geboeren Gravinne tot Manderscheit, Blanckenheym en Gerartsteyn Vrouwe van Brederode Zijne Genade henne huysvrouwe. Dit is gheschiet bij consent van den Heeren borgemeesteren, Heeren schepenen, kerckmeesters, hijlichgeestmeesters met de gemeyne naegebueren van Asten. Actum den 3e decembris 1577 en was ondertekend R van Hoeck met signature. Dat dese met sijn principael is accorderende attestere ick ondergeschrevene secretaris der vrije grondtheerlijckheyt Asten. M. van der Lith.

In 2007 is een scherf van een kruik gevonden bij het kasteel van Asten met een dubbelkop van de paus en de duivel. Het jaartal op de scherf van 1567 was tijdens het heerschap van Reinoud van Brederode en de inscriptie IE zijn de initialen van Ian Emens Mennicken.

Reinoud van Brederode is in april 1584 te Haarlem overleden en zijn zoon Maximiliaan van Brederode neemt het heerschap over::

Hetzelfde jaar den 10 october 1591 nam Maximiliaan van Brederode voor zich en voor zijnen neef Wolfaert van Brederode de heerlijkheid in bezit. Deze Wolfaert was zoon van Hendrik van Brederode, overleden in 1573 en van Margareta Vladeracken, stierf in 1592 en liet de heerlijkheid aan zijne zuster Catharina van Brederode, gehuwd met Bernard van Merode, wiens jongste dochter Joanna ten jare 1633, met dispensatie van den Nuntius apostolicus in quarto gradu consanguinitatis, met haren neef Cornelis Eduard van Doern, heer van Lijssel, in den echt trad.

De erfgenamen van Reinoud van Brederode worden nog geregeld genoemd in de archieven van Asten:

Asten Rechterlijk Archief 67 folio 7 verso; 09-03-1609:
Jacob Jan Ceel Ruelens verkoopt aan Tanneken Vermoessen land in de Loverbosch naast de erfgenamen Frans Gelis Henricx en de erfgenamen van heer Reynhart van Brederode.

Hieronder een tekening van het 'Huis te Asten':

Maximiliaan van Brederode, 1584-1591

Zoon Maximiliaan van Brederode is geboren rond 1553 als zoon van Reinoud van Brederode met Margaretha van Doerne (zie Reinoud van Brederode). Hij is rond 1580 getrouwd met Margaretha van Brecht, weduwe van Willem van Erp. Hij woonde op Durendael onder Oisterwijk en voor zover bekend hadden zij samen geen kinderen. Een korte levensbeschrijving vinden we in de 'Oorspronck, voortganck en daeden der doorluchtiger heeren van Brederode'19:

Maximiliaan van Brederode wordt ook nog in het Astense archief genoemd met betrekking tot een gift zijn testament:

Asten Rechterlijk Archief 67 folio ; 20-11-1608 copie:
.Jan Janssen verkoopt aan Jan Jan Stijnen alsulcke 200 gulden als Jonker Maximiliaen van Brederode, in sijn leven bij testamente gemaect heeft Jenneken Peters, dochter van Ruth, wettiche moeder van hem vercooper voorschreven. Ende dat om Godts willen seekeren dienst ende vrientschap sij Jenneken voorschreven hem van Brederode gedaen hadde. Testament voor schepenen Lierop de dato 08-09-1598

Bij het overlijden van Maximiliaan van Brederode in oktober 1591, wordt zijn neef Wolfert, zoon van zijn broer Hendrick van Brederode, eigenaar zoals beschreven in onderstaand archiefstuk:

Jouffrouwe Catelijne van Brederode xiii octobris 1592 bij doode Joncker Wolphaert van Brederode haere broeders onderschreven Joncker Maximiliaan van Brederode sterfman met Joncker Wolphaert zijnen neve prima octobris 1591 bij doode Joncker Henrick van Brederode huns vader en grootvader Joncker Reijnoud van Breederode xix julij anno xvc xlii bij doode wijlen Jouffrouwe Adriana Back sijnder moedere onder geschreven.

In bovenstaand document wordt het jaar 1542 genoemd als overdracht van Adrienne Back naar Reinoud van Brederode, terwijl vrijwel alle overige bronnen het jaar 1535 noemen.

Hendrick van Brederode

Hendrick van Brederode is geboren rond 1545 als zoon van Reinoud van Brederode met Margaretha van Doerne (zie Reinoud van Brederode). Hij is rond 1570 getrouwd met Margaretha van Vladeracken, geboren rond 1550 als dochter van Gerard van Vladeracken en Cornelia Oem van Bokhoven. Hieronder het gezin van Hendrick van Brederode en Margaretha van Vladeracken:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Wolfaert ±1570 Ongehuwd ±1592 zie Wolfert van Brederode
2 Catharina ±1572 ±1595
Bernard van Merode
20-01-1666 zie Catharina van Brederode

Hendrick van Brederode heeft meegevochten bij het beleg van Haarlem en we lezen over het beleg van Haarlem bij wikipedia:

Het Beleg van Haarlem begon 3 december 1572 met een brief van stadhouder Bossu en Fadrique Álvarez de Toledo, beter bekend als Don Frederik, zoon van de gevreesde hertog van Alva, aan de bevolking van Haarlem met het verzoek zich over te geven. Op de weigering volgde een ruim zeven maanden durende belegering die eindigde op 13 juli 1573 toen de stad zich overgaf, waarna enkele duizenden soldaten en burgers werden geëxecuteerd. Het beleg geldt als een van de meest beruchte gebeurtenissen uit de Tachtigjarige Oorlog.

Hendrick van Brederode is in 1573 te Haarlem overleden.

Wolfert van Brederode, 1591-1592

Zoon Wolfert van Brederode is geboren rond 1570 als zoon van Hendrick van Brederode en Margaretha van Vladeracken (zie Hendrick van Brederode). Wolfert van Brederode wordt op 01-10-1591 met de heerlijkheid Asten beleend. Hij overlijdt ongehuwd in oktober 1592 en daarna komt het kasteel in bezit van zijn zus Catharina van Brederode.

Catharina van Brederode, 1592-1640

Catharina van Brederode is geboren rond 1572 als dochter van Hendrick van Brederode en Margaretha van Vladeracken (zie Hendrick van Brederode). Zij is in 1595 getrouwd met Bernard van Merode, geboren rond 1570 als zoon van Bernard van Merode en Maria van Zevenbergen. Het gezin van Catharina van Brederode en Bernard van Merode:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Floris ±1598 ±1620
Margaretha van Gendt
±1648 onwettige dochters Maria en Florentia, zie
Koningsplein 10 en ook Voormalig huis C558
2 Agnes Wilhelmina ±1601 ±1635
Walraven van Wittenhorst
±1639
Johan de Salm van Malgre
±1646
Willem van Oetelaar
Asten 07-06-1671 zie Johan Salm de Malgre
en Agnes Wilhelmina van Merode
en Willem van den Oetelaar
3 Anna Magdalena ±1603 ±1632
Henrick van Doerne
±1650 dochter Antonia
zie Everard van Doerne
4 Johanna ±1606 ±1633
Cornelis Eduard van Doerne
±1640 zoon Everard
zij erft huis Durendael
zie Everard van Doerne

Catharina van Brederode wordt op 13-10-1592 met de heerlijkheid Asten beleend. Bij wikipedia lezen we het volgende over haar echtgenoot Bernard van Merode:

Bernard van Merode was de zoon van Bernard van Merode, die een vertrouweling was van Willem van Oranje. Hij studeerde rechtswetenschappen in verschillende Europese steden en gebruikte de daar opgedane kennis om zijn heerlijke rechten tot het uiterste te verdedigen, zowel tegenover de pastoor en de bevolking als tegenover het centrale gezag. Vanaf 1595 was hij, door zijn huwelijk met Catharina van Brederode, die vrouwe van Asten was, in het bezit van de heerlijkheid Asten. Vrijwel onmiddellijk begon hij met een zeer wrede heksenvervolging, waar zowel de plaatselijke bevolking als de kerk (pastoor) tegen protesteerden en bezwaarschriften naar hogere autoriteiten sturen. Het was een man van uitzonderlijke wreedheid die actief aan de martelingen deelnam.
Mede uit de onteigeningen van de bij deze processen geconfisqueerde goederen wist hij het kasteel te verbouwen van een versterkte burcht tot een edelmanswoning in Renaissancestijl. Ook zijn landgoed breidde hij uit en hij legde tuinen aan en een oprijlaan. De ronde toren werd vervangen door een vierkant poortgebouw en er kwamen trapgevels.
Bernard van Merode nam op politiek gebied een dubbelzinnige positie in. Zijn vader was een sympathisant van Willem van Oranje, terwijl hij zelf zijn dochter naar een klooster stuurde, maar tevens door de katholieke autoriteiten werd bekritiseerd om zijn heksenvervolgingen en zijn orangistische sympathieën.
In 2007 kwam, bij opgravingen in de slotgracht van het voormalig kasteel van Asten, een scherf van een baardmankruik tevoorschijn, met erop een paus die in een duivel veranderde. Een dergelijke symboliek was gebruikelijk in de propagandastrijd tussen katholieken en calvinisten aan de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog. Men vermoedt dat hij deze kruik heeft weggeworpen toen hij uiteindelijk zijn protestantse achtergronden heeft afgezworen.

Schijf van baardmankruik gevonden bij kasteel van Asten20.

01

Bernard van Merode maakte zich in 1595 schuldig aan de heksenprocessen tegen ten minste zeven Astenaren (zie ook Ommel). Hieronder een samengesteld verhaal uit Brabants Erfgoed21:

In 1595 werden door Bernard van Merode in het kasteel heksenprocessen georganiseerd, die door veel van zijn tijdgenoten als onrechtmatig werden gezien en waar zowel het volk als de kerk aanstoot aan namen. Anders dan bij veel andere heksenprocessen in de Peel, waar vooral arme vrouwen het slachtoffer waren, werden in de processen te Asten ook gegoede burgers aangeklaagd. De vermeende heksen werden onderworpen aan de zogenaamde de waterproef. De vervolgende partij bond een verdachte aan handen en voeten tot een strak pakketje en duwde die in een diepe waterplas. Bleef de veronderstelde heks drijven, dan was die inderdaad schuldig. Door middel van marteling hoefde alleen nog een bekentenis te worden afgedwongen, een karweitje waar de beul weinig moeite mee had. Maar zonk de verdachte, dan was dat het onweerlegbare blijk van onschuld. Drijven leidde tot de dood door executie, zinken betekende dood door verdrinking. Maar dat laatste is een misverstand. Er zal risico zijn geweest, maar de verdachte was met een loshangend touw verbonden met de kant. Wie zonk werd haastig uit het water getrokken, van boeien ontdaan en terstond in vrijheid gesteld. In Asten overkwam het een man, in Lierop een jonge vrouw. De laatste kreeg als compensatie voor het doorstane leed zelfs een pot wijn aangeboden. Bij een veroordeling voor hekserij vervielen de goederen van de veroordeelde aan de lokale heer, waardoor Bernard zijn rijkdom en grondgebied kon uitbreiden. De schepenen van Den Bosch kapittelden de heer van Asten over het hanteren van de waterproef. Waarop de verontwaardigde Bernard van Merode antwoordde dat deze methode in heel het Heilige Roomse Rijk door de vorsten was goedgekeurd en al generaties lang werd toegepast. Enkele weken later kreeg hij een minder vrijblijvend schrijven in huis, nu van de Raad van Brabant. De waterproef is zowel in het geestelijk als het wereldlijk recht verworpen als bijgeloof, ongewis en bedrieglijk, luidde de inhoud. Kort daarna volgde via een regeringsplakkaat een algemeen verbod in heel het rijk.

Uit het boek 'Het verbond van heks en duivel'22 citeren we de gegevens over Asten:

De processen waarnaar de klachten van de Bossche schepenen verwijst, zijn niet allemaal bekend. Wat wij wel weten is dat protesten van verontruste ingezetenen uit de heerlijkheid Asten er toe hebben bijgedragen. In Asten had de nieuwbakken kasteelheer Bernard van Mérode, sinds kort getrouwd met de erfdochter van de heerlijkheid, twee mannelijke inwoners gevangen laten nemen. Zij zouden zijn aangeklaagd door een van de heksen die in de naburige heerlijkheid Mierlo en Lierop waren verbrand.
Op 2 oktober 1595 werden de twee te Mierlo beschuldigde inwoners van Asten aan de waterproef onderworpen. Een van hen bleef drijven en werd daarom pijnlijk ondervraagd. Kort daarop liet de heer van Asten nog twee vrouwen arresteren, die door heksen uit Mierlo-Lierop en Heeze-Leende als medeplichtig zouden zijn genoemd. Ook zij ondergingen de waterproef. Toen zij bleven drijven, waren zij daarmee tot de foltering veroordeeld. Een van hen stierf enige tijd later in de gevangenis aan de gevolgen van de marteling. Gedwongen door de foltering hadden deze vrouwen weer nieuwe namen genoemd. Zo belandden nog drie vrouwen uit Asten via de waterproef in de gevangenis en op de folterbank. In alle gevallen betrof het te goeder naam en faam bekend staande personen. Sommigen van hen waren niet onbemiddeld. Er is reden om te vermoeden dat het vooruitzicht op de confiscatie van hun bezit voor Bernard de Mérode niet onaantrekkelijk was.
Gelukkig riep het eigenmachtig gedrag van de kasteelheer niet alleen verzet op bij zijn ingezetenen, maar ook bij de pastoor. Deze bracht in een brief verslag uit aan bisschop Masius in Den Bosch. Blijkens zijn brief wist hij van de veroordeling door Binsfeld van de waterproef, die deze als bijgelovig verworpen. De bisschop alarmeerde op zijn beurt de Bossche Schepenbank. Brussel reageerde op 'de klagte' niet alleen met de eerder genoemde brieven, maar stuurde ook een afgevaardigde naar Den Bosch om de zaak te onderzoeken. Bernard van Mérode werd bij hem op het matje geroepen. Intussen hadden de schepenen weten te voorkomen dat er doodvonnissen werden geveld. Hun was het verstandige rechtskundige advies toegespeeld om het definitieve vonnis voor te leggen aan een hogere rechtbank, de Kamer van Cuyck. Kort na aankomst van de koninklijke ordonnantie van 24 oktober, waarbij de waterproef werd verboden, liet de heer van Asten zijn gevangenen op borgtocht vrij.
Het succesvolle verzet tegen de heksenprocessen in Asten wordt wel eens als een bewijs van Verlichting gehanteerd. Dat is maar tot op zekere hoogte waar; de verwerping van de waterproef maakte net als de vervolging van de heksen deel uit van de totale strijd tegen de duivelse superstitie, zoals bijvoorbeeld Binsfeld die voerde. Ongetwijfeld zal die verwerping wel eens gebruikt zijn om slachtoffers van de heksenwaan te redden. Maar zij kon zeer goed samengaan met geloof aan heksen.

Een van de vermeende heksen was Anna, weduwe Peter Jan Ceelen, die tot de volgende bekentenis werd gedwongen2320:

Asten Rechterlijk Archief, 11-10-1595:
Omtrent twee jar geleden, dat hare dochter ende zij saten en sponnen ende Anna seyde tot haer: "Wy syn seer benaut, wan sullen wy daer deur commen?" doen seyde haer dochter: "En laet ons geen quade dingen doen, wy sullen daer wel deur commen"; ende Anna ginck te bed. Doen bleef haer dochter sitten spinnen; ende doen quam snachts eenen swarten man voer haer bedde, int swarte gecleet, ende seyde: "Ghy syt seer benaut, ende dat haer hart toegesloten was"; ende 't most in hare visioen syn gedaen, had sy iet gedaen; ende hare dochter seyde tot haer: "Moeder, laat ons den van ons spouwen". Hair dochte dat haren man by haer was, die doot was; ende dochte, dat de selve die by haer quam, met hair te doen hadde; ende hair dunct, dat sy van haren bed gevuert wert; ende seyde Anna, dat hair dochte dat hy Lucifer hiet, ende was int swart gecleet; ende haer dunct, dat hy met haer geboeleert hadde ende heeft haer gevuert, soo haer dochte, ende quam snachts weer thuys, ende sy heeft eens ewech geweest, maer en weet niet oft sy tot Lierop oft tot Mierlo had geweest, maer dochte tot Lyrop, want sy haest weer thuys was; ende heeft hair geseyt in schijnis, dat sy God af soude gaen ende hem aen; ende haer dunct dat hy voor hair voorhooft gecrabt heeft, maer het en dede hair niet wee. Ten tweedemael vuerse hy int Cromven achter den Boomen; ende daer mochten syn, die tot Lierop gebrant syn; ende haer dochte, dat men dair danste; ende seyde: "Ick heb licht wel mede gedanst", dat hair dunct; ende dat sy over een vierdel uurs daer omtrent was geweest; ende seyt dat Minckel Dries die wever wyff ende die pry, die Daniel Goubels soen daer by gebracht soude hebben, dat hy syn misse niet gesongen en soude hebben, dat die int Cromven ten dansse waren.
Ende haer dunckt dat sy Joost van Bussel een schaep gedoot heeft, sonder dat sy dit gecunnen heeft; ende dat sy salve van haren boel heeft onder haer bedde staen in eenen grooten pot; ende haer dunct, dat dinck was oft water had geweest; ende dat Jen Willem ende Jut Verschuren vuyt haren pot quamen smeren ende vlogen soo int Cromven met hair; ende datter niet meer vuyt haren pot quamen smeren soo haer dunckt; noch bekent Anna, dat twee mael met ten dans geweest de vrou die in Joostge Philips kinder bachuys woont, de huysvrouwe van Dierick Erens Verschueren soen. Dat haer Anna dunckt in eenen schijn dat sy Jutgen met haer ten danse was geweest.
Zij herriep later alles wat zij in de pijniging had gezegd. Haar verhaaltrant zelve wijst aan, dat zij 't vrijwillig bekende had gedroomd.

Anna Ceelen, vrouw van Peter Jan Ceelen, overleed door marteling in de kelders van het kasteel van Asten, maar wie zijn de anderen en waar woonden zij? Joost van Bussel is de meest bekende naam en hij woonde rond 1610 op Lagendijk 3 in het gehucht de Dijk. Jut Verschueren was de dienstmaagd van de pastoor van Mierlo en de naam van Dierick Verschueren komt eveneens voor op de Dijk, waarbij rond 1610 gesproken wordt over zijn erfgenamen. De overige namen Minckel Dries als de vrouw van de wever, de zoon van Daniel Goubels, Jen Willem en de vrouw die in het bakhuis van de kinderen van Joostje Philips woont, zijn vooralsnog niet verklaarbaar. Het lijkt er op dat Anna Ceelen op de Dijk gewoond heeft en dan is het Cromven, gelegen tussen de Lieropse gehuchten Boomen en Otterdijk niet ver weg. 

Catharina van Brederode verkoopt een stuk land aan de Dijk in Asten:

Asten Rechterlijk Archief 66b folio 153; 06-03-1596:
Michiel Colen en Cornelis Jan Smeets burgemeesters, Derick Tielen, Peter Slaets, Willem van Beeck, Jan Henricx en Joest Verlynden schepenen, Peter Verkenen en Willem Aert Willems kerkmeesters, verkopen met consent van Heer Maximiliaam van Brederode als momber van Joffrouw Catharina van Brederode, Vrouwe van Asten en Claudius Ideleth als schout en rentmeester van Vrouwe Catharina aan Joest Goyardt Danielssoen van de gemeynten van Asten een stuk erfenis groot acht roeyen en een vierendeel aan den Dijck. 

In het kasteel bevond zich een schouw met daarin de wapenschilden van het geslacht van Merode en het geslacht van Brederode. Hieronder links het wapen van de familie van Merode, in het midden een foto uit 1889 van de schouw en rechts het wapen van de familie van Brederode:

Bernard van Merode verkoopt land op de Heesakkers, in de Loverbosch, in de Stegen, op de Logten, in het Root en in het dorp:

Asten Rechterlijk Archief 67 folio 111 verso; 28-02-1611:
Bernart van Merode, heer van Asten, getrouwd met Catharina van Brederode verkoopt aan Lambert Henricx land in de Heesackers naast Claes Bruysten Aerts. Hij verkoopt aan Thonis Henrick Canters land in de Heesackers naast Lambert Henricx. Hij verkoopt aan Jacob Marcelis land in de Heesackers naast Jan Jan Mennens. Hij verkoopt aan Frans Joost Verlynden land in de Heesackers naast Geldolph Gielis Wouters. Hij verkoopt aan Meester Marten Fabri land in de Heesackers naast Joost Verlynden; land de Deylacker naast Jacob Marcelis en Jan Jan Mennens. Hij verkoopt aan Tielen Marcelis Tielen heiveld in de Loverbosch naast de erfgenamen Aert Theus.

Asten Rechterlijk Archief 67 folio 140 verso; 15-07-1611:
Bernart van Merode, heer van Asten getrouwd met Catharina van Brederode verkoopt aan Jacob Philips Thijs en Frans Henrick land den Oyvartsnest in de Stegen naast de erfegenamen Anna van Heuchten en de Vicarie.

Asten Rechterlijk Archief 67 folio 208; 08-03-1613:
Bernart van Merode getoruwd met Catharina van Brederode verkoopt aan Claudi Ideleth, schout: land int Root naast de erfgenamen Peter Janssen van Otterdijck; land op de Lochten naast Henrick Aerts van den Berch; land bij 't Dorp die Biesbraeck naast Thonis Aerts Verschueren.

Bernard van Merode en Catharina van Brederode maken een uiterste wilsbeschikking op:

Asten Rechterlijk Archief 67a folio 113 verso; 26-10-1616:
Bernardt van Merode en zijn vrouw Catharina van Brederode, Heer en Vrouwe van Asten. Zij maken, in plaats van een testament, een verklaring van uiterste wil waarin onder andere. Alles aan de langstlevende. Deze zal ook mogen ordineren en disponeren over de goederen toe te wijzen aan hun wettige kinderen, verkregen of nog te verkrijgen. Een en ander volgens brieven van Otroye van Philips II de dato 13-03-1596 ondertekend doorecretaris Muyshoudt.

Twee dochters van Bernard van Merode en Catharina van Brederode stemmen toe in de verkoop van goederen, waaronder het huis Durendael in Oisterwijk aan hun dochter Agnes Wilhelmina de Merode:

Asten Rechterlijk Archief 70 folio 5; 24-08-1628:
Compareerde voor schepenen van Asten Guillemyne Agnes van Merode 27 jaar en Anna Magdalena van Merode 25 jaar, dochters van Bernard van Merode getrouwd met Catharina van Brederode Heer en Vrouw van Asten. Zij consenteren in de verkoop van de goederen gelegen te Oisterwijck.

Asten Rechterlijk Archief 70 folio 3; 28-08-1628:
Compareerde voor schepenen van Asten. Heer Bernard, vrijheer van Merode en zijn vrouw Catharina van Brederode Heer en vrouw van Asten. Zij machtigen Hendrick van Zoerendonck, Raad van 's Hertogenbosch, om namens hen en met toestemming van hun enige zoon en twee bejaerde dochters en mede voor hun jongste onbejaerde dochter Juffrouwe Jenne van Merode te verkopen een omwatert steenen huys, ghenoempt het huys van Duerendael ghestaen onder Oisterwijck. Het neerhoff, schuere, stallinghen ende huysinghe daerop staende met cingelende hoff daerbij ghelegen. Item allen die landerijen, bempden, weyden, heyden, opgaende eycken daerontrentghelegen ende daerbij gehoorende. Item alnoch twee schoone hoeven landts daerbijghelegen. De eene ghenoempt die hoeve Ten Eynde met het recht van eenige achterlenen, en de andere die hoeve Ten Bijgaerde. Beyde leenruerich aen de Hertoghe van Brabant. De goederen zijn de comparanten toegedeeld bij testament van Hendrick van Rivieren, Heere van Iseren getrouwd met Vrouwe Adriana van Brederode voor schepenen van Oisterwijck de dato 01-09-1618 en bij seeckere codicilaire additie van 16-08-1619 geconfirmeert bij forme van prelegaet. De deling heeft plaats gevonden op 14-11-1619

Zoon Floris van Merode krijgt de tienden van Son toebedeeld:

Asten Rechterlijk Archief 71 folio 61; 21-03-1630:
Het Corpus van Asten laat weten dat voor ons gecompareert zijn Bernard, Vrijheer van Merode en Catharina van Breederode, zijn vrouw en Vrouwe dezer heerlijkheid. Zij geven te kennen dat zij transporteren aan hun enige zoon, Floris de Merode, alle tienden welke zij in het dorp Son bezitten.

Floris van Merode treedt in dienst van het leger van keizer Ferdinand II om te strijden tegen de protestanten in de dertigjarige oorlog:

Asten Rechterlijk Archief 72 folio 53; 21-05-1631:
Het Corpus van Asten, schenkt namens de gemeente aan den jonghen Heere van Asten, Heere Floris de Merode, een gratulatie in sijn nieuwe officie als gheassumeerdt sijnde Liutenant Coronell van thien companien perde, ten dienste van sijne Keyserlijcke Majesteit onder den Heere Coronell Wietenharst, door desinguliere affectie ende dienst die hij ons bethoonde ende noch naermaels verhoopen dat hij bethoonen sal. Ende sijn deselve penninghen getelt bij Gerardt Diercx vuyt sekere penninghen, de gemeynte aengaende en in comme berustende. Actum ende in presentie als voor.

Uit het leenboek kan men opmaken wat er zoal bij het kasteel van Asten hoorde als het op 02-02-1634 aan Bernard van Merode beleend wordt:

01a

Bernard van Merode voert een proces voor de betaling van cijns:

Asten Rechterlijk Archief 33-52; 01-08-1634 datum is fictief:
Bernard de Merode, Heer van Asten, aanlegger contra Aert Laureynssen, gedaagde. Verweer van gedaagde:De verweerder heeft, volgens het cijnsboeck, de cijns nooit betaald. Jan Anthonis Mennen, Gerart Thomas en Heylken hebben de cijns, met Dierck Tielens en Mathijs Thijssen, altijd voldaan. Het cijnsboek is zeer oud en de gronden worden dagelijks gewijzigd. Jae, tegenwordich met hondert personen opden boeck van den Heer aenlegger sijn staende ende chijns worden gedwongen te betaelen, die welcken nochtans den gront daervan nyet en sijn gebruyckende off in hun domine hebbende endedat omdat sij bij coop, successie off anderssints hebben geloift denvoorschrevene chijns te voldoen. Want indien iemand overlijdt, dan moet terstond een van de erfgenamen op het boek worden gezet die welcke den voorschreven afflijvigen affwint zonder dat die andere daarop gesteld behoeven te worden. Welcke voorschreven erfgenamen metten anderen accoirderen dat den eenen erffgenaem te boeck gestelt sijnde ende het gewin voldaen hebbende den geheelen cijns in sijn gedeelt blijft behouden, nyettegenstaende hij den gront nyet en is besittende gelijck men daegelijcx in alle chijnsboecken siet useren. Het blijft subject als eerst wordt gesproken over het Breecxken en daarna over het lanck Brexcken aen 't Ven. De aanlegger of zijn collecteurs hebben zich niet ontzien de vader van de verweerder, naar hun eigen fantasie, naast Gerart Thomas op het cijnsboek te zetten.Die vader is echter meer dan zestig jaar dood, jae, twintig jaar voor de moeder van verweerder, dit land had verkregen. Aert Anthonis Mennen, broeder van Jan, is de vader van de laatste koper Anthonis Aerts. De cijns van het voorschreven stuk is sinds 1597 betaald door Jan Anthonis Mennen. Jenneken, weduwe Jacop Anthonissen, is eerder weduwe geweest van Laureyns Mathijssen vader van de verweerder, die circa 1572 is gestorven, ongeveer twintig jaar voor het voorschreven cijnsboek weer is gevonden, dit is namelijk lange tijd verloren geweest. Anthonis Jan Mennen, zijnde de vader van Jacop en stiefvader van de verweerder, welke ook eigenaar is geweest van de voorschreven grond, staat ook in het cijnsboek vermeld. Zij hebben toch de cijns betaald.

Bernard van Merode is rond 1639 overleden en hieronder de verkoop van de heerlijkheid Asten aan de man van dochter Agnes Wilhelmina van Merode:

Asten Rechterlijk Archief 75 folio 36 verso; 30-07-1639:
Catharina van Brederode, weduwe Bernard de Merode, Heer van Asten, geassisteert met Joris de Merode, haar oudste zoon. Zij verkoopt aan Johan de Salmen Jonker de Malgre getrouwd met Agnes Guilielmine de Merode de grondheerlijkheid Asten met alle gerechtigheden en goederen, zo leen- als allodiale- als cijnsgoederen, het kasteel, drie hoeven, het cijnsboek, tienden op Heusden, Loverbosch en Laerbroeck alsmede de Middeltienden, de windmolen, subalterne lenen, rechten van visserij als andere.

Asten Rechterlijk Archief 75 folio 37 verso; 30-07-1639
Catharina van Brederode heeft de heerlijkheid Asten verkocht, waarbij is overeengekomen dat de koper zal ontvangen een specificatie van alle renten, schulden enzovoorts. De dote of huwelijksgelden van de twee dochters van de verkoopster met name Anna Magdalena en Johanna van Merode, ƒ 2800,- waarmede is geëngageerd de Middeltiende. Dit alles zal met de koper worden afgerekend en uit hetgeen boven een bepaald bedrag uitkomt zal Catharina ƒ 500,- per jaar ontvangen, dit gedurende haar verdere leven en daarna zal het kapitaal ƒ 10.000,- komen aan de koper en zijn vrouw, als zijnde gerechte dote van Agnes Guilielmine de Merode.
Bovendien zal Catharina nog ontvangen de helft van het jaarlijks pensioen der huwelijksgelden van haar voor. Twee dochters, dit ook gedurende haar leven een en ander à 5%. Na haar overlijden komt dit aan haar beide dochters.
Verder is overeengekomen dat mochten op de heerlijkheid meer lasten, renten en achtersellen worden bevonden, dat daarvan bewijs gedaan zal moeten worden als de principaele cooppenningen bedragende te weten hondert en twelff dusent gulden ƒ 12.100

Asten Rechterlijk Archief 75 folio 39; 30-07-1639
Floris de Merode, heer van Asten, verklaart zijn recht op de drie doten aan zijn drie zusters, in de vorige akte, aan zich voor te behouden.

Asten Rechterlijk Archief 75 folio 39; 30-07-1639
Floris de Merode, heer van Asten, verkoopt aan Johan de Malgre en Agnes Guilielmine de Merode beemd den Borchbempt bij de Castele, ene zijde en einde de koper, andere zijde Philips Goorts, andere einde erfgenamen Frans Verlynden.

Ook in de Bossche Protocollen wordt de verkoop van het kasteel en de overige goederen genoemd:

Bossche Protcollen R1558 folio 469; 25-06-1640:
Vrouwe Catharina van Brederode, nagelaten weduwe van Bernardus in zijn leven heer van Merode, heer van grond heerlijkheijt Asten, deselve vrouwe geassisteerd met Dirk Jan Goorts, schepen haar wel edel geboore Floris Merode, heeft wettelijk verkocht aan heer Hogarden Salm, heer van Malgre, man van Agnes, met alle jurisdictie gerechtheden met alle goederen zoo leen en allodiale als chijns goederen, genen van dier uitgezondert te weten casteel en die hoeven daarbij gelegen.

Catharina van Brederode komt in 1647 nog als doopgetuige in Asten voor en is op 20-01-1666 te Asten overleden. Hieronder haar begraafakte:

Johan Salm de Malgre, 1640-1643

Dochter Agnes Wilhelmina van Merode is geboren rond 1601 als dochter van Bernard van Merode en en Catharina van Brederode (zie Catharina van Brederode). Zij is rond 1635 getrouwd met Walraven van Wittenhorst en na diens overlijden rond 1637, is Agnes Wilhelmina van Merode rond 1639 hertrouwd met Johan Salm de Malgre, geboren rond 1595. Uit geen van deze huwelijken zijn kinderen bekend. Bij wikipedia lezen we nog het volgende over Agnes Wilhelmina van Merode:

Agnes Wilhelmina woonde op Kasteel Asten in aanzienlijke luxe en ze had veel personeel. Ze tobde met haar gezondheid en reisde vrijwel nooit, behalve naar Brussel. Haar man was militair, en deze was vaak gedurende langere tijd afwezig. In 1643 kreeg Agnes Wilhelmina een bericht dat haar man gesneuveld was in de Slag bij Rocroi. De omstandigheden van zijn dood werden pas later bekend, toen zijn knecht en zijn tamboer in Asten arriveerden.

02 03

Geheel links het wapen van Jan Back, links het wapen van de familie van Merode en rechts het wapen en een zegel24 van Willem van Oetelaar.

04

Aan Johan Salm de Malgre wordt op 28-07-1640 de heerlijkheid Asten beleend.

Agnes Wilhelmina van Merode en Johan Salm de Malgre zijn betrokken bij de verkoop van een cijns:

Asten Rechterlijk Archief 75 folio 162; 25-02-1642:
Het corpus van Asten, met consent en aggregatie van Vrouwe Agnes van Merode getrouwd met Johan de Malgry, Heer en Vrouwe van Asten, verkoopt aan Frans Andryes Reynders van Ruth een cijns van ƒ 1000,- à 4½%. De aflossing zal geschieden tegen de rijcxdaelders à 52 stuyvers, de ducatons à 3 gulden en 5 stuivers, de ducatons à 10 gulden en 5 stuiver enckel naer advannant, Franse cronen à 5 gulden en 2½ stuiver en souverainen à 50 gulden en 10 stuiver.

Johan Salm de Malgre is bij de oorlog tussen de troepen van landvoogd Francisco de Melo van de Zuidelijke Nederlanden en de Fransen, onder leiding van Lodewijk II van Bourbon-Condé, de jonge hertog van Enghien, in mei 1643 gesneuveld.

Agnes Wilhelmina van Merode, 1643-1646

Aan Agnes Wilhelmina van Merode, weduwe van Johan Salm de Malgre, wordt op 27-09-1644 de heerlijkheid Asten beleend. Agnes Wilhelmina van Merode is na het overlijden van haar echtgenoot Johan Salm de Malgre alleen vrouwe van Asten tot haar huwelijk in 1646 met Willem van de Oetelaar.

Agnes Wilhelmina van Merode stelt een landmeter aan:

Asten Rechterlijk Archief 76 folio 18; 09-03-1644:
Agnes van Merode, Vrouwe van Asten, stelt Dirck Dryessen aan als landmeter, om gedurende zijn verdere leven, te Asten, op verzoek en tegen een redelijk salaris het ambt van landmeter te beoefenen.

Agnes Wilhelmina van Merode heeft geld nodig en gebruikt haar hoeve aan de Wolfsberg als onderpand voor een lening van in totaal 4200 gulden:

Asten Rechterlijk Archief 76 folio 29; 16-09-1644:
Agnes van Merode, Vrouwe van Asten, verkoopt aan Anthonis Hanrick Canters, oud president een cijns van ƒ 900,- à 5%. Onderpand een cijnshoeve in de Wolsberch genaempt de hoeve in de Schiltmeer in teulland groot 36 lopense. Te weten den Holterman, de Reyen met voorts huysinghen, bemden en alle andere landerijen, weyden en alle andere appendentien en dependentien vandien. Mitsgaders vuyt haer chijnsboeck als wesende insgelijcx chijnsgoet daervuyt de chijnsen binnen Asten worden geheven, genoch bekent wesende. Naschrift: In de ƒ 900,- is gesmolten een obligatie van ƒ 300,- ten laste van wijlen Bernard van Merode, Heer van Asten en ten bate van Anthonis Canters en van de dato 01-10-1618. Marge: Michiel Jacops en Meester Antony Canters, mede voor de andere erfgenamen van Anthonis Canters zijn door Everard van Doerne, Heer van Asten, voldaan van de voorschreven rente de dato 08-10-1659.

Asten Rechterlijk Archief 76 folio 29 verso; 16-09-1644:
Agnes van Merode, Vrouwe van Asten, verkoopt aan Marcelis Janssen Verberne, te Lyerop, op Stipdonck een cijns van ƒ 1000,- à 5%. Onderpand een hoeve teulland, wesende cijnsgoet aen de Wolsberch genaamd de Schiltmeer 36 lopense. Bestaande uit twee stukken te weten den Holterman, de Reyen, huysinghe, beemden, hei en wei. Alsnog het cijnsboek, waaruit alle cijnsen te Asten worden geheven. Specificatie 34 souveranen à ƒ 17,- per stuk, ƒ 578-0-0; 20 hertochsche cronen à ƒ 5,- per stuk ƒ 100-0-0; 10 spaensse pistoletten à ƒ 10.- per stuk ƒ 100-0-0; 56 spaensse pistoletten à ƒ 3,50 per stuk ƒ 196-0-0-; 10 rijcxdaelders à ƒ 2,75 per stuk ƒ 27-10-0. Totaal ƒ 1001-10-0.

Asten Rechterlijk Archief 76 folio 30 verso; 16-09-1644:
Agnes van Merode, Vrouwe van Asten, verkoopt aan Soeur Catharina van Aelst, mater des Convents van Marienschoot, te Ommel ten bate van dit Convent een cijns van ƒ 1300,- à 5%. Onderpand haar hoeve in de Wolsberch in de Schiltmeer. Specificatie 300 rijcxdaelders à ƒ 2,50 per stuk ƒ 750-0-0; 10 souveranen à ƒ 15,- per stuk ƒ 150-0-0; permissie schillingen ƒ 100-0-0; 22 spaensse pistoletten hele en halve ider à ƒ 9,50 per stuk ƒ 209-0-0; 18 ducatons à ƒ 4,50 per stuk ƒ 90-0-0-; payment 1-0-0-. Totaal ƒ 1300-0-0.

Asten Rechterlijk Archief 76 folio 32; 16-09-1644:
Agnes van Merode, Vrouwe van Asten, verkoopt aan Heer en Meester Jacop van den Bomen, pater des Convents van Marienschoot, te Ommel ten eigen behoeve een cijns van ƒ 1000,- à 5%. Onderpand haar hoeve in de Wolsberch in de Schiltmeer. Specificatie 220 rijcxdaelders à ƒ 2,50 per stuk ƒ 675-0-0; 6½ pistoletten à ƒ 9,50 per stuk ƒ 61-16-0; payment 3-5-0; 10 souveranen à ƒ 15,- per stuk ƒ 150-0-0; 11 dobbel ducaten à ƒ 10,- per stuk ƒ 110-0-0. Totaal ƒ 1000-1-0. Marge: 14-05-1659 gelost.

In die tijd moet ook koetsier Feyt en dienstmeid Catharina Fransen Verschaijk, later op 09-02-1684 te Asten getrouwd met Petrus Pauls, op het kasteel hebben gewoond, getuige onderstaande verklaringen:

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 168 verso; 30-07-1691:
Goort Goortsen, 84, jaar, Jelis Joost van Weert, 73 jaar, beiden wonend omtrent het kasteel van Asten en Joost Jansen Beckers, 72 jaar. Borgemeesteren en tegenwoordig gemeyntmeesteren. Zij verklaren ter instantie van Cornelius de Haes, schout, te Nederweert, dat zij seer wel gekent hebben seeckere Feyt, geboortigh ontrent Franckendael, soo hij, Feyt, verscheyde en distincte reysen heeft verclaert tegens haer attestanten. Deze Feyt is verscheidene jaren coetsier geweest bij Mevrouwe van Asten. Hij is gestorven tussen de 30 en 40 jaar geleden, zonder vrouw of wettige geboorten na te laten veel minder enige bloedverwantschappen.
Zij attestanten hebben echter goede kennis dat voornoemde Feyt peten was van het kind van Hendrick Wijnen, hetwelck heeft genooten uyt sijn, Feyts, meubelen. Dat Elisabet, moedere van het voorschreven kint eenig kennisse metten anderen hadde omdat sij in enen lantscap geboren was, sonder dat die voorschreven Elisabet in eenige de minste maeghscappe was bestaende soo ende gelijck den voornoemde Feyt tegens Goort Goortsen en Joost Jan Beckers versceyde reysen heeft verclaert. Nog weten zij dat Feyt, op het kasteel wonende, eenige freyage maeckte aen den persoon van Anneken, weduwe van Bonaventura van der Weyden ende daeromme groote devoire aenwenden.

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 169; 30-07-1691:
Huybert Hendricx, 60 jaar, Joost Jelis van Heughten, 58 jaar en Jan Jansen van Helmont, borgemeester. Allen wonende omtrent het kasteel. Zij verklaren ter instantie van Cornelius de Haes, schout, te Nederweert dat zij seer wel gekent hebben Feyt, coetsier bij Mevrouwe van Asten en dat deze nu omtrent 30 à 40 jr geleden is gestorven zonder vrouw of kinderen na te laten. Joost Jelis van Heughten weet nog dat hij verscheidene jaren met voornoemde Feyt op de jacht is geweest.

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 170; 30-07-1691:
Catalijn getrouwd met Peeter Paulus, 55 jaar, verklaart ter instantie van Cornelius de Haes, schout, te Nederweert dat zij, als dienstbode, op het kasteel van Asten heeft gewoond en dat in die tijd daar ook verscheidene jaren heeft gewoond seeckere Feyt, coetsier van Mevrouw van Asten. Feyt is ziek geworden en tijdens die ziekte heeft hij tegen haar gezegd in substantie: "Siet Catalijn, ofte ick quame te sterven soo seght tegens de Vrouwe van Asten tgene dat ick sal achterlaeten dat sij dat uytdeelt aen den huysarmen van Asten maer dat sij oock geeft hondert gulden aen het kint van Hendrick Weynen verweckt bij Elisabet en dat ter oirsaecke dat ick daervan peter ben en goede kennissen met malcanderen hebben en houden omdat wij in een landtscap gebooren sijn sonder dat wij malcanderen in bloetverwantscappebestaen". Feyt is op het kasteel gestorven zonder vrouw, kinderen of enige wettige geboorten na te laten.

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 170 verso; 04-08-1691:
Goortie, weduwe Mathijs Claessen, 76 jaar en Jenneke, weduwe Jan Jansen, 70 jaar verklaren ter instantie van Cornelius de Haes, schout, te Nederweert, dat zij zeer wel weten, dat eenzekere Feyt, lange jaren op het kasteel van Asten heeft gewoond als koetsier van Mevrouw van Asten, zonder vrouw of kinderen te hebben. Zij verklaren verder dat den selven Feyt eenige kennisse hadde ontfange dat imant van sijn vrient ofte maeghschap was gecomen tot Nederweert. Alwaer denselven Feyt sigh naer toe hadde begeven. En wederom thuys gecomen sijnde, te weten op den castele van Asten, en relateerde hij, Feyt, dat aldaer binnen Nederweert egene de minste bloetverwantschappe hadde bevonden. Met de bijvoeging zij hij: "Dat hij in dese quartiere of lande geene vrient- ofte maeghschappe en hadde". Zij weten ook, dat Feyt, gedurende zijn tijd op het kasteel van Asten eenige freyage maeckte aen Anneke, weduwe Bonaventura van der Weyden ende groote devoiren daeromme aenwenden. Nog weten zij, dat de nalatenschap van Feyt is uitgedeeld aan de huysarmen van Asten. De tweede deponente weet ook nog dat de dochter van Hendrick Weynen zou ontvangen 100 gulden, terzake dat hij daarvan peten was en goede kennis van Elisabet, moeder van het kind.

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 172; 04-08-1691:
Gijsbert Hendricx, schepen, Hermanus Volders, 53 jaar, Maria Volders getrouwd met Hendrick van den Bleeck, beide kinderen van wijlen Laurens Volders, in leven secretaris van Asten. Zij verklaren ter instantie van Cornelius de Haes, schout, te Nederweert dat zij weten dat een zekere Feyt, lange jaren koetsier is geweest op het kasteel van Asten en dat hij daar gestorven is, zonder vrouw of kinderen na te laten. Zijn nalatenschap is, op zijn verzoek, uitgedeeld aan de huysarmen van Asten, mits het kind van Hendrick Weynen en Elisabet ƒ 100,- zou ontvangen.

Willem van den Oetelaar, 1646-1656

Agnes Wilhelmina van Merode hertrouwt in 1646 met Willem Nicolaas van Oetelaar, geboren te Sint Oedenrode op 13-02-1617 als zoon van Nicolaas van Oetelaar en Barbara Lelyon. Ook uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren en kort na het huwelijk met Willem van Oetelaar heeft Agnes Wilhelmina van Merode opnieuw geld nodig, waarbij beemden nabij het kasteel als onderpand worden gebruikt:

Asten Rechterlijk Archief 77 folio 2; 19-10-1647:
Willem van Outtellair getrouwd met Agnes van Merode, Heer en Vrouwe van Asten, verkopen aan Meester Wolphart Ideleth, secretaris, te Someren een cijns van ƒ 400,- evaluatiegeld à 5%. Onderpand een hooibeemd bij den Castele 6 lopense naast Wilbort Daniel Geven, vorige eigenaar was Gelden Shaenen; groes de cleyne Borgbempt achter het Casteel of Sloot 12 lopense naast Peter Peter Willem Slaets. De percelen zijn cijnsgoederen. Marge 29-10-1647 Antonis Canters neemt de bempt gekomen van Gelden Sanen over.

Asten Rechterlijk Archief 77 folio 2 verso; 29-10-1647:
Wilhelm van Oetelaer getrouwd met Agnes van Merode, Heer en Vrouw van Asten, verkopen aan Meester Anthoni Canters, schepen een cijns van ƒ 200,- à 5%. Onderpand een hooibeemd bij den Castele 6 lopense naast Wilbort Daendel Geven, vorige eigenaar was Gelden Shaenen. Marge: 08-10-1659 gelost door Everard de Dorne, Heer van Asten.

Asten Rechterlijk Archief 77 folio 7; 07-02-1648:
Wilhelm van Outellair getrouwd met Agnes van Merode, Heer en Vrouw van Asten, belenen aan Meester Mathijs van den Hove, schout de Novale tienden aan Voordeldonck en anders; beemd naast Wilbert Daendels, deze beemd is gekomen van Gelden Sanen. Beleensom ƒ 815,-. De Novale tienden horen onder de tienden van Heusden en van de Loverbosch. Marge: 12-12-1670 gelost aan Meester Mathijs van den Hove.

Als Floris van Merode, broer van Agnes Wilhelmina van Merode, is overleden, worden zijn kinderen bijgestaan door hun tante Agnes Wilhelmina van Merode en hun grootmoeder Catharina van Brederode:

Asten Rechterlijk Archief 78 folio 31 verso; 04-03-1655:
Mevrouw Catharina van Brederode en Agnes de Merode, Vrouwe van Asten als naeste vrienden van Marie en Florenske, onbejaerde, natuurlijcke dochters van Floris de Merode, in leven Heer van Asten alsmede Meester Anthony Daendels, als momboir van de voorschreven kinderen. Zij zijn schuldig aan Meester Mathijs van den Hove ƒ 400,-. Onderpand huis, hof, hofstad, land en groes genaamd den Brant 50 lopense, ene zijde erven Hendrick Bakermans en de erven Willem van den Berge, andere zijde en ene einde de gemeente, andere einde Hendrick van de Vorst en de gemeente. Belast met ƒ 37,- per jaar aan Jonker Rosier van Broeckhove, te 's Hertogenbosch; ƒ 15,- per jaar aan het Capittel van 's Hertogenbosch. Marge: 08-07-1670 gelost door Meester Anthony Daniels. 

In 1656 erft haar neef Everard van Doerne de heerlijkheid Asten en we lezen dan ook dat de heerlijkheid overgaat op het geslacht van Doorne:

Bernard van Merode had den 10 december 1641 zijnen zoon Floris van Merode tot opvolger, doch deze verkocht denzelfden dag de heerlijkheid aan baron de Malgro Salm kapitein, gehuwd met Guillelmina van Merode, en den 27 september 1644 verheft Jonkheer Werner de Malgro Salm kapitein, bij doode van Johan de Malgro Salm luitenantkolonel, van zijne zwagerin Willemijn van Merode de heerlijkheid. Daar vrouwe Willemijn, gehuwd met Willem van den Oetelaer, den 7 junij 1671 kinderloos kwam te overlijden, verviel de heerlijkheid bij erfenis aan het geslacht van Doorne.

04a

Hieronder een tekening van het kasteel van Asten rond 170025:

05

Agnes Wilhelmina van Merode is op 07-06-1671 te Asten overleden en hieronder haar begraafakte:

Willem van den Oetelaar is op 24-10-1678 te Diest (B) overleden.

Everard van Doerne, 1656-1705

Everard van Doerne is geboren te Liessel rond 1632 als zoon van Johanna van Merode en Cornelis Eduard van Doerne (zie Catharina van Brederode). Hij is op 04-03-1669 te Asten getrouwd met Antonia van Doerne, geboren rond 1640 als dochter van Hendrick van Doerne en Anna Magdalena van Merode (zie Catharina van Brederode):

Juncti sunt matrimonio Everardus de Doerne et Antonia van Doerne coram testibus.

In huwelijkse echt gebonden Everardus de Doerne en Antonia van Doerne voor getuigen.

Aan Everard van Doerne wordt op 14-03-1656 de heerlijkheid Asten beleend, zoals beschreven in onderstaand archiefstuk:

Van Doerne erfde de heerlijkheid Asten van zijn tante Agnes Wilhelmina van Merode, die zelf overigens een schoondochter van Margaretha van Doerne en Walraven van Wittenhorst was. De families van Merode en van Doerne waren door minstens drie huwelijken met elkaar verstrengeld. Een archiefstuk beschrijft het kasteel rond die tijd:

Heerlijkheid Asten toegangsnummer 274-36; 04-07-1661:
Notaris Willem van Kuilenburgh notaris in Gravenhage, compareerde de heeren Jaecques van Aertssen ende mitsgaders Balthasar de Boudaer ende Matias Hessel van Dinter, Rade ende mannen van leene. Op 25-06-1640 tegens vrouwe Catarina van Brederode weduwe van Bernardt in zijn leven heer van Asten ende heer Floris de Merode deselve zoon met de heerlickheijt van Asten, en alle zijn toebehoren, met huis in water met dobbelde grachten met een voor geborghte daar in met een peerde stal en schuren met andere huisen daar voren leggende twee hoeven genaampt te Hove, groot wesende tesamen , ackeren, weijden, heijden, beemden omtrent 18 bunder.

Bij de verpondingen van 1662 staat het huis op naam van Everard van Doerne, heer van Asten:

Verpondingen 1662 XIV-68 folio 51 verso:
De heer van Asten, het Casteel.

Everard van Doerne belooft een schuld te betalen, die ook op naam van zijn zusters stond:

Asten Rechterlijk Archief 78 folio 164 verso; 09-03-1662:
De Juffrouwen Maria Margareta, Catharina Agnes en Cornelia Johanna de Doerne, gezusters en dochters van wijlen Cornelis de Doerne, Heer van Liessel en zijn vrouw Johanna de Merode.Zij akkorderen dat hun broeder, Everard de Doerne, Heer van Asten, de erfrente van ƒ 500,- welke zij allen gelden aan Lysbeth van Bertmeer, te's Hertogenbosch, zal lossen en quiten met zijn eigen penningen.

Hieronder een document uit de Archieven van de Raad van Brabant, Criminele Vonnissen, 819, 3625; 24-06-1665, waarin zowel Everard van Doerne, Agnes van Merode als Willem van Oetelaar worden genoemd:

In de tijd dat Everard van Doerne heer van Asten was, werden in Asten viermannen benoemd26:

Hieronder een kopergravue van Hendrik Causé naar een tekening van Jacques van Croes uit 1670 van het kasteel onder de titel: 'Prospectus castelli Asten'.

Everard van Doerne is bij het sterfbed van zijn tante Agnes Wilhelmina van Merode geweest:

Asten Rechterlijk Archief 6 folio 176; 16-06-1671:
Everard de Doerne verklaart dat hij in het sterfhuis van Agnes de Merode is gebleven om tselve gade te slaen ten gerieve van degene die daartoe gerechtigd zijn. Hij is alleen toeziener geweest ten behoeve van dezen.

Zijn vrouw Antonia van Doerne is stervende in haar kraambed en maakt haar testament:

Asten Rechterlijk Archief 53; 06-12-1671:
Juffrouwe Anthonetta van Deurne, vrouwe van Asten, ziek in de kraam liggende, op den Casteele van Asten maakt haar testament, ook met toestemming van haar man Everard de Doerne, Heer van Asten. Alle goederen van haar gaan over naar haar man, om daarmee te mogen handelen naar vrije keuze, met dien verstande, dat hij als momboir van haar kinderen hen de helft van haar goederen zal moeten uitkeren. En de andere helft na overlijden van hem, of als de kinderen tot het huwelijk gekomen zijn. Als haar man niet meer hertrouwd zullen de goederen van de Heerlijkheid, voor zover het leengoederen zijn, succederen volgens het leenrecht. Indien hij wel komt te hertrouwen, zonder een zoon zonen na te laten, dat dan de oudste dochter uyt crachte van prenumeratie zal ontvangen en onder restrictie dat de drie zusters met name Maria, Hendrietta en Florentina van Deurne zullen ontvangen de jaarlijkse rente van Dirck Teeuwens, te Heusden zijnde ƒ 109,50 jaarlijks en dat gedurende haar leven lang. Na haar overlijden zal aan den Armen uitgereikt worden ƒ 125,-.

Antonia van Doerne is te Asten op 09-01-1672 overleden en hiernaast haar doodakte.

Anni 1672, Januarij 9; mevrouwe Antonia van Doerne, vrouwe van Asten.

9 januari 1672, mevrouwe Antonia van Doerne, vrouwe van Asten.

Na het overlijden van Antonia van Doerne is Everard van Doerne hertrouwd te Asten op 14-06-1674 met Anna Catharina Constantia van Boecop, geboren rond 1650 als dochter van Ernest van Boecop en Anna Veronica van der Ehren zu Birgell. De gezinnen van Everard van Doerne met Antonia van Doerne en met Anna Catharina Constantia van Boecop:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Catharina Agnes Francisca Asten 20-11-1670 Asten 12-10-1691
Caspar van Meerwijck
Kessel 11-08-1695 zie Caspar van Meerwijck
2 Cornelia Maria Charlot Asten 07-12-1671 Kind Asten ±1671
3 Cornelia Maria* Sint Michielsgestel
16-01-1675
Ongehuwd Asten 24-12-1694
4 Johanna Catharina* Sint Michielsgestel
16-01-1675
Kind Asten ±1675
5 Catharina Agnes* Asten 23-01-1677
6 Cornelius Ernestus* Asten 11-07-1678
7 Wolfangus Carolus Christophorus* Asten 06-04-1680 Kind Asten ±1680
8 Anna Wilhelmina* Asten 08-03-1682 Asten 17-03-1719
Gerardus Colonster Horion
Asten 23-11-1720 zie Anna Wilhelmina van Doerne
9 Wolfangus Carolus Christophorus* Asten 16-07-1683

Priester Adrianus Maria Frenken schrijft het volgende over Everard van Doerne in zijn 'Genealogieën van eenige voorname, aan elkaar verwante Meierijsche geslachten'27 met rechts het wapen van Everard van Doerne:

Op zijn grond rond het kasteel van Everard van Doerne worden door omwonenden vernielingen aangericht en hij pleit voor een boete:

Asten Rechterlijk Archief 6 folio 248; 19-10-1672:
Everaert de Doerne, Heer van Asten, is daegelijcx bevyndende dat die naebueren ontrent den Castele hun verstouten diversche wegen ende payen maecken door sijn warande ende bossche tot bederff nyet alleenlijck van sijn boomen maer oyck tot groot achterdeel van sijn warande. Hij verzoekt dat er een swaere peene wordt gesteld tegen allen die door zijn warande of bossen zullen gaan. De ouders zullen voor hun kinderen verantwoordelijk zijn. Naschrift: De boete wordt gesteld op ƒ 6,-.

Everard van Doerne verpacht de tienden van Heusden:

Asten Rechterlijk Archief 33-52; 13-06-1676:
Everard de Dorne, Heer van Asten, verpacht aan Joost en Jan Roefs de tiende op Heusden. Pachttermijn 3 jaar. Pachtprijs 26 mud rogge per jaar, 30 mud boekweit per jaar en ƒ 50,- per jaar.

Everard van Doerne meldt dat de betalingen al verscheidene jaren niet in orde zijn:

Asten Rechterlijk Archief 82 folio 57 verso; 29-08-1678:
Alsoo door sommige onser regeerderen deser heerlijckheyt Asten is bekent gemaeckt hoe dat wegens de bueren in seer lange jaeren egeene reeckeninge is gedaen. Item wegens de verpondingen en hoorngelden de reeckeninge, hoewel begosten en onderhouden sijnde, niet afgedaen noch geslooten worden. Nochte de lijste door verscheyde persoonen der regeerders opgehaelt ofte noch opte halen niet en worden voltrocken nochte daervan behoorlijcke reekeninge gesciet. Soo ist dat wij bij desen Ulieden ordonneren en bevelen alle dese voorverhaelde nalatigheden te remedieren, suspenderen tot dien eynde de onwillige ende nalatige van haere bedieninge om te beter te comen worden geconstringeert tot het gene voorschreven is alles conform ons leste opgestelde reglement en goede politie van onse gemeynte. De drossard wordt gauthoriseerd om deze order zijn effect te laten hebben. Actum 29-08-678 op onse Casteele tot Asten, Everard de Doerne. Sij dese gestelt ter prothocolle opdat niemant ignorantie allegere.

Een erfenis aan de zijde van zjn vrouw, Anna Catharina Constantia van Boecop, wordt door Everard van Doerne geregeld:

Asten Rechterlijk Archief 81 folio 61 verso; 17-03-1681:
Alsoo questie ende dispuyt is geresen tussen Johan Philippe Bertholf van Huyff, Heer der Hoofdbank van Baelen Ruyffaert met hem gevoegd Everard de Doerne, Heer van Asten in de naam van hun vrouwen ter eenre en Wolfangh Christoffel van Bocop, Heer van Birgel ter andere zijde.
Een en ander betreft het kindsdeel van de vrouwen van de eerste comparanten in het Casteel, goederen enzovoorts van Birge als een diversibel moederlijk goed. De tweede comparant zal hebben en behouden nu ende ten eeuwigen daegen het voorschreven Casteel, goederen enzovoorts van Birgel. Hij, de tweede comparant, ziet af van zijn deel in de hem aangekomen goederen, bij scheiding en deling de dato 09-08-1680 schepenen Gestel van Soofendaele en Rouwenbergh evenals van zijn deel in de tiende van Gemonde en Rosmalen. Er is ook nog sprake van 1⁄3e deel in de goederen te Elborgh in Gelre gekomen van wijlen Ernest van Bocop. De tweede comparant ziet af van een legaat van ƒ 500,- zoals aan hem, bij testament van wijlen Christoffel van Bocop, Heer van Rouwenbergh, is nagelaten. Dit ten bate van de eerste comparanten. Op dit legaat van 1200 patacons kunnen ook de erfgenamen van Catarina van Meerwijck nog pretenties hebben. 

Everard van Doerne verpacht een hoeve op de Heikamp in Heusden (zie Antoniusstraat 47):

Asten Rechterlijk Archief 81 folio 183; 24-01-1684:
Freyns Antonissen heeft met Everard de Doerne, Heer van Asten, de huur afgerekend van zijn pachthof over 1681 en 1682. De pachter blijft nog schuldig ƒ 250,- à 5%, die hij eerstdaags beloofd te betalen. De pacht over 1683 en de lopende over 1684 zijn nog niet afgerekend.

Asten Rechterlijk Archief 81 folio 183 verso; 10-02-1684:
Hendrick Dirck Philipsen heeft met Everard de Doerne, Heer van Asten, de huur afgerekend van zijn pachthof over 1681 en 1682. Hij blijft nog schuldig ƒ 250,- à 5%.

Dochter Anna Wilhelmina van Doerne, verblijvend in een klooster in Munsterbilzen (B), maakt een testament op

Asten Rechterlijk Archief 53; 27-09-1684:
Freule Anna Wilhelmina de Doerne, dochter van Everard de Doerne, Heer van Asten en Anna Catharina de Boecop. Anna verblijft in het Adelijck Stift te Munsterbissel. Zij testeert. Al de goederen die zij van haar ouders heeft gekregen, gaan, tot haar onderhoud, naar het voormelde Stift. De andere goederen gaan naar haar ouders, of, indien deze overleden zijn, naar de naaste erfgenamen. 

Everard van Doerne en zijn tweede echtgenote Anna Constantia van Boecop geven toestemming om erfgoederen afkomstig van oom Wolfgang Christoffel van Boecop te verkopen:

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 58 verso; 01-06-1686:
Everard de Doerne, Heer van Asten en Anna Constantia de Boecop, Vrouwe van Asten geven procuratie aan Dibbois Feyt, richter des Ampts Oldebroeck, om namens hen de verkoping te doen van drie aaneen gelegen erven te Oldenbroeck. De goederen zijn hen aangestorven vanwege Wolfganck Christoffel Baron de Boecop, Heer van Birggle.

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 59 verso; 16-06-1686:
Everard de Doerne, Heer van Asten en Anna Constantia de Boecop, Vrouwe van Asten stemmen in met het contract dat Henrick Canters, president schepen,op 29-05-1686, te Oldebroeck heeft gemaakt met Dibbols Feyt, richter des ampts Oldebroeck en vrouwe Eva van Ommeren, echtelieden, betreffende de verkoop van erfgoet te Oldenbroeck, in de Veluwe. De goederen zijn in pacht en bewoning bij Hendrick Reegersen. De voorschreven comparanten geven mede toestemming voor Johan Bertholf van Ruyss, Heer van Balen, hun zwager.

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 62 verso; 12-07-1686:
Everard de Doirne en Anna Constantia de Boecop, Heer en Vrouwe van Asten, verklaren geapprobeert ende gelaudeert te hebben het contract dat Henrick Canters, op 29-05-1686, te Oldenbroeck, heeft aangegaan met Dibbolt Fiets en zijn vrouw Eva van Ommeren, over de verkoop van een goet te Oldenbroeck. De voorschreven comparanten stellen als borg een hoeve aan den achtersten Heusden 300 lopense in huur en gebruik bij Vreyns Theunis; een hoeve aan de voorste Heusden 100 lopense in huur en gebruik bij Peter Jansen; een hoeve aan de Wolfsberch 100 lopense in huur en gebruik bij Antonis Martens. Verder al hun goederen gelegen te Asten, waarvan de waarde is circa. ƒ 16.000,-.

Everard van Doerne laat weten dat hij goed is voor de Astenaren:

Oud Archief Asten, Resolutieboek III/2, folio 12; 08-06-1686:
Wij schepenen ende regeerderen der heerlijckheijdt Asten in den quartiere van Peelandt Meijerije van s-Hertogenbosche gelegen, doen te weeten certificeeren mits desen voor de oprechte waerheijdt dat den hoogh edel welgebooren heere, heere Everard de Doerne, heere deser grondtheerlijckheijdt Asten en Ommelen, sijne gemeente suforiserende veele, ende versceijde diensten heeft gedaen ende alnoch dagelijcx is doende, sijn selven nietsparende voorsijne grondtheerlijckheijdt, ende ordoneren van dien te reijsen, te solliciteren, 't sij bij daegen ofte bij nachten, den selven hoogh edele heere daer toe versocht sijnde, sonder eenige de minste erkentenisse te genieten dan aleenlijck den last, oftewel verpondinge van sijns hoogh edele's wintmolen ende tienden de selve betalende de gemeijntenaeren inrecompense van sijn hoogh edelbare arbeijt, reijse ende moeijte beloopende jaerlijcx ontrent de somme van tweehondert ende twintigh gulden daer sijn hoogh edele voorschrevene sigh mede vergenoeght sout wordende daer mede oock gecultiveert een gestadige, ende goede correspondentie tussen den voorschrevene hoogh edele gebooren heere, ende de ingesetenen sijns hoogh edel voorschreven grondtheerlijckheijdt alleenlijck daer voor eenige jaeren herrewaerts van het invoeren der verpondinge daer voor geproffiteert hebbende de voorseijde somme verder verclaeren wij attestanten dat in den jaere 1680 seeckere sijn hoogh edele's pachthoeve afgebrandt sijnde dat sijn hoogh edele alle die scade in sijn particulier heeft gedraegen ende dat die gemeijntenaeren maer alleen eenige ten achteren staende lasten van den afgebranden pachter hebben aengenomen diewelcke andersints gescapen waeren te comen tot lasten van sijn hoogh edele als eijgenaer van deselve afgebrande hoeve, ende dat om bondige redenen bij den hoogh edel welgebooren heere, heere deser grondtheerlijckheijdt Asten en Ommelen, aen de gemeijntenaeren voor gedraegen allegenen oversulcx voor redenen van welwetentheijdt 't gene voorschreven staet waeraghtigh te wesen, welcx oirconde besegelt ende geteeckent op heden den achtsten dagh der maent junij XVI ses ende taghentigh.P. van der Lith, Antoni Canters schepen, M de Groodt, Anthonis Josephs schepen, dit + merck heeft gestelt Marten Antonis, dit + merck heeft gestelt Peeter Reinders schepen, Henrick Canters, Marcellus Martens schepen, Huijbert Jan Tielen schepen.

Everard van Doerne verpacht de hoeve den Brant (zie Voormalig huis C558):

Asten Rechterlijk Archief 108 folio 88; 26-01-1688:
Everard de Doerne, Heer van Asten, geeft aan Jan Peeter Colen in huur huis, land en groes den Brant presentelijck bewoont werdende bij Dirck van Heughten. Huurtermijn 10 jaar. Huurprijs ƒ 62,50 per jaar.

Everard van Doerne wil het huis Durendael, dat in zijn handen is gekomen, repareren met Astens eikenhout en verkoopt het ruim drie jaar later:

Asten Rechterlijk Archief 110 folio 4 verso; 26-02-1697:
Jonker Everard de Doerne heeft laten breecken en saegen eenigh eyckenhout op zijn eigen gronden, alhier te Asten. Hij wil dit hout laten vervoeren met deze nevengaande paarden naar zijn adelijk huis Duerendael te Oisterwijck, om daar te gebruiken voor reparatie van hetzelfde huis.

Asten Rechterlijk Archief 110 folio 89 verso; 01-10-1700:
Baron Everard de Doerne, Heer van Asten, verkoopt aan Joan Adriaen, Baron van Renesse, van Baer zijn adelijk huis genaamd Duerendael gelegen te Oisterwijck met alle gronden en landerijen, zaai, hooi- en weilanden, twee hoeven, huizen, plantages, moeren en hei alsmede het huiske met het land, hei en moeren waar Adriaen Seelen woont, naar de kant van Moergestel. Inclusief alle previlegiën die aan de gronden van Duerendael verbonden zijn. Alsoock de grachtstede met het recht tot deselve voor soveel den Heere van dese huysinge daertoe gerechticht soude mogen sijn in het Bagijneclooster tot Oisterwijck. De goederen zijn vrij en onbezwaard. De helft van de grote hoeve wordt als leengoed aan het Hof van Brabant opgegeven en verkocht. Koopsom ƒ 8000,- direct om het huis Duerendael meteen te kunnen aanvaarden, ƒ 16000,- bij oplevering van de rest der goederen. De koper zal ook aan de dochter van de verkoper een eerlijck present doen. De verkoop zal gevest worden voor schepenen van 's Hertogenbosch.

Hieronder een impressie van het kasteel van Asten rond die tijd:

Dochter Anna Wilhelmina van Doerne (zie Anna Wilhelmina van Doerne), die in het klooster van Munsterbilzen (B) verblijft, wordt opgehaald:

Asten Rechterlijk Archief 110 folio 124 verso; 16-06-1702:
Reynier Pepercorn, als gemachtigde van de drossard, Antony Canters en Philips Timmermans, schepenen certificeren mits deze dat Johan van Riet en Thomas Andriessen, beiden domestiquen van de Heer van Asten, willen gaan, met paard en kar en een persoon van hen te paard, naar het Adelijk Stift te Munsterbilsen, in de lande van Luyck, om op order van de Heer van Asten frulle de Doerne op te halen en haar te transporteren naar het kasteel van Asten. Wij verzoeken hen te laten passeren en repasseren.

In 1704 hebben Everard van Doerne en Anna Catharina Constantia van Boecop hun testament opgemaakt, waarvan een kopie in het Astense archief:

Asten Rechterlijk Archief 11 folio 1; 12-06-1706:
Copie van het testament van Baron Everard de Doerne en Anna Constantia Baronesse de Boecop, heer en vrouwe van Asten. Opgemaakt te 's-Hertogenbosch de dato 25-10-1704 voor notaris van Oudenhoven. Hieruit onder andere:
Begraven worden in de kerk van Asten.
Al hun goederen blijven aan de langstlevende in volle eigendom.
De langstlevende zal gehouden zijn, na zijn dood, uit te laten keren aan onze oudste dochter, Anna Wilhelmina, chanonisse, te Munsterbilsen, en aan ons dochters dochtertie genaamd Judith Constantia verwekt bij Baron Caspar van Meerwijck, Heer van Kessel, hun legitieme erfdeel. Om te voorkomen dat hierover later disputen ontstaan hebben wij, testateuren, geregeld dat Judith,na overlijden van de langstlevende, voor haar legitieme portie zal ontvangen, mijn, testatrices, pretenties op de goederen van wijlen mijn broeder getrouwd geweest met Anna Baronnes van Austel en bestaande uit het adelijk huis met landerijen, bossen en gerechtigheden gestaen tot Bergelen, lande van Gulich, bij Dueren. Om deze na de dood van Baronnes van Austel te aanvaarden en te bezitten. Idem een rente van 2000 rijksdaalders ten laste van de Staten van Gelderland en ten behoeve van Caspar van Meerwijck uyt vreese van oirlogh ende om de confissentie 't ontgaen, simulatelijck ende pro-forma getransporteert volgens renversael daervan gegeven door den selven Heere, op den Huyse van Asten 29 meert 1701.
Wij, testateuren, verklaren oprecht dat ons dochters dochtertje, met de voorschreven gespecificeerde goederen voor haar legitieme portie rijckelijck en overvloedelijck naer onse gelegentheyt is voldaen mits dat sij oock alsdan ofte haer here vader sal hebben in te brengen, allen hetgene haer Vrouw Moeder, onse dochtere, ofte haer here vader voor een dote van ons testatering mochte hebben genooten om hetselve aen haer voorschreven erffdeel te worden gedefuliqueert. Indien Judith Constantia, of haar vader met onse overvloedige aenwijsinge niet tevreden is en aanmerkingen heeft dan beschouwen wij, testateuren, dit als een quaetwilligh ende wederspanningh kint en dat wij haar om die redenen uit ons testament uitsluiten. Ten regarde van het erfdeel van onze dochter verklaren wij de aanwijzingen of designatie van de langstlevende te zullen volgen. De langstlevende van ons beiden zal het testament mogen verminderen en verminderen naar believen en welgevallen.

Everard van Doerne is op 22-02-1705 te Sint-Michielsgestel overleden en we lezen daarover het volgende in het archief:

Asten Rechterlijk Archief 11 folio 177; 22-02-1705:
Everard de Doerne, baron van Asten, is op zijn kasteel, de Rouwenbergh, te Sint Michiels Gestel overleden. Op 02-03-1705 in den choir te Asten begraven in aanwezigheid van honderden mensen, zowel van binnen als buiten Asten.

Hieronder de begraafakte van Everard van Doerne:

Obijt praenobilis dominus baro Gevardus de Doorne toparcha huius communitatis Astensis

Begraven is de wededele baron Gevardus van Doorne, heer van de heerlijkheid Asten

Na het overlijden van Everard van Doerne is Anna Catharina Constantia van Boecop alleen vrouwe van Asten.

Anna Catharina Constantia van Boecop, 1705-1716

Anna Catharina Constantia van Boecop krijgt op 21-12-1705 de heerlijkheid Asten beleend en zij is tot haar overlijden in 1756 vrouwe van Asten en bewoonster van het kasteel. Zij pakt na het overlijden van haar man, Everard van Doerne, de zaken gelijk op:

Asten Rechterlijk Archief 110 folio 197 verso; 27-05-1705:
Barones Anna Constantia de Boecop, Vrouwe van Asten, geassisteerd met Antony Canters, haar geassumeerde momboir, geeft procuratie aan haar dochter, Anna Wilhelmina de Doerne, freule van Asten, chanonesse, te Munsterbilsen, om namens haar te prosequeren en te vervolgen ende is doendelijck te accomoderen de zaak die zij hebben tegen Juffrouw Judith Mesteecker weduwe Gerard Trip. Alsmede het ontvangen van de geconsigneerde penningen te Arnhem wegens de erfgenamen van Vosch, gewezen rentmeester, te Elburgh, Gelderlandt.

Anna Catharina Constantia van Boecop verzoekt de Raad van Brabant om de heerlijkheid Asten te belenen:

Asten Rechterlijk Archief 10 folio 203 verso; 18-11-1705:
Barones Anna Constantia de Boecop, Vrouwe van Asten, geeft procuratie aan Philips van Delden, substituut griffier van de Raad van Brabant, te 's Gravenhage, om namens haar te compareren voor de president en andere raden van de Leenhove van Brabant, te 's Gravenhage om aldaar ten erfrechte te verheffen de grondheerlijkheid Asten met het adelijk kasteel, huizen, landerijen. Zoals Everard de Doerne het op 15 maart 1656 voor dezelfde Raad verheven heeft. Indien vereist wordt, en anders niet, kan tot sterfman ofte besetman gesteld worden Hendrick Verbeeck, advocaet, te Aerle.

Asten Rechterlijk Archief 110 folio 204 verso; 10-12-1705:
Compareerde voor schepenen Hendrick Verbeeck, advocaat, te Aerle, welke procuratie geeft aan Philips van Delden, substituut griffier der griffie van Raad en Leenhove van Brabant, te 's Gravenhage om zich namens hem te stellen tot sterfman in het verhef der heerlijkheid Asten, door Vrouwe Anna Constantiade Boecop.

En inderdaad op 21-12-1705 wordt de heerlijkheid Asten aan Anna Constantia de Boecop beleend.

Anna Catharina Constantia van Boecop was ook betrokken bij het klooster te Ommel:

Anna Catharina Constantia van Boecop heeft nog het klooster Mariaschoot te Ommel gesteund. Na 1648 moest dit klooster uitsterven, maar het nam toch nieuwe nonnen aan. In 1706 was de laatste kloosterlinge van voor 1648 gestorven, waarop de Raad van State opdracht gaf om het klooster te verkopen.
In 1707 kocht Anna het klooster, waarop zij het onderhands weer doorverhuurd aan de nonnen, die aldus het klooster konden blijven bewonen. Aangezien zij katholiek was, en haar dochter kanunnikes, deed ze dit uit overtuiging. Bovendien kreeg zij zo invloed in religieuze zaken, hoewel ze bij de benoeming van een nieuwe rector voor het klooster in 1714 in conflict raakte en het onderspit moest delven: er kwam in 1716 een rector die niet haar goedkeuring had.

Een oude foto van de restanten van de boerderij bij het klooster van Ommel (zie Hoog Ommel):

Hieronder het archiefstuk waarin Anna Catharina Constantia van Boecop het klooster van Ommel koopt:

Asten Rechterlijk Archief 107b folio 39 verso; 12-03-1707:
Anna Wilhelmina Baronesse de Doerne, Vrouw van Asten, of haar moeder Constantia de Boecop hebben bij transport in vol eigendom verkregen het Clooster te Ommel. Koopsom ƒ 3700-00-00. Lasten ƒ 168-15-00. Totaal ƒ 3688-15-00. Verkoper was Martinis des Tombes, rentmeester der Geestelijke Goederen van het 1e en 2e deel van Peelland, het Capittel van Sint Oedenrode, het Convent van Hooydonck, het Convent van Bynderen, en Clarissen te 's Hertogenbosch dit met toestemming van de Raad van State de dato 25-02-1707. Het Clooster omvat de kerk, die echter van het klooster is vrijgemaakt en waarin de Gereformeerde Godsdienst gehouden wordt. Huis, schuur, schop, paard- en koestallen, land 40 lopense, groes 43 lopense. Waarin begrepen den hof, bleekveld en ledige plaats in het klooster. Zoals het gebruikt is bij de conventualen en in 1648 aan Haare Hooge Mogendheden overgebracht. Meester Hendrick Verbeeck, te Aerle, is opgetreden namens de koopster. De koopster mag niet meer toelaten dat daerinne eenige publiquen godsdienst werden gedaen. Dit op verbeuring van het gekochte pand en landerijen. De goederen zijn belast met 1 mud rogge per jaar, ofwel ƒ 3,- per jaar aan het Heilige Geestaltaar, te Asten, rentmeester des Tombes; 3 vat rogge per jaar ofwel 15 stuiver per jaar aan Sint Agatha-altaar, te Asten, rentmeester des Tombes; 4 vat rogge per jaar, ofwel 20 stuiver per jaar aan het Convent van Bynderen; 2 gulden per jaar aan de rentmeester van de Domeynen voor het bezit van het clooster. Schepenen 's Hertogenbosch. Geregistreerd Asten 27-09-1717.

Onderstaand archiefstuk toont aan dat het klooster nog wel door religieuzen werd gebruikt:

Asten Rechterlijk Archief 113 folio 96 verso; 28-04-1713:
Schepenen van Asten doen conde dat de Classis van Peel- en Kempenlant bij de Raad van Staten geklaagd heeft over het luiden der klokken te Ommel, als anderszins. De voornoemde Raad heeft aan Diederick Vleugels, advocaat fiscael, gelast om een en ander te informeren. Wij schepenen verklaren dat te Ommel een klooster is gebouwd, dat ook op zekere dagen in het jaar ommegangen zijn gedaan, maer niet in eenige jaren herwaerts omdat het Clooster, door Martinus de Tombes, als Geestelijk rentmeester, in 1707, te 's Hertogenbosch, publiek is verkocht. Sedert die tijd, tot op heden, hebben in het Clooster of enige huizen daaromheen, geen publieke godsdiensten plaatsgevonden, nog veel minder zijn enige ommegangen of zogenoemde superstitie gepleegd. Dit kon ook niet gebeuren, omdat de drossard zich menigmaal te Ommel, vooralop de ordinaire feestdagen, heeft vertoond om een en ander te onderzoeken. Verklarende verder dat in hetzelfde huis of Clooster wel dochters wonen, hebbende knechts, meiden, paarden, beesten die in 's lands- en gemeentelasten terzake van hun huishouding en bouwerijen omtrent 500 gulden contributie moeten betalen.

Anna Catharina Constantia van Boecop heeft ook bezittingen in de buurt van Neer:

Asten Rechterlijk Archief 112 folio 20 verso; 29-11-1709:
Mevrouw Anna Constantia Baronne de Boecop, Vrouwe van Asten, geeft procuratie aan Meester J. Charles, advocaat, te Roermonde, om namens haar te laeten realiseren de heerlijkheid Neer en zekere weide, te Buggenum, beiden gelegen in het Graafschap Horn ofte Heur en verder alle vindbare goederen, aldaar, toebehorende aan Grave de Limbourch Stirum. Hem wordt speciaal verzocht om tijdens en bij de realisatie rekening te houden met de costuymen zoals ze daar gebruikelijk zijn. Zij geeft procuratie aan Anna Wilhelmina de Doerne, haar dochter, om namens haar alle voorvallende affairens oftesaecke jegens Grave Limborgh Stirum waar te nemen en daarin te handelen als haar goeddunkt. 

Anna Catharina Constantia van Boecop is gewond geraakt aan haar been en kan niet meer ver reizen. Zij draagt haar werk over aan haar dochter Anna Wilhelmina van Doerne, die religieuze was:

Asten Rechterlijk Archief 113 folio 24; 19-04-1712:
Schepenen van Asten verklaren ter instantie van Anna Constantia de Boecop, Vrouwe van Asten, dat wij heden zijn geweest op den Castele van Asten en aldaar de voornoemde Vrouwe van Asten bevonden soodanigh geincommodeert ende beledight over een swaer accident hetwelck Haer Hooge Edelen eenige tijt geleden aen het been is overcomen als dat Haer Hooge Edelen om de ulceratien, sweeringhe ende stijvigheyt ende alnogh openheyt der beene onmogelijck sonder peryckel van haer leven te verliesen ofte van in swaerdere incurabele quale te vervallen naer den Hage om de gepresigeerde comparitie waer te nemen niet en can overcomen voor soo verre onder uytterlijcken is gebleecken en daerenboven nog van Haer Hooge Edele chirurgijn hebben horen verclaren.

Asten Rechterlijk Archief 113 folio 29 verso; 21-05-1712:
Anna Constantia de Boecop, Vrouwe van Asten, verklaart, vermits haar hoge ouderdom en het accident aen desselfs been niet in staat is te compareren ingevolge de sententie van de Raad van Brabant voor de Heren Fierens en Johan van den Honaert, Raeden ordinaris in de Raad van Brabant in de zaak tegen Baron van Renesse. Zij geeft nu procuratie aan haar dochter, Anna Wilhelmina de Doerne om haar zaken in deze te behartigen.

Asten Rechterlijk Archief 114 folio 17; 26-02-1714:
Anna Constantia Baronesse de Boecop, Vrouwe van Asten, geeft procuratie aan Carel Emanuel Baron van Keverberg, Heer van Aldegoor, Halen, Lintenigh om namens haar over te dragen aan haar dochter Freule Anna Wilhelmina Baronnesse de Doerne, chanonesse, te Munsterbilsen huis, hofstad, landerijen, molen genaamd 't huys van Goor in het graafschap Horn.

Anna Catharina Constantia van Boecop is te Asten op 05-01-1716 overleden en hieronder haar begraafakte:

5 January 1716; obijt Anna Constantia de Boecop, pronobilis et domina baronissa de Asten.

5 januari 1716; begraven is Anna Constantia van Boecop, adellijke dame en barones van Asten.

Piet Hamilton bericht in zijn artikel over 'Het Verleden van Asten' in de krant de Zuid-Willemsvaart van 18-05-1904 over Anna Catharina Constantia van Boecop en haar opvolgster dochter Anna Wilhelmina van Doerne:

07a

Anna Wilhelmina van Doerne, 1716-1720

Dochter Anna Wilhelmina van Doerne is geboren te Asten op 08-03-1682 als dochter van Everard van Doerne en Anna Catharina Constantia van Boecop (zie Everard van Doerne). Zij kreeg haar adellijke opvoeding vanaf eind 1684 in het abdijklooster van Munsterbilzen (B) en we lezen daarover op wikipedia:

De vrouwenabdij van Belisia (Bilzen) werd, volgens de legende, rond het jaar 670 gesticht door de heilige Landrada. Aan het eind van de 12e eeuw werd het klooster omgevormd tot een adellijk vrouwenstift, waarover de graaf van Loon het voogdijschap had. Bij toetreding moesten kandidaten 16 adellijke kwartierstaten kunnen aantonen. De kanunnikessen die aan het wereldlijk kapittel verbonden waren, namen dagelijks deel aan het koorgebed, maar hoefden zich verder niet aan kloostergeloften te houden. Slechts een deel van het gebouwencomplex was binnen de muren van het stift gelegen; in later eeuwen woonden ook veel kanunnikessen buiten het klooster.

Anna Wilhelmina van Doerne verliet het klooster rond 1715 en is op 17-03-1719 te Asten getrouwd met Gerardus Assuerus Ludovicus de Colonster de Horion, geboren te Heel op 16-11-1688 als zoon van Gerard Assuerus de Horion en Justina Helena van Bentinck:

08

Anna Wilhelmina van Doerne dient een verzoek in bij het Leenhof van Brabant om de heerlijkheid Asten te belenen:

Asten Rechterlijk Archief 114 folio 144 verso; 15-01-1716:
Anna Wilhelmina Baronnesse de Doerne geeft procuratie aan J. Boon, procureur om namens haar aan het Leenhof van Brabant, te 's Gravenhage, te verzoeken beleytende beleent te worden met het erfregt van den hogen gerigte ende heerlijcheyt Asten en Ommel, steenen huysinge met alle ap- en depedentien ende allen anderen saken gehoorende des leens met magt van substitutie in kas van belet.

Anna Wilhelmina van Doerne wordt op 24-01-1716 beleend met de heerlijkheid Asten en is volgens de hoofdgeldlijst van 1717 eigenaar van het kasteel:

Hoofdgeld XVIII-19; 05-03-1717:
De Hoog Edel Welgeboore vrouwe van Asten, Lijsbet, Laurijntia, Jenneke, Rijnier, Claas, Tomas, Flips de dienstbojen, Anneke en Francis de dienstbojen.

Anna Wilhelmina van Doerne laat duidelijk zien wie in Asten de baas is over het ijken van brouwketels en kuipen:

Asten Rechterlijk Archief 114 folio 236; 26-10-1717:
Wij, Hendrik Thopoel, president, Antony Kanters, Frans van Weert en Willem Aart Smits, schepenen, verklaren dat wij op 16 september 1716, samen met J. Wagemans, rechten-licentiaat en scholtus van Neer namens de Vrouwe van Asten, rond zes uur 's avonds, geweest zijn naar Ommel ten huize van de president, waar wij gevonden hebben sekeren Gerard de Jong, met twee brouwers uit 's Hertogenbosch, zittende in de grote kamer, heeft hij, president, hem, Gerard de Jong, toegesproken dat overdenckelijck noyt ende van alle tijden eenige andere eykers der brouwketels en kuypers, hier te Asten en Ommel en waren erkent geweest als die eyckmeesters, aangestelt op eed en speciaal bevel van de Vrouwe van Asten. Waarop Gerard de Jong zei: "Dat hij hem niet pretendeerde nog en wilde of pretendeerde maten ende gewigten te eyken, maar alleenlijck brouwketels en kuypers, om eenen generalen lijst te connen opgeven. Ende ik gelove dat de Vrouwe van Asten 't qualijck begrijpt".
En met de president meer woorden te willen delen heeft Wagemans hem, de Jong en zijn brouwers, in onze presentie de opdracht, hem van Anna Wilhelmina de Doerne, Vrouwe van Asten, gegeven, laten horen met deze woorden: Dat de Vrouwe van Asten seer verwondert was dat hij, Gerard de Jong cum suis op dusdanige manier, haar heerlijkheid Asten en Ommel, als ijkmeester der Meyerijvan 's Hertogenbosch hem quame aangeven om alle brouwketels ende kuypen te eycken. Dat zij altijd inviolabelijck ende inconstabelijck in deze, haar grondheerlijkheid op haar privatiefven naam en eigen autoriteit ter exclusie van iedereen ijkmeesters had aangesteld en dat zich ook altijd in zijn functie wel hadde gequeten. Zij hebben onlangs nog wettelijk geëken. Zij was bereid, indien nodig, een en ander nog eens te laten geschieden ten overstaan van alsulcke als daartoe gerequireert; ter exclusie van hem, Gerard de Jong, als eyckmeester der Meyerij voorschreven. Dat sij grontvrouwe, hem, de Jong nog te imant anders wilde gedogen om hier te Asten de brouwketels en de kuipen te ijken".
De Jong heeft hierop zijn hoed afgenomen, diep gebogen en dan gezegd dat hij tegen de Vrouwe van Asten niet zocht te procederen en daarvoor ook geen geld had. Hij heeft hierop schriftelijke annotatie gemaakt. Waarop de scholtus tegen hem zei: "Dat hij con schrijven wat hij bliefde maar dat hij, scholtus, dat hem niet aantrock, daar niet mede te doen wilde hebben en zich hield aan zijn mondelinge commissie". En de Jong geannoteert hebbende dat de president, 't officie, als officier dezer heerlijkheid was bekledende heeft de president daartegen gezegd: "Daartoe ofte over geene commissie te hebben" en heeft het geschrevene door de Jong doen uytschrappen. Eindelijk, zei de Jong, staande bij het vuur, "Ik wiste wel dat hier te Asten niet voor mijn te doen soude wesen".

Anna Wilhelmina van Doerne verpacht een hoeve in Heusden (zie Voormalig huis E65):

Asten Rechterlijk Archief 92 folio 116; 09-11-1717:
Jan Peeters, te Heusden, is schuldig aan Anna Wilhelmina Baronnesse de Doerne, Vrijvrouwe van Asten ƒ 440,- à 5% van achterstallige huur van de hoeve de voorste Heusden aan de Vrouwe behorend. Borg huis, hof en aangelag, groes en land aan de voorste Heusden 30 lopense, hem competerende.

Anna Wilhelmina van Doerne overlijdt te Asten op 23-11-1720 in het kraambed van haar eerste kind:

1720, 9 bris 23; obijt circa tertiam noctis van pronobilis domina Anna Wilhelma baronissa de Doorne, barona de Calandt et Domina de Asten.

23 november 1720; gestoreven ongeveer op een derde van de nacht edelvrouwe Anna Wilhelma, barones van Deurne en Calandt en vrouwe van Asten.

09

Vroedvrouw Anna van Vechel verklaart het overlijden van Anna Wilhelmina van Doerne en haar zoon:

Asten Rechterlijk Archief 115 folio 99 verso; 25-11-1720:
Anna van Vechel, vroetvrouwe, zo zij verklaarde, te Sint Antonius, dat zij present is geweest en geassisteerd heeft wanneer Anna Wilhelmina Baronnes de Colonster Horion, geboren te Doerne, te Asten op 23 november 1720 's morgens, omtrent 3 uur, is overleden. En dat haar zoontje ongeveer drie kwartier heeft geleefd. Het kind is op het kasteel van Asten wettelijk gedoopt.

Haar man, Gerardus Assuerus Ludovicus de Colonster de Horion, laat een taxatie van het kasteel uitvoeren:

Asten Rechterlijk Archief 162; 17-05-1721:
Taxatie ten behoeve van Gerardus Assumerus Ludovicus Baron van Horion Heer van Clouster, Asten, Rouwenberg, Goor, Belgre, Kamer en Raadsheer van de Ceurvorst van Ceulen en Prins van Luyck als possesseur van de goederen van zijn vrouw en zoon welke zijn overleden op 23-01-1721. De hoge heerlijkheid van Asten met de middelbare en lage jurisdictie en gerechtigdheid van jacht, houtschat, lenen, gruit, cijnsboek van het Huis van Asten met de neerhuizingen, stallen, schuur en poort, met de singels, hof en boomgaard 10 lopense ƒ 11400,-; land, hei, wei of groes totaal 360 lopense; huis, schuur, schop, hof, land en groes op de Voorste Heusden; huis, schuur, schop, hof en aangelag op den Brant, 7 lopense; huis, schuur, hof en land de Polder, 14 lopense; huis, schuur, schop, hof en aangelag de Wolfsberg, 21 lopense; huis, schuur, schop, hof en aangelag op Heusden, 2 lopense; korenwindmolen, ƒ 6500,-; het verkochte klooster van Ommel, bestaande uit huis, schuur, schop, stalen, bleekveld, hof en land 9 lopense, ƒ 950,-; huis in het dorp naast Claes van der Linden (is de schuurkerk) ƒ 1000,-; de Loverbosse klamptiende ƒ 1000,-; de Heusdense klamptiende ƒ 1450,-; de Middelste klamptiende ƒ 1300,-; de novale tiende ƒ 115,-. Totaal ƒ 29307,-. Belast met in totaal ƒ 1850,-. Rest 27457. 20e penning is ƒ 1373,-.

In de krant de Zuid-Willemsvaart van 16-11-1935 staat een artikel waarin Gerardus Assuerus Ludovicus de Colonster de Horion wordt genoemd met daaronder de betere versie van Piet Hamilton in de krant de Zuid-Willemsvaart van 18-05-1904 en rechts een pentekening van het kasteel:

Na het overlijden van Anna Wilhelmina van Doerne, is er onduidelijkheid over haar erfenis. Bij de Archieven van de Raad van Brabant, Leenregisters 1130, bladzijde 1925, worden de man van haar halfzuster genaamd Caspar van Meerwijck, Albert Ferdinand de Bierens en haar neef Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven als heren van Asten genoemd:

Hoe het precies zit is niet duidelijk, maar de lezing van de 'Compté de Hornes'28 betreffende kasteel Ghoor lijkt mij het meest waarschijnlijk ook op te gaan voor de heerlijkheid Asten:

Op 8 november 1720 stelde Barones Anna Wilhelmina van Doerne, echtgenote van Baron de Horion haar testament op voor het geval ze stierf zonder kinderen. Ze schonk dan haar kasteel Ghoor en al haar bezittingen aan haar zwager Caspar baron de Merwyck, weduwnaar van Catherine Agnes van Doerne.
Ze stierf tijdens de bevalling op 20 november en de vraag was of het kind nog heeft geleefd? Vandaar dat er lange processen liepen tussen de baron van Merwyck enerzijds, de baron van Horion en de familie Bertolf van Belven, de naaste erfgenaam, anderzijds. Van 1720 tot 1728 pleitten deze processen tussen Caspar de Merwyck en na zijn dood, tussen zijn weduwe en zijn kinderen enerzijds, en Gérard Asuère Louis de Horion anderzijds voor de Raad van Brabant in Den Haag, en vervolgens voor de Keizerlijk hof van Wetzlaer.
Op 9 januari 1721 ontzette Baron van Merwyck, heer van Kessel, het Edele Kasteel van Ghoor in Horn met al zijn onderhorigheden gelegen in Neer en Buggenum. De Baron van Horion rapporteert op dezelfde datum. Op 7 oktober 1726 loste Gérard Asuère Louis Baron de Horion de Colonster, heer van Ghoor, af, zoals hij het op 9 januari 1721 afzette. De Horions winnen hun zaak.
Op 6 juni 1744, nam Gérard Asuère Louis, graaf van Horion, het roer over.

Iets vergelijkbaars moet zijn gebeurd met de heerlijkheid Asten tussen Caspar van Meerwijck en de familie Berthout van Belven.

Gerardus Assuerus Ludovicus de Colonster de Horion raakt de heerlijkheid Asten kwijt:

Asten Rechterlijk Archief 115 folio 191; 03-08-1723:
Willem de With junior, deurweerder, verklaart ter instantie van Suyskens, advocaat, te 's Hertogenbosch als impetrant van mandement van arrest en daagsel met de clausule van edict tegen Gerard Assuees Lodewijck Baron van Horion Colonster, Heer van Asten de dato 26-07-1723 in arrest te hebben genomen zijn particuliere goederen en het recht van togte als hij heeft op de goederen van Anna Wilhelmina Baronnesse van Doerne, wijlen zijn vrouw. 

Gerardus Assuerus Ludovicus de Colonster de Horion is op 14-02-1759 te Heel overleden.

Caspar van Meerwijck, 1722-1724

Stiefdochter van Anna Catharina Constantia van Boecop, Catharina Agnes Francisca van Doerne is geboren te Asten op 20-11-1670 als dochter van Everard van Doerne en Antonia van Doerne (zie Everard van Doerne). Zij is op 12-10-1691 te Asten getrouwd met Caspar van Meerwijck, geboren te Kessel rond 165529 als zoon van Willem Caspar van Merwijck en Judith van Lijnden:

Conjuncti sunt matrimonio pro nobilis Caspar de Meerwijck toparcha de Kessel et dominella Catharina Agnes de Doerne; testes Everardus de Doerne toparcha d'Asten et R. D. Florentius Daniels.

In huwelijkse echt gebonden voor bekende Caspar de Meerwijck heer van erfgoed Kessel en domeinen Catharina Agnes de Doerne; getuigen Everardus de Doerne heer van erfgoed Asten en pastoor Florentius Daniels.

Het gezin van Caspar van Meerwijck en Catharina Agnes Francisca van Doerne:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Judith Constantia Kessel 08-02-1694 Kind Kessel 26-06-1710
2 Anna Constantia Kessel 06-06-1695 Kind Kessel ±1695

Zij woonden in 1693 in Asten gezien het nevenstaande artikel over de verkoop van een veerverbinding bij Blerick30:

Daarna zijn zij, gezien de geboorteplaatsen van hun dochters, naar Kessel verhuisd.

Bij wikipedia lezen we het volgende over Caspar van Meerwijck:

Caspar van Meerwijck was een adellijk persoon die getrouwd was met Catharina Agnes van Doerne en die gedurende korte tijd, van 1722-1724, heer was van Asten. Hij heeft nog een krediet verstrekt aan de bewoners van Asten, aangezien dit dorp grote schulden had gemaakt vanwege de doortocht en inkwartiering van diverse troepen. Op deze wijze kon hij een nogal hoge rente innen, en maakte de bewoners ook meer afhankelijk van de heer.

Rechts een tekening van Leo Wevers over de veranderingen van het kasteel van Asten van een uitbatingscentrum (hier omstreeks 1430) in een renaissance slot (hier omstreeks 1700).

11

Catharina Agnes van Doerne is op 11-08-1695 te Kessel overleden:

Anno 1695 obiit pronobeli generofa de dona pra is Catharina Agnes a Dorne intra primam secundum et 11 ota.

In het jaar 1695 stierf de edelvrouwe Catharina Agnes van Doerne tussen de tweede en elfde augustus.

12

Caspar van Meerwijck is rond 1711 hertrouwd met Elisabeth Anna Maria van Lijnden en op 15-08-1727 te Kessel overleden. Op 30 januari 1722 wordt de heerlijkheid Asten aan Caspar van Meerwijck beleend. Na een tussenpauze wordt het Astense kasteel echter weer bezit van Gerardus Assuerus Ludovicus de Colonster de Horion door een uitspraak van het Keizerlijke Hof te Wetzlar, zoals is opgetekend door Jos Gommans:

In de vroege morgen van 23 november 1720 overleed de laatste telg uit de Astense tak van de familie Van Doerne. Het was echter niet de 38-jarige Anna Wilhelmina van Doerne die dag in haar kraambed overleed, maar de naamloze baby, gered uit haar schoot, die haar een korte tijd, enkele seconden, zou hebben overleefd. Aldus de uitspraak van het Keizerlijke Hof te Wetzlar die daarmee bepaalde dat Anna Wilhelmina niet kinderloos was overleden en dat Asten dus toekwam aan de vader Baron Horion van Colonster, en via hem, aan haar neef, Baron de Bertholf van Ruyff de Belven. Was zij wel kinderloos gestorven dan was het nog tijdens de zwangerschap gepasseerde testament van kracht geworden en was Asten toegevallen aan haar zwager Baron van Meerwijck van Kessel.

Hieronder een kopie van het archiefstuk waarin de beslaglegging wordt beschreven:

In het archief van Asten vinden we de afkoop van de erfenis van Caspar van Meerwijck:

Asten Rechterlijk Archief 107b folio 72 verso; 23-10-1723
Casper Baron van Meerwijck, Heer van Kessel getrouwd geweest met Catharina Agnes Baronnesse de Doerne en nog als erfgenaam van zijn overleden minderjarige dochter Judith Constantia Baronnesse van Meerwijk, aanlegger contra Gerard Assuerus Louis Baron de Horion, heer van Colonster, getrouwd geweest met Anna Wilhelmina Baronnesse de Doerne en Jan Christoffel Baron de Berthoff de Reuff, heer van Balen, gedaagden. Na een tussenvonnis van de Raad van Brabant de dato 14-09-1723 zijn partijen overeengekomen: Aanlegger zal ontvangen van de tweede gedaagde ƒ 12000,- en alsnog ƒ 1000,-. De heerlijkheid Asten zal niet verkocht worden.

Albert Ferdinand Carolus de Bierens, 1724-1725

Ook wordt nog genoemd als heer van Asten Albert Ferdinand Carolus de Bierens is geboren te Baarlo op 09-04-1716 als zoon van Johannes Baptista Josephus de Bierens en Joanna Barbara van Berlo. Zijn vader heeft op 16-03-1724 zijn zoon tot heer van Asten verheven, echter dit was van korte duur, zoals ook gemeld door Piet Hamilton:

13a

Op 16 maart 1724 wordt de heerlijkheid Asten aan Albert Ferdinand Carolus de Bierens beleend en ook in het Astense archief wordt melding gemaakt van de arrestatie van de heerlijkheid Asten door de baron van Bierens:

Asten Rechterlijk Archief 115 folio 249 verso; 30-06-1724:
Willem Geenhoven, deurwaarder, neemt namens Johan Joseph Baron van Bierens, Heer van Baalo, als vader en voogd van zijn minderjarige zoon, Aelbert Ferdinant Baron van Birens uit zijn huwelijk met Johanna Barbara Gravinne van Berlo, in arrest de heerlijkheid Asten.

Albert Ferdinand Carolus de Bierens was heer van Edelenborg en kolonel bij de Koning van Spanje. Albert Ferdinand Carolus de Bierens is op 08-05-1774 te Madrid overleden. De heerlijkheid Asten komt in handen van Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven.

Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven, 1720-1722, 1725-1735

Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven is geboren rond 1685 als zoon van Jean-Philippe de Bertholf Ruyff de Belven en Catharina Charlotta van Boecop. Laatstgenoemde was een zuster van Anna Catharina Constantia van Boecop en dus was Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven een neef van Anna Wilhelmina van Doerne. Het is vooralsnog onbekend of hij getrouwd was en nakomelingen had; wel was hij in 1722 doopgetuige in Asten.

Op 11 april 1725 wordt de heerlijkheid Asten aan Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven beleend en hoe de heerlijkheid Asten in zijn bezit is gekomen, wordt duidelijk gemaakt in het onderstaande artikel in Taxandria7, beginnend bij heer Everard van Doerne:

De bezittingen van Gerardus Assuerus Ludovicus de Colonster de Horion en later de neef van zijn vrouw Johan Christoffel Baron de Bertholf van Ruyff de Belven, worden in kaart gebracht:

Bossche Protocollen R1716; 29-11-1725 folio 91:
Hendrick de Bije, Notaris en procudeur voor desen Edel Agtbaren Geregte in den name ende gemegtigt tot sgeens naar volgende van den Hoog Edelen Welgeboren heere Gerardus Assuerus Ludovicus Baron de Horion Colonster, heere van Colonster, Angleur, Goor, Buggenum, Grand Majeur van Luijk en gedeputeerde van de Adelijke Staten des Lands van Luijck en Graafschap Loon en sijn Hooghijts Ordinaire Raad, inne procuratie brieven voor Jacobus Wagemans, Rooms en Kijserlijken Majestijts Notaris, binnen de Vrijhijt van Neer, Graefschap Horn, residerende, ende sekere getuijgen binnen Meijll gepasseert, sijnde van dato den seven en twintigsten Novembris XVII C vijf en twintig, gelegaliseert door Schepenen de Justitie Buggenum in den Graefschappe Horne binnen Buggenum den negen en twintigsten November XVII C vijf en twintig, ende uijt kraghte der machte den voorschreven geconstiteerden bij die procuratie, soo blijkende was, gegeven ende verleent.

Den Togt in de naarvolgende Leengoederen, te weten in de Hooge, Lage en middelbare Jurisdictie der Heerlijkhijt van Asten, gelegen in den Quartiere van Peeland, Majorie van 's-Hertogenbosch, met het regt van aanstellinge van Drossaart, Secretaris en Vorster, de gereghtighijt van de Jagt, houtschat, leenen, gruijt, chijnsboeck, ab en dependentie van dien, alsmede in het Adelijke huijs van Asten met de neerhuijsinge, stallinge, schuer en Poort, met de cingels, hof en Boomgaert, samen groot ontrent de tien lopensse, item inne een stuck hoijlands, genaampt het Seijveltjen, groot ontent de ses lopensse, ex uno eenen loop, ex alio een dreef, gehorende aant huijs van Asten, item in een hoijveltjen, gelegen over de loop, groot ontrent vier lopenssen, ex uno den loop, ex alio het teulland, gehorende aant huijs van Asten, item in een stuck weijlands met een heijhorst daarin, groot ontrent vijf en twintig lopens, ex uno den ouden hof, ex alio de dreef, item in een stuck lands, bestaande in heij en weij als biesen, gelegen teijnde den boomgaart vant Huijs, groot ontrent tien lopens, item in een stuck heij en weijvelts, genaampt den Borgbeempt, groot ontrent vijf en dartig lopens, gehorende bij het huijs van Asten, ex uno een loopjen, ex alio Marten Janssen, item in een stuck teulands met eenig groes aan een gelegen, ex uno een dreef, ex alio Frans Cornelis, groot ontrent sestien lopens, item in een stuck teullands en groesland, daar een Hop est gestaan heeft, ex uno et alio de dreven, gehorende aan het huijs van Asten, groot ontrent de negen lopens, item in den nieuwen Camp, ex uno de straat, ex alio een voetpat, gehorende aant huijs van Asten, groot ontrent agt lopens, item in een stuck lands, soo teul als groes, ex uno de straat, ex alio het wijvelt, gehorende aant huijs van Asten, groot ontrent de agt lopens, item in een stuck heij en groesvelt met eenig bosch en teullant en twee veijvers aan den anderen, gelegen ontrent het huijs van Asten, ex uno den dries, ex alio de gemene heide, groot ontrent sestig lopens, item in eene warande in de gemene ackers, groot ontrent twee lopens, ex uno Marcelis Anthonis, ex alio Jan Lintermans, item in een hout of ekelbussel met een hoij veltjen, groot ontrent vier lopens, ex uno Marten Janssen, ex alio Joost Linders, item in een stuck groes, gelegen ontrent den Weijer, groot ontrent drie lopens, ex uno et alio de Dreven, item in de Coorn Wintmolen tot Asten, item in de Lovertsche thienden, item in de Heusdensche Thienden, item in de Novale thienden, item in de Middel Clampsche thienden, alle gelegen in de Heerlijckhijt Asten ende Leenroerig aen den Edele Mogendheden en Souverainen Leenhove van Brabant, item in een clamp Thiende, gelegen onder Boxtels Gemonde ende Gestel, leenroerig tot Megen, mits dat den heere naarvolgende verkrijgere daaruijt sal moeten blijven vergelgelden gedurende de voorschreven Togt alle Lasten daer uijt gaande commeren en servituten soo van ouds, regt als gewoonte wegen, daartoe te onderhouden staande ende gehorende. Item alsnog den vollen Eijgendom en proprietijt in de naarvolgende allediale goederen, te weten huijs, schuer en schop met den hof, teulland, hoij en weijlandt, met alle de groesvelden aen de anderen gelegen ontrent den uijthoek, genaampt Heusden, onder de Heerlijckheijt Asten, item een huijs, schuer, schop met den hof en aangelag, alle aan den anderen gelegen op den Brant, groot ontrent seven lopens, item een stuck teuland, groot ontrent veertien lopens, daarbij gelegen langs de straat, den eenen eijnde de Heijde, dander eijnde een weijveltjen, item een stuck teullands daar bij gelegen, groot ontrent drie lopens, ex uno een weijveltjen, ex alio het gemene broek, onder den last van uijt de drie naastbovenstaande parcelen jaarlijks te moeten blijven vergelden vijftien gulden ten comptoire van den rentmeester Tengnagel, item een huijs en schuer met den hof en teullant. Item een stuck heij en groesvelt, groot ontrent drie lopens, ex uno Lintermans, ex alio Frans Goorts, item een huijs, schuer, schop, hof en aangelag, groot ontrent een en twintig lopens, ex uno de gemeene straat, ex alio, item een stuck lands, gelegen op Heusden, groot ontrent vier en twintig lopens, ex uno Jan Jan Hendrix, ex alio de gemeente, item een stuck lands aldaar gelegen op Heusden, groot ontrent negen lopens, ex uno Philips Dircx, ex alio de gemene beembden, item een stuck groes met een heijhortst, gelegen ter plaatse voorschreven, groot ontrent dartig lopens, ex uno Willem Rijnders, ex alio Eijsbout Hendrix, item een huijs, schuer, schop en aangelag, groot ontrent twee lopens, gelegen op Heusden voorschreven item een stuck heijgroes en weijvelt, groot ontrent vier en twintig lopens, ex uno Jacob Leenders, ex alio de Behelpse Heggen, onder den last van jaarlijks daer uijt te moeten blijven vergelden aen de Armen van Helmont dartien vaten rogge, item eenen chijns van seventien stuijvers jaarlijks aen den Heere van Helmont, item eene erfrente van 109-10-0, staande ten laste van de goederen van Philips Dirx ende Marcelis Daniels tot Asten, ofte soo groot en klijn alle de voorschreven parcelen van goederen tot Asten gelegen sijn.

13

De tocht van de goederen, waaronder het kasteel (zie tekening boven), wordt overgegeven:

Asten Rechterlijk Archief 107b folio 86 verso; 11-12-1725:
Aan ons, schepenen van Asten, is getoond een opdracht van notaris Hendrik de Bie, te 's Hertogenbosch namens Gerardus Assuerius Ludowicus Baron de Horion Colonster, heer van Colonster, Angeleur, Goor, Buggenum, Grand Manior van Luyck, gedeputeerde van het land van Luyck en Graafschap Loon om overgave te doen van de tocht in de volgende leengoederen de hoge en middelbare jurisdictie van de heerlijkheid Asten, met het recht van aanstelling van drossard, secretaris en vorster. De gerechtigdheid van de jacht, houtschat, lenen, gruit, cijnsboek. Alsmede het Huis van Asten met de neerhuizingen, stallen, schuur, poort, singels, hof en boomgaard 10 lopense; de korenwindmolen; de Loverbosche tienden; de Heusdense tienden; de Novale tienden; de Middelclamptienden; huis, hof en aangelag, land en groes te Heusden; huis, hof, aangelag, schuur en schop op den Brant; huis, schuur, hof en land de Polder; huis, schop, hof en aangelag te Wolfsberg; huis, schuur, schop en aangelag te Heusden en land en groes.
De overgave wordt gedaan aan Johannes Christofforus Baron de Bertholff, Heer van Baalen. De goederen zijn de constiuant aangekomen bij testament van wijlen zijn vrouw, Anna Wilhelmina Baronnesse de Doerne, notaris de Bie te Asten gepasseert. Schepenen 's Hertogenbosch.

In 1726 wordt in het Leenregister, 19, 1129, bladzijde 1701 Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven als heer van Asten genoemd met betrekking tot een tiende afkomstig van Anna Wilhelmina van Doerne:

Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven gebruikt zijn goederen te Asten als onderpand voor leningen:

Asten Rechterlijk Archief 107b. folio 108; 09-04-1728:
Johannes Christofforus Baron de Bertholff de Belve, Heer van Balen heeft ontvangen van Jacobus de Mattijs, canonick van het capitulaire van Onse Lieve Vrouwekerk, te Aken 450 patacons à 5%. Onderpand het Adelijk Huis te Asten. Schepenen 's Hertogenbosch.
Van Pieter Nagelmakers, licentiaat in de rechten, te 's Hertogenbosch, heeft hij nog ontvangen ƒ 3500,- à 4½%. Onderpand zijn goederen te Asten. Schepenen 's Hertogenbosch.

Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven verkoopt het inmiddels door de zusters Franciscanessen verlaten klooster van Ommel aan Lambertus Kemps (zie Voormalig huis B409) aan wie hij nog een schuld uit het verleden heeft:

Asten Rechterlijk Archief 93 folio 169 verso; 06-08-1731:
Johan Christophorus Baron de Bertolff de Belven, Heer van Balen en Asten verkoopt aan Lambertus Kemps, te Sint Oedenrode het Clooster te Ommel Koopsom ƒ 1000,-. Zoals dit door de Raad van Staten, voor schepenen 's Bosch, in 1707, is verkocht aan Anna Constantia de Boecop, douariere de Doerne. Belast met 1 mud rogge per jaar aan rentmeester de Kempenaar; ƒ 3-00-00 per jaar aan het Heilige Geestaltaar, te Asten; ƒ 0-15-00 per jaar of 3 vat rogge per jaar aan het Sint Agatha-altaar, te Asten; ƒ 1-00-00 per jaar aan Binderen; ƒ 2-00-00 per jaar aan de rentmeester der Domeinen; ƒ 0-14-00 per jaar aan het Huis van Asten; ƒ 0-10-00 per jaar aan de Heer van Helmont. Lasten ƒ 1187-06-14.

Asten Rechterlijk Archief 93 folio 172 verso; 21-08-1731:
Johan Christophorus Baron de Bertholff Belven, Heer van Baalen en Asten is schuldig aan Lambert Kemps, te Sint Oedenrode ƒ 1300,- à 4%. Herkomende van een rente van de voorgaande Heer of Vrouwe van Asten de dato de 16e dag 1645 belovende voor intrest te betalen ƒ 52,- per jaar. 

Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven komt door de vele leningen in financiële problemen en er worden deurwaarders op hem afgestuurd:

Asten Rechterlijk Archief 117 folio 8 verso; 04-08-1732:
Pieter van Hoogerlinden, deurwaarder, neemt, uit kracht van een mandement van arrest de dato 23-07-1732 namens Floris Bernard Cotzhausen, secretaris, in arrest de goederen van Baron Bertolff de Belven ter zake van 500 rijksdaalders à 4%.

Asten Rechterlijk Archief 117 folio 43 verso; 01-10-1733:
Willem de With, deurwaarder, neemt, namens Willem Jan Loomans en Jan Dirck Coolen, oud verpondingsbeurders de goederen van Johan Christoffel Baron Bertholff de Belven, Heer van Asten, om daaraan te verhalen de inhoud van het mandement de dato 19-09-1733

Asten Rechterlijk Archief 117 folio 66 verso; 04-02-1734:
Pieter van Hogenlinden, deurwaarder, neemt, namens Anna Maria van Gangelt, weduwe Johan Bernhart Cotzhausen, te Cambagh, hertogdom Gulik, in arrest alle goederen van Johan Christoffel Baron de Bartholff de Belven, Heer van Asten om daaraan te verhalen 1000 rijksdaalders à 5%.

In een uitgebreid archiefstuk wordt Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven als eigenaar van de heerlijkheid Asten genoemd en worden zijn geldproblemen benoemd:

Archief Heerlijkheid Asten toegang 274 akte 48; 15-12-1734:
D' Eerste Presiderende ende andere Raden van den Rade en Leenhove van Braband ende Landen van Overmase, allen de geenen die desen sullen sien ofte hooren leezen saluijt. Alsoo Gerrit Kortbeek, een van de twee Eerste Deurwaarders van onsen Rade en Leenhove uijt kragte van seekere Brieven van Executorie, bij den gemelten Rade en Leenhove gedaen depesscheren op de 25-08-1733 op een Sententie, geweesen bij de selven Rade in dato de 26-07-1733, geimpetreert bij ofte van wegens Anna Maria van Gangelt, weduwe van wijlen Johan Bernard van Cotzhuijsen, woonende tot Caembag int Hertogdom van Gulick, eerst Impetrante van Mandement van Arrest en Daegsele mette Clausule van Edicte, nu van Executie en Onwillig Decreet, ter eenre, ende tot laste van Johan Christoffel Baron de Bertholff de Belven, Heere van Asten, gedaeghde en geëxecuteerde, ter andere sijde, naer voorgaende gedane sommatie, renovatie en versoek van aenwijsinge van de goederen en verdere solemnitoijten in desen gebruijkelijk, mitsgaders naer voorgaende gedaene arrest uijt kragte van de voorszegde executorie op de Heerlijkheijt van Asten met alle de ap en dependentien van dien en op alle sodanige Leen als allodiale goederen als den geexecuteerde onde het ressort van de voorschrevene Rade en Leenhove heeft leggende of bezittende sijn ende de Registers van de Leenen van Welgemelten Rade en Leenhove worden gevonden ende geregistreert staet, soo en in dier voegen als de voorschreven Heerlijkheijt met alle de ap en dependentien van dien, soo Leen als allodiale goederen bij den voorszegde Heere van Asten althans werden gepossideert ende beseeten, mitsgaders vier voorgaende gedane proclamatien met een interval van drie weeken tot drie weeken agter de anderen op de Rolle van den gemelten. Rade en Leenhove, als ook tot 's-Hertogenbosch vier markdaegse proclamatien, mitsgagers vier Sondaegse gebooden tot Asten, als andere behoorlijke solemniteijten in desen gebruijkelijk, ende gedaen omme gereede Gelde voor Heeren Stadhouder en Mannen van Leen van de gemelten Rade en Leenhove in de Raed Camer van den gemelten Rade op de 02-06-1734 bij t' uitgaen van de brandende wasse kaerse verkogt heeft de Hooge Geregt en Heerlijkhijt van den Dorpe van Asten met alle sijne toebehooren, de Smaelre Gerigt en alle andere saeken, meernissen des Leens, met het steenen huijs, omwatert met dobbele gragten, met een voorburgte, daer inne staet een paerde stal en schuure, koetshuijs met andere huijsingen en toebehoren, daer voren leggen twee Hoeven, genaemt de Hoeve, groot wesende alle te samen in ackeren, heijden, weijden ende Beempden omtrent de drie hondert vijff en twintig loopen saet, gelegen oostwaerts aen de gemeente van Asten, suijdwaerts aen seekere Erffenissen, toebehorende diverse persoonen op Heusden, Westwaerts aen seekere Beempden, toebehoorende den voornoemde Heere van Asten, ende noordwaerts aen stroom, genaemt de Aa, komende uijt de Peele, waarinne denselven Heere heeft de Visscherije met alle de stroomkens daer omtrent, item eenen Wintmoolen, toebehorende tot dese Heerlijkheid van Asten, ende de Warande aldaer, staende omtrent de kerk van Asten, met ook diversche Chijnsen, jaarlijcx voor omtrent hondert Caroli guldens, de Coornthienden op Heusden, Loverbosch thienden, Novale thienden ende hare toebehoren, gelegen tot Asten, De Hooge Heerlijkhijt van Asten met de middelbaere en lage Jurisdictie ende de geregtighijt van de Jagt, houtschat, Leenen, Gruijt, Cheijnsboek, ap en dependentien van dien, alsmeede het adelijke Huijs van Asten, met de neerhuijsinge, stallingen, schuur en poort met Cingels, Hoff en Boomgaert, groot omtrent tien loopen saet, soo als de voorschreven goederen en Heerlijkhijt van Asten, ap en dependentien, in eenen Coop in de Vercundinge hier naer geinsereert breeder staet geinseneert en vutgedrukt, omme daeraen te verhaelen de somme van duijsent Rijxdaelders mette intressen van dien a vijff van t' hondert in t' jaar metten Costen van Executie daar omme gedaen ende nog te doen. Ende hadde den voorschreven Deurwaerder van de voorschreven Heerlijkhijt van Asten, ap en dependentien van dien, op 15-10-1734 in de Raad Camer voor Stadhouder en Leenmannen van den voorschreven Rade de palmslag gegeven aen den Camerbewaerder Gerrit Kortbeek qualitate quo voor de somme van twintig duijsend guldens, doende voorts mede hij deurwaerder alle dagementen in desen behoorlijk ende gerequireert, gelijk denselven ons relateert, ende was dienvolgende soo verre geprocedeert in materie van interpositie van decreet tusschen de voornoemde impetrante, ter eenre, ende den voorschreven geexecuteerde ende non comparanten, ter andere sijde, dat op den 15-10-1734 den voornoemde Geexecuteerde was versteeken van alle exceptien declinatoir, dilatior en peremptoir en peremptoir, defensien en weeren van regt, die hij eenigsints hadde mogen doen ende proponeeren, ende geordonneert dat Brieven van Decrete gemaekt ende tot ligting van den de Segele van wassche geprocedeert soude werden op den 15-12-1734, mits bij de Impetrante daeraff alsnog latende geschieden eenen Proclamatie met interval van drie weeken, Condemnerende den geexcuteerde in de Costen ter saeke deser gevallen ter taxatie en moderatie van den gemeltem Rade en Leenhove. Welken volgende hadde den Deurwaerder Hendrik van Rijssen op de 4 en November binnen 's-Hertogenbosch ende bij den Deurwaerder Pieter van Hogerlinden op den 7e dito binnen Asten behoorlijk publicatie en afcondinge met affixie ende een ieder daar bij gedenuntieert, waer van der teneur van woorde te woorde luijdende is als vogt, men laet een ijgelijk weeten dat Gerrit Kortbeek, een van de twee Eerste Deurwaerders van den Rade en Leenhove van Brabant ende Landen van Overmase, uit cragte van seekere brieven van Executorie, bij den gemelten Rade en Leenhove gedaen depecheren op 25-08-1733 op een Sententie, geweesen bij den voorschreven Rade en Leenhove in dato den 26-07-1733, geimpetreert bij ofte van wegens Anna Maria van Gangelt, weduwe van wijlen Johan Bernhart van Cotshuijsen, woonende tot Caembag in t' Hertogdom van Gulijk, eerst Impetrante van Madement van Arrest en Daechsele mette Clausule van Edicte, nu van Executie en Onwillig Decreet, ter eenre, ende tot laste van Johan Christoffel Baron de Bertholff de Belven, Heere van Asten, gedaeghde en geexecuteerde, ter andere zijde, naer voorgaende gedaene insinuatie, sommatie, renovatie, versoek van aenwijsinge van goederen en verdere solemniteijten in desen gebruijkellijk, mitsgaders naer voorgaende gedaene arrest uit cragte van de voorschrevene executorie op de Heerlijkhijt van Asten met alle de ap en dependentien van dien en op alle sodanige Leen als allediale goederen als den geexecuteerden onder het ressort van den voorszegde Rade en Leenhove heeft leggende of berustende sijn ende inde Registers vande Leenen van Welgemene Rade en Leenhove werden gevonden ende geregistreert staen, soo en in dier voegen als de voorschreven Heerlijkhijt met alle de ap en dependentien van dien, soo Leen als allodiale goederen, bij den voorschreven Heere van Asten althans werden gepossideert ende beseeten, mitsgaders vier voorgaende gedaene Proclamatien met een interval van drie weeken tot drie weeken agter den anderen op de Rolle van den gemelten Rade en Leenhove, alsook tot 's Hertogenbosch vier merckdaegse proclamatien, mitsgders vier Sondaegse gebooden tot Asten, als andere behoorlijke solemniteijten in desen gebruijkelijk, ende gedaen omme gereden gelde voor heeren Stadhouder ende Mannen van Leen van den gemelten Rade en Leenhove in de Raad Camer van den gemelten Rade op den 02-06-1734 bij t' uijtgaen van brandende wassekaerse vercoft heeft de Hooge Geregt en Heerlijkhijt van de Dorpe van Asten met alle sijne toebehooren, de Smal Gerigten en alle andere saeken, meernissen des Leens, met het steenen huijs, omwatert met dobbele gragten, met een voorburgte, daer inne staet een paerde stal, en schuure, koetshuijs met andere huijsinge en toebehooren, daar vooren leggen twee hoeven, genaemt te Hove, groot wesende alle te samen in ackeren, heijden, wijden ende Beemden omtrent de drie hondert vijf en twintig loopen saet, gelegen Oostwaerts aan de gemeente van Asten, Suijdwaerts aan seekere Erffenissen, toebehoorende diverse persoonen op Heusden, Westwaerts aen seekere beemden, toebehoorende den voorschreven Heere van Asten, ende Noortwaerts aen eenen stroom, genaemt de Aa, komende uit de Peele, waarinne denselven Heere heeft de Visscherije met alle de stroomkens daer omtrent, item eenen Wintmoolen, toebehorende tot dese Heerlijkheijt van Asten, ende de Waranda aldaer, staende omtrent de kerck van Asten, met ook diversche Chijnsen, jaerlijcx voor omtrent hondert Caroli Guldens, de Coorentienden op Heusden, Loverbosch thienden, novale tienden ende haere toebehooren, gelegen tot Asten, ende de Hooge Heerlijkhijt van Asten met de middelbaare en lage Jurisdictie, ende de geregtighijt van de Jagt, houtschat, Leenen, gruijt, Chijnsboek, ap en dependentien van dien, alsmede het Adelijke Huijs van Asten met de neerhuijsingen, stallingen, schuur en poort met Cingels, Hoff en Boomgaert, groot omtrent tien loopen saet, item een Hoijlant, genaemt het Seijveltje, groot omtrent ses loopen saet, belendt aen de eene zijde eenen Loop ende aen de anderen seijde eenen Dreeff en Cingel, item een Hooijveltje, groot omtrent vier loopen saet, belendt aan de eene sijde den loop, aen de andere sijde het theulland, gehoorende aen het Huijs van Asten, item een stuck weijland met een heijhorst daarinne, groot omtrent de vijff en twintig loopen saet, belent aen de eene sijde den ouden Hoff, aen de andere sijde den Dreeff, item een stuck lant, bestaende in heij, weij en biesen, gelegen t' eijnde den Boomgaert, groot omtrent de tien loopen saet, item een stuck Heij en Weijvelt, genaemt den Borgbeempt, groot omtrendt de vijff en dertigh loopen saet, belent aen de eene sijde een loopke, aen de andere sijde Maerten Janse cum suis, item een stuck teullant met eenige groes aen een gelegen, belent aen de eene sijde een Dreeff, aen de andere sijde Frans Cornelissen cum suis, groot omtrent de sestien loopen saet, item een stuck teul en groeslant, met de eene ende andere sijde belendt eenen Dreeff, groot omtrent negen loopen saet, item den Nieuwen Camp, belent aen de eene sijde de Heerenstraet, aen de andere sijde een voetpat, groot omtrent de agt loopen saet, item een stuck lant, soo teul als groes, belent aen de eene sijde de Heerenstraet, aen de andere sijde het weijvelt, gehoorende aen het Huijs van Asten, groot omtrent agt loopen saet, item een stuck Heij en groesvelt met eenig Bosch en teullant en twee veijvers, alle aen de anderen gestaen en gelegen, belendt aen de eene sijde de Dreeff, aen de andere sijde de gemeene Heijde, groot omtrent de sestig loopen saett, item een Warande ende de gemeene ackers, groot omtrent de twee loopen saet, belent aen de eene sijde Marcelis Anthonis, aen de andere sijde Jan Lintermans, item een hout of Eekelbussel met een Heijveltje, groot omtrent vier loopen saet, belendt aen de eene sijde Maerten Janssen, aen de anderen sijde Joost Leenderts, een huijsinge, schuur en schop, hoff, teul, hooij en weijlant, met alle de groesvelden aen de anderen, gestaen en gelegen op den Voorste Heusden, item een huijs, schuur en schop met den hoff en aengelag, alle aen den anderen, gestaen en gelegen op de Brant, groot omtrent seven loopen saet, item een stuck teullant, groot omtrent veertien loopen saet, gelegen langs de straet, belendt aen de eene sijde de Heijde, aen de andere seijde een weijveltje, item een stuck teullant, groot omtrent drie loopen saet, belent aen de eene seide een weijveltje, aen de andere sijde het gemeene broek. Notabene uijt dese twee voornoemde Parceelen, met het huijs en aengelag samen omtrent seven loopen saet, gaet een Rente van vijftien gulden in t' jaar aen de Rentmeester Verster ten behoeve van het Gemeene Lant, item een huijs en schuur met den hoff en teullant, aen malkanderen gelegen, genaemt den Polder, groot omtrent de veertien loopen saet, gelegen langs de gemeente, item een stuck groeslant, gelegen omtrent den weijer, groot omtrent drie loopen saet, belendt aen de eene ende de andere sijde de Dreven, item een stuck heij en groes, groot omtrent drie lopen saet, belendt aen de eene sijde Lintermans, aen de andere sijde Frans Goorts een huijs, schuur, schop en aengelag, groot omtrent een en twintig loopen saet, bewoont werdende bij Frans Goorts, belendt aen de eene sijde de gemeente, item een stuck teullant, gelegen op Heusden, groot omtrent vier en dertig loopen saet, belent aen de eene sijde Jan Hendricx, aen de andere sijde de gemeente met meer andere, item een stuk teullant, gelegen op Heusden, groot omtrent negen loopen saet, item een stuck groese met een heijhorst omtrent ter plaetse voorszegde gelegen, groot omtrent dertig loopen saet, belend aen de eene sijde Willem Reijnders, aen de andere sijde Gijsbert Hendricx, een huijs, schuur, schop en aengelag met een hoff, groot omtrent twee loopen saet, gestaen en gelegen op Heusden, item een stuck heij, groes en weijlant, groot omtrent vier en twintig loopen saet, belendt aen beijde de seijden Jacob Leenderts. Uit welke laetste goederen jaerlijcx gaende is aen de Armen van Helmont dertien vat Rogge, item in het Cijnsboek van de Heere van Helmont veertien stuijvers jaarlijcx, een Cooren Wintmoolen, staende ende gelegen binnen Asten, item Cooren Watermoolen, staende ende gelegen onder Vlierden, een huijs, staende ende gelegen in het Dorp, een Clamp tiende, genaemt de Loverbos Tiende, een Clamp tienden, genaemt de Heusdense Tienden. Hieruit gaet ses mudden rogge en twee mudden gerst aen het Comptoir van den Rentmeester de Kempenaer, welken pagt bij appoinctement van haer Hoge Mogendheden van 12-04-1714 is gereduceert een vat Rogge op tien en het vat gerst op agt stuijvers, het geene over ses mudden, maekt twee en seventig vat Rogge, bedraegt ses en dertig gulden, en voor twee mudden gerst, makende vier en twintig vat, negen gulden twaelf stuijvers, en alsoo te samen vijff en veertig guldens twaelff stuijvers jaarlijks, een Clamp tiende, genaemt de Middeltiende, de Novale tienden over de Heerlijkheijt van Asten, item de Dorstplaets over de voornoemde Heerlijkhijt, item de Secretarie over de voorschreven Heerlijkhijt van Asten, item de Vorsterplaets over de voorschreven Heerlijkhijt van Asten. De voorschreven Heerlijkhijt van Asten werden provisioneel verkoft soo en in dier voegen als deselve met alle de ap en dependentien van dien, soo Leen als allodile goederen, hier voren in t' breede gespecifeceert, bij de voorscheven Heere van Asten, geexecuteerde in desen, althans werden gepossideert ende beseeten.

Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven verkoopt het kasteel aan de Hollandse zakenman Peter Valckenier en daarmee kwam een einde aan het bezit van het kasteel door katholieke adellijke families:

Asten Rechterlijk Archief folio 90 verso; 09-02-1735:
Wij, Pieter de Cort, drossard, Michiel van de Cruys en Peeter van de Vorst, schepen, mitsgaders Florens Pieter von Cotzhausen, secretaris, hebben op verzoek van Antony La Forme, substituut secretaris van Deurne, als rentmeester van Pieter Valckenier, raad- en schepen der stad Amsterdam, Heer van Asten, samen met Hendrick Denen, Meester molemaeker en timmerman gevisiteerd den windtmoolen en het casteel van Asten als anders, zo als volgt en hebben bij oculaire inspectie bevonden.
Het casteel: Op het hoekkamertje op de zolder moet een nieuw glasraam geplaatst worden. Een venster moet met een plank dichtgemaakt worden. Het lei- en het pannendak en de zolder moet hier en daar gerepareerd worden.
De bovenste zolder: Een glasraam en twee venster te vernieuwen en de verloyen. Een half glas te vernieuwen en te verloyen. Een venster te vernieuwen. Het dak te vernieuwen en te repareren met planken en leien. De goten te repareren en te vernieuwen, waar nodig.
Duivenhok, zijnde een kamertje: Het venster en het dak te repareren. Den afhanck aan de westzijde van het kasteel te vernieuwe en te repareren. Een venster te vernieuwen. En de zolder waar nodig is.
Afhancksolder: De trap en het dak te repareren.
Het hoekkamertje op de galerij: Een nieuwe glasraam te plaatsen en de overige glasramen te verloyen.
Vervolg van de galerij: Vier nieuwe kloosterramen te plaatsen. En vier gebond off casteynen waaronder een geheel venster.
De zolder te repareren: De kamer boven de goot. Twee nieuwe vensters en glasramen te plaatsen alsmede twee nieuwe casteynen. Het secret te repareren.
De hoender of patrijskamer: Een nieuw kloosterraam, een venster voor binnen en nog een raampje te maken. Het pannendak te repareren.
Mevrouwe bovenkamer: De glazen te repareren, vier nieuwe vensters en twee nieuwe casteynen te plaatsen.
De kamer van Heer Celis: Twee vensters en twee dorpels en een middelstuk te vernieuwen.
De kamer boven de Groene zaal: Het pleisterwerk te vernieuwen. Drie binnenvensters en een cruyscoseyn te maken. De andere vensters te repareren en de glazen te stoppen.
Mevrouwe kamer de eerste achter den toren: De kloostercaseynen en een venster te vernieuwen.
De derde kamer naast den toren: Vier nieuwe vensters, glazen en glasramen te verloyen. Nieuwe dorpels in de caseynen. De schouw is aan weerszijden gebarsten.
De Kapelkamer: Is geheel in orde.
De gootkamer: De pomp te repareren. De vensters van het kruisraam te vernieuwen.
De botterijkamer: De cruyscaseyn te repareren.
De keuken: Enen cloostercaseyn te repareren. Diverse glazen te vernieuwen.
Het klein saletje: De muur wat te repareren.
De grote groene zaal: Twee nieuwe venster te maken.
De voorzaal of voorhuis: Drie nieuwe vensters te maken, de glazen te repareren. De schouw, vloeren en trap te repareren. De brugge, zo van hout als steen, te repareren.
Balkonkamer: Een Engelse ruyt te vernieuwen. Het luik aan de diefkelder te repareren.
Het torentje: Vier Engelse ruiten te vernieuwen.
Het torentje boven: Weinig defect. Hierin bevonden: enige boeken, papieren en documenten.
De herenkamer: De deurlijsten te repareren. Enige ruiten te vernieuwen. Het secret met enige bruine en witte steentjes te repareren.
De kelder aan de herenkamer: Het glasvenster te vernieuwen.
De kelder: Een glasraam te vernieuwen.
De zuivelkelder: In de kamer aan de zuivelkelder twee nieuwe glasramen te plaatsen. De buitenpomp, op de deur daarnaast, te repareren.
De houten brug voor de poort van het kasteel: Een gebont en de planken te repareren. Een elsegoot aan het kasteel te maken, 23 voet lang.

Hieronder een oude tekening van het kasteel van Asten, waaruit de vervallen staat blijkt.

14

Johan Christoffel Baron de Berthout de Belven is rond 1745 overleden.

Pieter Valkenier, 1735-1738

Pieter Valkenier is geboren te Amsterdam op 14-03-1691 als zoon van Pieter Ranst Valckenier en Eva Susanna Pellicorne en kleinzoon van Gillis Valckenier. Pieter Valckenier is op 28-04-1729 te Amsterdam in de Nieuwe Kerk getrouwd met Bregje van Ghesel, geboren op 27-05-1698 te Amsterdam als dochter van Jan Jacobszoon van Ghesel en Hermina van de Poll:

15

Voor zover bekend hadden Pieter Valkenier en Bregje van Ghesel samen geen kinderen. Over het geslacht Valckenier is het een en ander bekend31.

16 17 18 19
  • Geheel links Gillis Wouters Valckenier (Amsterdam 13-08-1623 - Amsterdam 05-11-1680) was regent van Amsterdam en bewindvoerder van de Verenigde Oost Indische Compagnie. Hij is op 15-09-1648 te Amsterdam getrouwd met Jacoba Pieters Ranst en stond bekend als zeer ruw. Zijn dochter Clara Valckenier (Amsterdam 16-01-1664 - Amsterdam 18-10-1724) trouwde te Amsterdam op 30-10-1685 met Joseph Jan Coymans.
  • Tweede van links zoon Pieter Ranst Valckenier (Amsterdam 15-05-1661 - Amsterdam 29-12-1704) was bewindhebber van de Verenigde Oost Indische Compagnie. Hij was getrouwd met Eva Susanna Pellicorne. Hun zoon Pieter Pieters Valkenier (Amsterdam 14-03-1691 - Amsterdam
    01-04-1738) was van 1732-1734 schepen van Amsterdam.

  • Tweede van rechts een andere zoon Adriaen Pieters Valckenier (Amsterdam 06-06-1695 - Batavia 20-06-1751) was gouverneur van de Verenigde Oost Indische Compagnie en vanwege moord op Chinezen in Jakarta ter dood veroordeeld. Hij is op 01-03-1725 te Batavia getrouwd met Johanna Alida Tolling.
  • Geheel rechts een streetview van hun ouderlijk huis op de Kloverniersburgwal.

Hieronder een korte levensbeschrijving van Pieter Valkenier32:

Pieter Valkenier was al in 1715 actief voor de West-Indische Compagnie als opperkoopman van slaven aan de kust van Afrika. Hij kreeg in dat jaar op eigen verzoek ontslag uit die functie om acht jaar later op Elmina, een plaats aan de kust in het huidige Ghana, als hoogste bestuurder terug te keren en was van 1723 tot 1727 directeur-generaal van Guinea in West-Afrika. Hieronder een afbeelding van het fort Elmina van de West-Indische Compagnie aan de goudkust dat diende als verdediging voor een handelspost in tot slaafgemaakten en goud, uit het speurwerk van Ineke Mok3334.

Meer dan 550.000 Afrikaanse mannen, vrouwen en kinderen zijn door de West-Indische Compagnie en anderen tussen 1621 en het begin van de negentiende eeuw in slavernij gedwongen, gevangen in de forten aan de kust en in de ruimen van de zeilschepen naar de Amerika's gebracht. Gemiddeld een op de vier mensen stierf aan boord. Brazilië, Curaçao, Suriname en Nieuw Amsterdam waren de plaatsen waar deze mensen zijn verkocht om als slaven op plantages en in huishoudens voor de Europese kolonisten te werken. Een van de kinderen, Quaco, kwam ook nog op Kasteel Asten terecht (zie Antonia Papegaij, Cornelis en Martinus van Nievervaart).

Pieter Valkenier keerde in 1727 terug naar de Republiek om burgemeester van Amsterdam te worden en te trouwen met Bregje van Ghesel. Door aankoop van het kasteel als gewetenloze belegger werd hij vrijheer van Asten en hij werd op 19-01-1735 met de heerlijkheid Asten beleend.

Jos Gommans beschrijft hoe Peter Valkenier mogelijk in Asten verzeild is geraakt:

Hoe kwam onze rijke regent Pieter Valckenier in hemelsnaam op het idee om kasteel Asten te kopen? Veel collega regenten kochten dan wel mooie buitens langs de Vecht of in het Gooi, Pieter zelf was al in het bezit van het mooie landgoed Hogergeest bij Velsen, maar wat moest je nu in het achterlijke Asten op zulk een grote afstand van de cosmopolis Amsterdam? De lange reis was bovendien gevaarlijk omdat zich overal dieven verborgen op de heide en in de bossen tussen Den Bosch en Maastricht. Nu wordt het gissen. Door een toeval ontdekte ik in de marge van een geheel ander onderzoek naar Amsterdamse regentenfamilies dat Pieter Valckenier een volle neef was van de heer van Deurne over de periode 1728-1759, Balthasar Coymans. Balthasars moeder was Clara Valckenier, dochter van Gilles Valckenier en zo tante van onze Pieter. Coymans is de naam van een ander beroemd Amsterdams regentengeslacht en het is waarschijnlijk dat Balthasar Coymans zijn neef en stadgenoot Pieter heeft gewezen op de Astense heerlijkheid toen die in 1734 te koop stond. Zo ontstond er in de Peel, op grote afstand van de regentensteden, een uniek cluster van excentrieke buitenverblijven, ideaal als jachtverblijf, als beleggingsobject en wellicht als tussenstop naar het zuiden, bijvoorbeeld naar het kuuroord Aken met zijn heilzame baden waarvan de familie Coymans al eerder profijt had mogen trekken. Wat betekende het Amsterdamse bewind nu voor Asten? Hebben de sans-culottes à la Loomans gelijk en werden de Astenaren inderdaad als kolonisten uitgezogen ten gunste van de schepen van de Hollandse Compagnieën? Dit is zeer twijfelachtig. Op de eerste plaats kun je je afvragen of er überhaupt veel te verdienen was in Asten. Wiro van Heugten schat de netto winst van de heerlijkheid in deze periode op gemiddeld 2.400 gulden per jaar. Is dat veel vergeleken bij het totale nagelaten vermogen van Bregje van Ghesel van 169.940 gulden of bij de bouwkosten van een VOC schip van circa 200.000 gulden? Dus bijna een eeuw flink sparen in Asten levert welgeteld één schip in Amsterdam op. Op de tweede plaats, moeten we constateren dat Pieter Valckenier in ieder geval ook heeft geïnvesteerd in Asten. Toen Pieter in 1735 met de heerlijkheid werd beleend, verkeerde het kasteel in een deplorabele staat van onderhoud. Al meteen na de belening kreeg het kasteel, onder leiding van de daadkrachtige rentmeester Antoni la Forme, hij was ook de rentmeester voor Coymans in Deurne, een grote beurt. Dit was een belangrijke impuls voor het lokale bedrijfsleven zoals voor de timmerman Hendrik Deenen. Hoe dan ook, de ingrijpende bouwkundige aanpassingen van Valckenier moeten hem veel geld hebben gekost, een bedrag dat waarschijnlijk de bescheiden inkomsten uit de heerlijkheid te boven ging. Het zal vooral Amsterdams kapitaal zijn geweest dat in Asten werd gepompt, kapitaal voor een groot deel verdiend in de specerijen- en slavenhandel van de Compagnieën. Kortom, het staat alles behalve vast dat Asten heeft geleden onder de Amsterdamse connectie; in tegendeel, in 1735 heeft het er juist flink zijn voordeel mee gedaan. Ja, dankzij Pieter Valckenier werd onze Aa, al was het maar voor heel even, een heuse Brabantse Vecht!

Bregje van Ghsel was een dochter van koopman in Engelse manufacturen Jan van Ghesel, wonende op de Fluwelen Burgwal in Amsterdam en Harmina van de Poll, wonende op de Herengracht in Amsterdam. Hun ondertrouwakte is nog terug te vinden in het archief van Amsterdam:

Zij woonden vanaf 1721 in haar ouderlijk huis dat door Jan van Ghesel was gekocht. Hiernaast een afbeelding zoals het huis met een huurwaarde van 1550 gulden er destijds heeft uitgezien en in het midden een streetview van het huis aan de Herengracht 558.

Rechts een schilderij van Jan van Ghesel (10-06-1669 tot 26-10-1726) met links zijn zus Johanna (13-11-1667 tot 06-08-1742) en rechts zijn broer Jacob (24-06-1671 tot 22-10-1678).

Jan van Ghesel, die de manufacturenhandel van zijn vader Jacob van Ghesel uitbreidde, overleed te Amsterdam op 20-10-1726.

Zijn weduwe Harmina van de Poll (18-01-1673 tot 26-10-1726) had een buitenplaats, een koets met twee paarden en werd geschat op een inkomen van ongeveer 13 000 gulden.

Bregje van Ghesel was genoemd naar de moeder van haar moeder Brechje Hooft, dochter van burgemeester Hendrik Hooft. Van haar hangt het rechts getoonde schilderij in het Rijksmuseum, geschilderd door Arnold Boonen.

Geheel rechts een portret van haar tante Johanna van Ghesel.

Met de aankoop van de heerlijkheid Asten kwam een einde aan het bezit van de heerlijkheid door de oude adel en werd de heerlijkheid een beleggingsobject. Aangezien het kasteel sinds 1720 nauwelijks meer bewoond werd, verkeerde het in slechte staat en moest het nodige worden gerepareerd. Aan dit feit danken we een gedetailleerd rapport omtrent de constructie van het kasteel:

Asten Rechterlijk Archief 117 folio 90 verso; 18-04-1735:
Eerste Capittel vant Timmerwerck.
De solder op hoeck kamertje.
Eerstelijck sal de aannemer moeten maken een nieuw venster, hoogh vijf en twintig duijm en breet agtien duijm, met een spiegel van wagenschot. Item een glas raam soo groot als het venster van wagenschot. Den solder naast de suijd seijde te repareeren met een hondert vijfftigh voet duijmse greijnen deelen en met de oude afgebrooken plancken den solder verder te repareeren daar het noodigh is. De aannemer sal nogh moeten leeveren twee nieuwe Ribben onder den solder, lang ider twee en twintigh voeten, dick vier en vijff duijm, die behoorlijk na den eijs vant werck daarin gevoegt, sullen moeten werden. Den aannemer sal de muuren, die uijtgeweeken sijn, wederom op sijn rigt bij malkanderen moeten brengen. Den aannemer sal moeten leveren en maken een nieuw gebont, de stijlen ider lang tien voeten, den balck twaelff voeten, de gordingen ider veertien voeten, de krombeels ider vijf voeten, moeten dik sijn ses en agt duijm. Sal het selve gebondt moeten in malkanderen werken met pinnen en gaten na den eijsch vant werck en gordingen daarop vastmaken, en met een ent laten komen in de muur met drooge kwartierse pennen op te sluijten. Het dak daar het versonken is wederom op sijn rigt te brengen.
Den bovenste en tweede solder.
Twee nieuwe klooster raamen, hoog vijf voeten, breet twee voeten, of soo hoog en breet als d'oude sijn, van ijke hout, dik vier en ses duijm. Twee nieuwe vensters daar in te maken, hoog drie en twintig duijm, breet seventien duijm of zoo hoog en breet als het selve vereijscht, te maken met spiegels. Twee nieuw glas ramen te maken soo groot als vensters. Item te leveren tot het dak agt hondert voeten duijmse grijnen Planken, die hij op het dak zal moeten nagelen daar aangewesen sal worden of nodig sal sijn. Op de tweede solder een muurplaat, lang twee en dertig voeten, dik drie en ses duijm. Sal deselve leggen op de muur onder de goot. En de afhank wederom daarop vast te maken, ten minsten ider opscheut en afhank met drie nagels. De afhangen en opscheuten die verrot sijn te vernieuwen of nieuwe eijnden aan te schieten, ider las ten minsten lang twee voeten en in ider las te slaan twee vijftien ponder nagels. Verder het dak te rigten en op te winnen daar het noodig is, alsmede de muuren na den eijsch vant werk en alles wederom vast te maken, gelijk het geweest is. Item te maken een raam, hoog drie voeten en breet twee voeten, het hout dik vier en vier duijm, met een venster daarin en drie nieuwe glas ramen. Item een goot bodem te vernieuwen, lang seven en twintig voeten, dik drie en ses duijm, van goet droog ijken hout. En sal deselve moeten maken onder de goot en ondersteunen met ijke hout van drie en drie duijm dik, tegen ider opscheut een, en wel daar aan vast te maken, ten minsten ider stuk met ses pondige nagels. Item aan den hoek vande noordsijde vant dak te vernieuwen ter lengte van vier en twintig voeten, en van boven de vorst nederwaarts ter hoogte van tien voeten en neven de muur van den gevel seven voeten breet, van boven tot onder alle duijmse grijne planken op het dak te nagelen, en wel digt bijeen te voegen en nagelen, en verders het geheele dak daar nodig is te repareeren.
Duijve kot, sijnde een kamertje.
Tot het leijdak te leveren tagtentig voeten duijmse grijne planken. En sal deselve op het dak moeten nagelen daar hem aangewesen sal werden of nodig sal sijn. Item de kop te vernieuwen en repareeren. Het dak en de muuren, dat gesonken is, wederom op te winnen en alles op sijn rigte te brengen. De plaaten daar het nodig is te vernieuwen of daar hem aangewesen sal werden. Een nieuwe raam, hoog twee voeten, breet sestien duijm, met een venster daarin te maken, het hout tot de raam swaar vier en vier duijm.
Den afhank aande westsijde vant kasteel.
Den afhank, die afgesonken is, wederom op sijn rigt te brengen en omhoog wel vast te maken. De muuren, die afgeweeken sijn, wederom te rigten soo en gelijk het werk vereijschten hem aangewesen sal werden. Een venster te vernieuwen.
Afhank solder.
De trap die treeden, die er uijt zijn, weder in te maken van vijf quartiers grijne hout, breet gelijk d'andere. De voorschreven trap van onderen te bekleeden mette gesaagde greijne deelen, die daar wel aan te spijkeren en wel in elkanderen ploegen en wel digt tegen d' andere drijven. Den aanneemer sal moeten leveren tot het leijdak een hondert sestig voeten duijmse greijne planken en deselve op het dak, te weeten op alle de opscheuten, te spijkeren met vijftien ponder nagels, niet verder van den anderen dan drie duijm te spijkeren daar hem aangewesen sal worden.
Hoek kamertje op de galderije.
Een nieuwe raam, hoog vijf voeten, breet vijf en twintig duijmen, dik vier en ses duijm. Item een venster en binne raam daar in te maken.
Vervolg van de galderije.
Te maken vijf nieuwe twee loopse bol ramen, ider hoog vijf voeten, breet vijf voeten of zoo hoog en breet als de oude sijn, het hout swaar vier en ses duijm. Daar in te maken twee nieuwe glas ramen, groot na de eijsch vant werk, met een nieuw venster aan het secreet, met een ijke decksel op den pot vant secreet met een hantvat.
De Kamer boven de goot.
De solder te repareeren met een Hondert voeten greijne duijmse planken en mette andere afgebrooke planken de solder te repareeren daar het nodig is of aangewesen sal werden. Te maken twee kruijs caseijnen, ider hoog seven voeten, breet vijf voeten, of soo hoog en breet als het werk vereijsschen zal, het hout swaar vier en ses duijm. Twee nieuwe vensters en twee nieuwe glas ramen, ider hoog agt en twintig duijm, breet twee en twintig duijm, en d' andere vensters en glas ramen te repareeren en bekleeden daar het nodig sal wesen of aangewesen sal worden, en t'secreet te repareeren en in staat te stellen met een ijke deksel op de bril met een hantvat, gelijk voor dese geweest is.
Hoender of patrijse Kamer.
Een nieuw klooster caseijn, hoog vijf voeten, breet drie voeten, het hout dik vier en ses duijm, met een nieuw venster en binnen raam, groot na den eijsch vant werk.
Mevrouw boven kamer.
Twee nieuwe kruijs caseijnen, ider hoog seven voeten, breet vijf voeten, of soo hoog en breet het werk vereijsschen sal, het hout swaar vier en ses duijm. Item te maken vier nieuwe spiegel vensters, ider soo hoog en breet als het vereijscht word.
De kamer van heer Celis.
Een venster te vernieuwen met twee dorpels en een middelstuk in de caseijnen, het hout soo hoog, breet, dik en lang als d'oude sijn.
De kamer boven de groene zaal.
Een nieuw kruijs caseijn te maken, hoog en breet gelijk het oude, het hout swaar vier en ses duijm. Drie nieuwe vensters te maken zoo hoog en breet als d' oude sijn, en een venster te repareeren. En een kruijs caseijn van buijten te bekleeden met duijms hout en het hout dat verrot is af te hacken.
Mevrouw kamer, de eerste na den toorn.
De klooster caseijn te vernieuwen, so hoog en breet als het oude, dik ses en vier duijm, met een venster daerin te maken en met een nieuwe glas raam. Item te maken een nieuw kruijs caseijn met vensters, soo hoog en breet als het oude is, het hout daartoe dik vier en ses duijm.
De tweede kamer naast den toorn.
Een Kruijs Kaseijn te maken, hoog seven voeten en breet vijf voeten, het hout swaar ses en vier duijm. Twee nieuwe vensters daarin.
De derde kamer naast den toorn.
Twee nieuwe dorpels onder aan de kruijs caseijnen, te samen lang elf voeten, dik ses en vier duijm. De caseijnen van buijten te bekleeden met duijms ijke hout.
Cappel kamer.
Geen defect bevonden. In de gang een nieuwe bol caseijn, groot als het oude hout dick en swaar als voor.
De goot kamer.
Een nieuw kruijs caseijn, hoog ses voeten, breet vijf voeten, of soo hoog en breet als deselve sal werden vereijst. Hout dick ses en vier duijm. Een nieuw lateij saar tegen, lang ses voeten, swaar tien duijm en drie duijm. Twee nieuwe vensters daar in te maken nan vereijsch vant werk. Een stuk hout agter de pomp, lang ses voeten, dick vijftien en drie duijm. Den bak te vernieuwen van de pomp met ses quartiers duijms ijke hout, soo groot als de oude, en weder vast te maken nam den eijsch vant werk, gelijk het oude geweest is. De pomp te repareeren en gangagtig te maken, met een deksel daarop na den eijsch.
De botterije kamer.
De kruijs caseijn te repareeren met een nieuw glase raam daar in. Het verrotte hout daar uijtte houden en wederom te bekleeden met goet gesont hout.
De keuken.
Een klooster caseijn te bekleeden met duijms hout ent verrotte hout daar uijtte kappen en daar nodig is stucken in te setten. Item twee nieuwe vensters te maken, soo groot en breet als vereijscht werden, en een nieuwe glas raam daerin te maken. En een nieuwe spiegel deur van duijmse greijne planken naast de gang, soo hoog en breet als vereijscht wort.
Kleijn saletje.
Geen defecten.
Groote groene zaal.
De dorpels van de twee kruijs caseijnen te veranderen en te vernieuwen, soo swaar en lange als de oude sijn geweest. Twee vensters te vernieuwen en d'andere te repareeren daar nodig is, soo hoog en breet als vereijscht word.
De voorzaal of voorhuijs.
Twee kruijs casijnen te bekleeden met duijms hout. Drie nieuwe vensters te maken ent ander te repareeren. Onder de solder van de schouw te leggen twee nieuwe ribben, ider lang elf voeten, dick ses en vier duijm. Sal deselve moeten werken met pin en gat in den balk, die onder den solder is, en d' ander eijnde te laten schieten in de muur een voet diep. De solder aldaar wederom op sijn rigt te brengen soo als het werk vereijscht. De deur aan den ingang vant kasteel van buiten te bekleeden met duijmse grijne planken. De lijsten van buijten daer af sijnde wederom nieuwe op te maken en de deur, die uijteen is, weder in makanderen te setten. De lijsten vant deurgebont, die hier en daar vergaan sijn, te vernieuwen soo als t'werk vereijscht of hem aengewesen sal werden. Item nog boven de deur de lijsten te vernieuwen die vergaan sijn.
De houte brug voor het casteel.
Daer op te leggen veertig voeten ses quartiers duijmse ijke planken en die wel vast te nagelen met vier duijmse nagelen op ider rib, niet verder van den anderen als drie duijm, en verder loffelijk te repareeren na de ijsch vant werk als aangewesen sal werden.
De balcon kamer.
De deur te repareeren en het luijk van den dieff kelder te repareeren.
Toorentje.
Geen defecten.
Het toorentje boven.
De caseijnen vensters en raamen te repareeren daar nodig is.
Den heers kamer.
De lijste boven de deur te repareeren en vast te makken en te vernieuwen daar nodig is of aangewesen sal worden. Een glas raam int secreet te maken, groot na de eijsch vant werk. En op de bril van het secreet een ijke deksel met een hantvat.
De kelder aan deselve kamer.
Het glas venster te repareeren. In de kelder een glas raam te vernieuwen.
De suijvel kelder.
In de kamer aan de suijvel kelder twee nieuwe caseijnen en glaase raamen te vernieuwen, soo groot als het werk vereijsschen of aangewesen sal werde, dik ses en vier duijm. De buijten pomp een nieuwe bak op te maken van ses quartiers duijms ijke hout, met een deksel en gangagtig te maken. Ende de deur daar naast te repareeren en met goede klampen te vorsien, gelijk het werk sal vereijsschen en aangewesen sal worden. Item te maken een else goot van drie en twintig voeten lang, daar d'oude geweest is, bij den aanneemer te leveren.
De deur aant gevange huijs buijten het casteel te vernieuwen metten onder dorpel vant deurgebont met duijmse ijke planken en den dorpel soo dik als den oude geweest is, en de deur dubbelt te maken en wel nagelen met vijftien ponders nagels, niet verder van den anderen dan drie duijm.
De houte brug voor de poort vant kasteel of neerhuijsinge.
Ses nieuwe palen, ider lang vijftien voeten, dik tien en tien duijm, en twee balken, ider lang veertien voeten, dik tien en tien duijm. Twee hondert voeten anderhalve duijmse planken. Te maken ses ribben, dik vijf en ses duijm, lang agt voeten. Twee leenen, ider lang tien voeten, en vier stijltjes, ider lang vijf voeten, en vier houw-vasten, lang ider vijf voeten, dik altemaal vijf en vijff duijm. Den aanneemer sal gehouden wesen de palen wel inde gront te heijen, daar en soo diep als de gront en het werk sal vereijsschen of hem aangewesen sal worden. En de balken op de palen te werken met pin en gat, en met droog hout te pinnen of te sluijten en de palen van de brug te bekleeden van den gront af totten brug toe. En de planken wel egt gestreeken en digt tegen malkanderen gevoegt. En de ribben op de balken vast te maken en met planken te bekleeden, de planken lang elf voeten. Alle de planken soo op de brug als tegen de palen wel vast te nagelen, op ider paal een rub, ten minsten met vier duijmse nagelen, nier verder van den anderen als drie duijm. En zal de leenen daarop moeten werken met pennen en gat, soo als het werk vereijsschen zal of hem aangewesen sal worden. De brug van wedersijden te dempen en te vullen met aarden, en van buijten met ruslen aan te setten, soo hem aangewesen sal werden. De aarden en ruslen sal door de aanneemer moeten gestooken werden, maar sullen bijgevaaren werden vanwegen den besteeder.

Pieter Valkenier was ook in het bezit van de windmolen van Asten en de watermolen van Vlierden en toont enige coulance wanneer molenaar Cornelis Manders niet meer in staat is om de molens te bemalen:

Asten Rechterlijk Archief 117 folio 152; 13-06-1736:
Cornelis Manders, pachter van de windmolen, te Asten en de watermolen, te Vlierden. Huurtermijn de windmolen 10 jaar aanvang 26-07-1730; de watermolen 10 jaar aanvang 01-10-1730. Volgens manuale huurcedulle de dato 08-08-1730. Cornelis Manders is het toegestaan wegens sijne hooge jaaren, alsmede sijne groote debiliteyt de molens niet langer in huur te gebruiken. Cornelis Manders en zijn vrouw, Elisabet van der Linden, zullen het huurcontract op 26 juli aanstaande om 12 uur beδindigen dit ten huize van Pieter Valkenier, Heer van Asten. De Heer van Asten zal voor de niet verstreken jaren aan Cornelis Manders uitkeren ƒ 200,- per jaar waarvan het eerste jaar verschijnen zal 26 juli 1736 en eindigende op 26 juli 1740.

Pieter Valkenier woonde in Amsterdam op de Binnen-Amstel tussen de Heerengracht en de Keizersgracht en was eigenaar van de hofstede Hogergesst onder Velsen. Pieter Valkenier is te Amsterdam op 01-04-1738 overleden en op 05-04-1838 in de Oude Kerk te Amsterdam begraven en hieronder zijn begraafakte:

Bij de verpondingen van 1737 wordt hier al op vooruitgelopen en later wordt een taxatie verricht:

Verpondingen 1737 XIV-61 folio 159 verso:
Nu de hoog edele vrouwe Bregje van Ghesel, douariere van wijlen den hoog edele geboore en gestrenge heer Pieter Valckenier, heere deser heerlijkheijt Asten en Ommel. Proprietaris. Eerstelijk het casteel met den hoff en zingels om en binnen de gragten.

Asten Rechterlijk Archief folio 162a; 08-05-1738:
Taxatie van de onroerende goederen van Pieter Valckenier overleden, 01-04-1738 te Amsterdam. De helft van De hoge heerlijkheid van Asten, met de hoge, middelbare en lage jurisdictie. De gerechtigdheid van de jacht, houtschat, lenen, gruit, het cijnsboek alsmede het adelijk huis van Asten, met de neerhuizen, schuur en poort met den Engels-hoff en boomgaard 10 lopense, waarde ƒ 5000,-; huis, schuur, schop, hof en landerijen op de Voorste Heusden 60 lopense, waarde ƒ 400,-; huis, schuur, hof en land de Polder 14 lopense, waarde ƒ 125,-; huis, schuur, schop en aangelagde Wolfsberg 41 lopense, waarde ƒ 300,-, belast met ƒ 30,-; huis, schuur, schop en aangelag op Heusden 3 lopense, waarde ƒ 125,-; een huis in het Dorp (is de schuurkerk), waarde ƒ 500,-; een windmolen, waarde ƒ 3250,-; de Loverbosche klamptiende, waarde ƒ 600,-, belast met 375,-; de Heusdense klamptiende, waarde ƒ 2000,-, belast met 570,-; de Novale tiende, waarde ƒ 500,-; de Middel klamptiende, waarde ƒ 500,-; land, groes, hei en weiland 300 lopense, waarde ƒ 1967,-, belast met ƒ 140,-; het drost, secretaris en vorsterambt, waarde ƒ 4500,-. Totaal afgerond ƒ 19322,-. De 20e penning is ƒ 966-2-4. Ook de watermolen, te Vlierden, op de Aa, de Bergelse watermolen, waarde ƒ 1000,- is voor de helft eigendom van Pieter Valckenier.

Na het overlijden van Pieter Valkenier wordt zijn echtgenote, Bregje van Ghesel, alleen vrouwe van Asten.

Bregje van Ghesel, 1738-1754

Bregje van Ghesel is na de dood van haar echtgenoot, vrouwe van Asten en wordt op 29 juli 1738 met de heerlijkheid Asten beleend. Ze is er nooit geweest, maar wel wordt haar door de schepenen van Asten verzocht om een nieuwe drost aan te stellen:

Asten Rechterlijk Archief 118 folio 102; 02-02-1739:
Schepenen van Asten schrijven aan Bregje van Ghesel, Vrouwe van Asten, weduwe Pieter Valkenier, schepen te Amsterdam, dat Pieter de Cort, oud drost van Asten, sinds 01-07-1737, is overleden en dat sindsdien het ambt van drossaard vacant is. Zij verzoeken om een nieuwe drossaard aan te stellen.

Bregje van Ghesel benoemt als rentmeester Antoni La Forme, geboren te 's-Gravenhage op 29-04-1683 als zoon van Francois la Forme en Cornelia van der Poel. Hij is op 24-05-1710 te Princenhage getrouwd met Maria Losecaat, geboren te Princenhage op 20-06-1675 als dochter van Jacob Losecaet en Jenneken La Forme. Maria Losecaat was een tante van Jacobus Losecaat, die na Pieter de Cort als drossaard werd benoemd en later nog secretaris van Asten was. Antoni La Forme was vanaf 1710 koster en schoolmeester te Deurne, woonde in de schoolmeesterswoning in de huidige Molenstraat in Deurne en was vanaf 1746 drossaard aldaar. Hieronder archiefstukken waarin hij voor Bregje van Ghesel de verpachting van de jachtgronden, de klamptienden en de molens regelt:

Asten Rechterlijk Archief 118 folio 227; 05-12-1740:
Antoni La Forme, rentmeester van de Bregje van Ghezel, Vrouwe van Asten, douariëre van Pieter Valckenier, verpacht de jacht van de heerlijkheid Asten. Voor de duur van 3 jaar ingaande 01-03-1741. De verpachter heeft gereserveerd het grof wild, te weten herten, reeën, wilde zwijnen, alsmede de valkenvangst. Als de verpachter wild nodig heeft, dan zal, indien het te krijgen is, de pachter dit moeten leveren, tegen een haas 12½ stuiver, een koppel patrijzen 12½ stuiver, een koppel snippen 12½ stuiver. De pachter zal boven de pachtgelden moeten leveren twee hazen, vier patrijzen. Pachtprijs van ƒ 36,- per jaar. De helft hiervan door Johannes van der Linden te betalen, te weten van 't Voortje langs de Meulen en door het Dorp, gelijk de straat loopt, op de Polder, te weten de zijde nevens Lierop en Someren en van de Polder op de agterste Mijte en zo verder door de Peel daar Asten scheidt. En zijn hierover als opzieners gestel: Jan Smits, Willem Jan Aarts, Marcelis Jansen en Peter van Bussel. Van de wederhelft is ¼e deel à ƒ 9,- voor Goort Willem Loomans, te weten Het Linder, van het Dorp op de Steegen, langs de straat op de Meulendijk en de agterste Mijte. En zijn hierover als opzieners gesteld: Jan Willem Trouwen en de Heer Franse, Pastoor, tot Someren. Het resterend ¼e deel à ƒ 9,- is voor Antony Heycoop, te Vlierden, te weten van het Dorp, langs de Moolen, de hei door op 't Voortje en zo langs Vlierden tot de Meulendijk en door de Steegen naar het Dorp. En zijn hierover tot opzieners gesteld Goort Keune, Peter Verhees en Jan Coninx.

Asten Rechterlijk Archief 118 folio 257; 10-07-1741:
Antoni La Forme, rentmeester van Bregje van Ghezel, Vrouwe van Asten, verpacht aan Mattijs Slaats de volgende clampentiende met de smaltiende met uitzondering van de lammertiende, te weten de Heusdense clamptiende, de Loverbosch clamptiende, de Middel clamptiende en de Novale Clamptiende. Huurtermijn 3 jaar. Huurprijs 1035 vat rogge per jaar te betalen in goed Hollands geld, niet kleiner dan dubbeltjes volgens de pegge van Helmont, zoals die steken zal op zaterdag na Sint Andries en zaterdag na Lichtmis. Lasten de jaarlijkse landsverponding zijn voor rekening pachter en 9 vijm dakstro per jaar. De pachter zal de voorschreven tienden moete obligeren en inzamelen volgens de placcaten van 20-05-1670 en 23-05-1732. De pachter zal gehouden zijn de gepachte tienden te tienden als vanouds gebruikelijk is geweest. Eventuele schade wordt op de pachter of zijn borgen verhaald. Gereserveerd zijn de landerijen van het Huis van Asten die gebruikt worden doorde hoevenaar van de Polder. Zij zullen vrij en exempt zijn van de tienden, alsmede van Tijs Dirx de Langenacker aan de Polder, de Schaapsdries, de Kamp tusschen de Weyers, den ouden Hoff onder Heusden, den agtersten Camp, de Brugbeemt, zover die landerijen van het Huis van Asten zijn en hieraan tiendplichtig. De tiende worden verpacht zonder aanzien of reflectie te nemen op excessieve reegen, te veel droogte, honinxdouw, of andere des Hemels ongelucken. Maar alleenlijk zal men de tienden bevrijden van Heyerkragt totten tijde enwijle tot de granen gemaaid zullen zijn en verder niet. Mocht men ter dezer zake enige schade lijden dan zal de pachter gehouden zijn dit direct na de geleden schade aan de verpachter mede te delen, zodat eeneen oculaire inspectie kan worden gedaan, alles te verrichten binnen acht dagen. Borgen zijn Mattijs Dirx, en Nicolaas Philipsen. Met goedkeuring van de Vrouwe van Asten wordt onderverpacht deNovale tiende aan Hendrik Willem Berkers, Antoni Willem Coolen en Dirk Willem Haasen. Pachtprijs 160 vat rogge per jaar en voorwaarden als voorschreven.

Asten Rechterlijk Archief 118 folio 287 verso; 28-05-1742:
Antoni La Forme, rentmeester van Bregje van Ghezel, Vrouwe van Asten, verhuurd aan Goort Willem Loomans, de tegenwoordige molenaar, de koornwintmoolen van Asten en de koornwatermoolen van Vlierden. Huurtermijn 6 jaar.Huurprijs ƒ 950,- per jaar in vier gelijke termijnen. Lasten de ordinaire verpondingen, bede en reeële omslag. Edog soo van wegens het gemeene land boven de gespecificeerde lasten nog eene verpondinge off halve verpondinge extra ordinaare wierde geheven, die sal blijven tot lasten van de verpagter qualitate quo. Onderhoud de pachter zal die reparaties uitvoeren welke door 3 of 4 werklieden in 3 à 4 dagen gedaan kunnen worden. De vrouwe van Asten zal het ruwe eikenhout beschikbaar stellen. Nog zal de pachter moeten onderhouden het grondwerk, de pijlen en planken, het molenhuis welgepeylt, het kamrat daart rat ingaat met vellige en toebehoorten en het sluysgat off wintgat daarneffens van deuren als andersints en ook de sluys met al het werk van dijken en het moolenhuys van weyden ontdecken tot sijne costen, alsmede het canaal en wegen voor soverre de moolens raakt moeten veegen en hoogen en houden buiten calangie van de schouw en alle schade daaraff komende. Des sal de Vrouwe van Asten hem aanwijsen trouwhout ter goede revoere tot sulke werken dienende, sonder eenig hout buyten weeten van de Vrouwe van Asten af te houden. En voor den affval sal de pagter gehouden sijn de arbeyders kost en drank te geven, maar de daggelden sal de Vrouwe van Asten betalen. 

Bregje van Ghesel, eigenaresse van de kerkschuur in het dorp (zie Voormalige schuurkerk G463), laat Antoni La Forme een nieuwe huurovereenkomst sluiten waarbij ook de achterstallige huur vanaf 1734 moet worden betaald:

Asten Rechterlijk Archief 120 folio 31 verso; 29-12-1750:
Antoni La Forme, rentmeester van Bregje van Ghezel, Vrouwe van Asten en weduwe van Pieter Valkenier, schepen van Amsterdam, geeft in huur aan Hendrik Berkers en Peter van Bussel, Roomse kerkmeesters het Roomse Kerkehuis, staande in het Dorp, alwaar de Roomse Godsdienst wordt gedaan en eigendom is van de Vrouwe van Asten. Huurtermijn 15 jaar. Huursom ƒ 15,- per jaar. Lasten en onderhoud zijn voor de huurder. Voor de afgelopen 16 jaar, zijnde geweest, 15-12-1749, zullen de huurders ƒ 10,- per jaar, zo te betalen is ƒ 160,-. Voor het afgelopen jaar, 15-12-1750, zal betaald worden ƒ 15,-. Deze ƒ 175,- zullen betaald worden in twee termijnen te weten 15-04-1751 en 15-09-1751.

Het huizenquohier over de periode 1736-1751 laat zien dat Bregje van Ghesel eigenaar is van het kasteel en Hendrik Brants bewoner was:

Jaar Eigenaar nummer 1 Heusden Bewoners nummer 1 Heusden
1736 het casteele van de heer van Asten
1741 de hoog edele vrouwe van Asten Hendrik Brants hovenier
1746 de hoog edele vrouwe van Asten Hendrik Brants hovenier
1751 het casteel hoog edele vrouw van Asten Francis Hoefnagels, casteleijn

Hendrik van den Brant is op 15-04-1750 te Asten overleden en linksonder zijn doodakte en rechtsonder zijn begraafakte:

In zijn begraafakte wordt nog genoemd dat hij sergeant was, dus hovenier moet hier waarschijnlijk als 'iemand die het hof bewaakt' worden gelezen. Daarna wordt kastelijn Francis Hoefnagels bewoner, waarover later meer (zie Cornelis van Hombroek en Johannes van Nievervaart).

Bregje van Ghsel woonde zelf op haar landgoed Hoogergeest te Velsen, waarover in de IJmuider courant van 03-08-1939 het onderstaande wordt bericht, met rechts een schilderij uit 1729:

Bregje van Ghesel is na een langdurige en pijnlijke ziekte aldaar op 22-11-1753 overleden en op 27-11-1753 begraven in de Oude Kerk te Amsterdam, waarvan hieronder haar begraafakte:

Ter herdenking werd in Asten de klok zes weken lang iedere dag driemaal een vol uur geluid. Haar goederen worden getaxeerd:

Asten Rechterlijk Archief 163 folio 99 verso; 28-12-1753:
Taxatie van de onroerende goederen van Bregje van Ghezel, Vrouwe van Asten overleden, 22-11-1753, te Amsterdam en aldaar begraven, 27-11-1753. Deze taxatie komt voor het overgrote deel overeen met die van 08-05-1738, de goederen zijn nu echter onverdeeld. Waarde ƒ 38674-8-15. 20e penning is ƒ 1833-14-8.

Na de dood van Bregje van Ghesel werd de heerlijkheid Asten verkocht door haar broers en zussen:

Asten Rechterlijk Archief 107b folio 167 verso; 23-09-1754:
Voor de Raad van Brabant, te 's Gravenhage, zijn gecompareert Jan Roscam, procureur, namens Sara Jacoba van Ghesel, weduwe Albert van der Merct, schepen, te Amsterdam, Hermina van Ghesel, Herman van Ghesel, oud schepen, te Amsterdam, Anna Maria van Ghesel, Meester Jacob van Ghesel, secretaris van de Levantschen Handel, te Amsterdam, Theodorus de Smeth, oud president, te Amsterdam getrouwd geweest met Johanna Wilhelmina van Ghesel namens zijn onmondige dochter Hermina Johanna de Smeth. Zusters en broeders van wijlen Bregje van Ghesel, weduwe Pieter Valkenier, schepen, te Amsterdam en Heer van Asten, ter eenre en Johan van Nievervaart, coopman, te Dordreght en Cornelis van Hombroek, coopman, wonende even buiten Dordreght voor hen Jacobus Losecaat, drost, te Asten ter andere zijde. De eerste comparant verkoopt aan de tweede comparant: - 5⁄6e deel van de heerlijkheid Asten ten behoeve zijn twee opdrachtgevers; 1⁄6e deel aan de tweede comparant ten behoeve van hemzelf. Koopsom ƒ 52.000,-. De lopende revenuen ƒ 1.100,-. De achterstallige revenuen ƒ 3.250,-.

Asten Rechterlijk Archief 120 folio 127; 23-11-1754:
Jacobus Losecaat, drost en erfsecretaris, geeft te kennen dat hij voor 1⁄6e deel, op 10-07-1754 voor zichzelf en mede namens Jan van Nievervaart en Cornelis van Hombroek, Heren van Asten voor 5⁄6e deel op 08-07-1754 heeft gekocht van de erven Bregje van Ghesel, weduwe Pieter Valkenier, in leven Heer van Asten de heerlijkheid Asten met alle praeminentie en gerechtigdheden alsmede de goederen daaraan dependerende. De koop is gepasseert voor notaris Willem Jan Vos, te Amsterdam de dato 10-07-1754. Op 23-09-1754 is de heerlijkheid voor stadhouder en leenmannen van de souveraine leenhove van Brabant beleent. De kopers waren overeengekomen de gekochte goederen bij wijze van scheiding en deling te verdelen, namelijk aan de comparant de secretarie, de landerijen op Heusden en het Roomse Kerkehuis dog welke laatste twee partijen sijn allodiaal. Zoals in de acte van scheiding breder is omschreven. Het overblijvende deel is verbleeven en aangedeelt aan Jan van Nievervaart en Cornelis van Hombroek zie scheiding en deling. Omdat het leen moest worden gesplitst is, hetgeen niet zonder consent van het hof gedaan kon worden, is dit, bij request, verzocht. En dat mitsdien de comparant met de voorschreven secretarie als een separaat leenerffelijk mocht worden verleyt en beleent en geadmitteert om het verheff van voor de eerste maal te mogen doen met de ledige hand, zoals dan ook bij de vermelde Raad en Leenhove bij acte de dato 25-09-1754 is toegestaan om het voorschreven leen te splitsen. Comparant geeft procuratie aan Jan Roscam, procureur van het Leenhof van Brabant, te 's Gravenhage, om de secretarie van Asten als een separaat leen te laten verheffen voor dese reys met de ledige handt.

De verkoop wordt ook gemeld in de Leydse courant van 20-05-1754:

19a

De kopers van het kasteel waren de Dordtse industriëlen Cornelis van Hombroek en Jan van Nievervaart, zoals ook blijkt uit onderstaande en nevenstaande akte uit 'Leenen in het Quartier van Peelland' van het Brabants Historische Informatie Centrum:

Asten Rechterlijk Archief 107b folio 173 verso; 10-07-1754:
Voor notaris Willem Jan Vos, te Amsterdam, compareerden Herman van Ghesel mede namens de verdere erfgenamen van Bregje van Ghesel, weduwe Pieter Valkenier, te Amsterdam ter eenre en Jacobus Losecaat, drossard en secretaris, te Asten mede namens Jan van Nievervaart, coopman, te Dordregt en Cornelis van Hombroek, coopman, even buiten Dordregt. Acte betreffende de verkoop van de heerlijkheid Asten.

Jacobus Losecaat was de koper van de secretarie, het Roomsche kerkhuis (zie Voormalige schuurkerk G463) en enkele landerijen te Heusden.

Cornelis van Hombroek en Johannes van Nievervaart, 1754-1787

Cornelis van Hombroek is geboren te Dordrecht op 21-11-1709 als zoon van Cornelis van Hombroek en Machtelt Nering. Hij is te Dordrecht op 05-06-1740 getrouwd met Antonia Papegaij, geboren te Dordrecht op 24-07-1719 als dochter van Adriaan Papegaij en Aefje van der Zee. Hieronder hun akte van ondertrouw in de Nederduits gereformeerde gemeente35:

20

Het gezin van Cornelis van Hombroek en Antonia Papegaij:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Magtelina Dordrecht 04-06-1741 Dordrecht 29-11-1769
Casparus Kelderman
>1794
2 Agata Dordrecht 20-01-1743 Kind Dordrecht 09-09-1744
3 Cornelis Dordrecht 20-07-1745 Kind Dordrecht 06-04-1748
4 Adriaen Dordrecht 10-04-1748 Kind Dordrecht 05-11-1750
5 Cornelis Dordrecht 01-03-1750 Kind Dordrecht 20-11-1750
6 Agatha Dordrecht 06-11-1751 Dordrecht 04-11-1770
Roeland Leonard van Dam
Dordrecht 27-12-1828
7 Antonia Dordrecht 02-02-1755 Dordrecht 25-09-1774
Jacob Vriesendorp
Dordrecht 04-12-1792

Cornelis van Hombroek woonde vanaf 1755 als koopman in het uit begin 17e eeuw daterende huis aan de huidige Keizershof in Dordrecht:

21 22

Zijn compagnon Johannes van Nievervaart is geboren te Dordrecht op 29-05-1705 als zoon van Cornelis van Nievervaart en Jacoba Aardemans36. Hij is op 07-06-1733 te Dordrecht getrouwd met Maria van der Pijpen, geboren te Dordrecht op 09-06-1701 als dochter van Martinus van der Pijpen en Maria Mels. Johannes van Nievervaart woont op de Gevolde Gragt te Dordrecht en is koopman en keurmeester van koorn en meel en hieronder hun ondertrouw op 24-05-1733:

23

Het gezin van Johannes van Nievervaart en Maria van der Pijpen:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Cornelis Melchior Dordrecht 20-05-1736 Ongehuwd Dordrecht 11-07-1810 zie Antonia Papegaij
2 Martinus Adrianus Dordrecht 15-06-1738 Dordrecht 02-11-1767
Regiena van Kessel
Dordrecht 19-03-1807 zie Antonia Papegaij
3 Maria Helena Dordrecht 01-11-1739 Kind Dordrecht 05-01-1740

Twee foto's van de Gevulde Gracht in Dordrecht uit het midden van de 20e eeuw:

24 25

Bij de genealogie van Nievervaart vinden we de volgende beschrijving over de heerlijkheid Asten:

Vader Johannes van Nievervaart had samen met Cornelis van Hombroek als beleggingsobject de heerlijkheid Asten gekocht. Om optimaal rendement te hebben, splitsten zij de voorburcht en konden zo twee pachtsommen innen. Nadien werden zijn zonen Cornelis Melchior en Martinus Adriaan, samen met de weduwe Hombroek - Papegaaij, eigenaren. De heerlijkheid werd beschreven als een groot en mooi kasteel met dubbele grachten, een zeer grote voorhof, een paardenstalling, schuur, bakhuis en duiventoren en een watermolen te Vlierden. In de Franse tijd werden de heerlijke rechten afgeschaft en verviel het jachtrecht. Dit en de vele strubbelingen met de Astenaren zorgden er voor, dat de heerlijkheid werd verkocht aan Dirk Vos, eveneens afkomstig uit Dordrecht.

Cornelis van Hombroek en Jan van Nievervaart willen onder voorwaarden de heerlijkheid kopen:

Asten Rechterlijk Archief 107b folio 175; 05-05-1754:
Condities en voorwaarden waarop de heerlijkheid Asten wordt verkocht.
De goederen worden betaald in ongestempeld zilvergeld in niet kleiner specie dan sestalven ofte goude rijers te betalen. De betaling zal worden gedaan binnen zes weken na de verkoop, voor schepenen 's-Hertogenbosch of voor de Raad en Leenhof van Brabant, te 's Gravenhage keuze van de verkoper. Mochten er renten of pachten bevonden worden die hier niet zijn begroot dan zullen deze door de koper worden aangekocht tegen de penning 25 en de losbare volgens de brieven. De roggepachten tegen ƒ 312-10-0 het Bossche mud. De koper zal moeten blijven betalen ƒ 2-7-8 per jaar uit de hoeve de Wolfsberg aan de Kempenaar in kapitaal ƒ 58-07-00. 13 vat rogge per jaar uit de hoeve den agtersten Heusden aan den Armen van Helmont in kapitaal ƒ 290-03-09. Een som van ƒ 30,- per jaar uit de tienden van Heusden, Loverbosch en Middeltiende aan Tengnagel van de Episcopale Goederen in kapitaal ƒ 750-00-00. Een som van ƒ 45,- per jaar uit dezelfde tienden aan de Kempenaar in kapitaal ƒ 1140-00-00. Een som van ƒ 25,- per jaar uit de Watermolen, te Vlierden aan Tengnagel van de Episcopale Goederen in kapitaal ƒ 625-00-00. Totaal ƒ 2864-11-01.
Opmerking 's landslasten zijn beden en verponding, gemeentelasten zijn de reëele lasten gelijk aan een hele verponding. De goederen worden verkocht in dier voege zoals ze in maart 1734 door Pieter Valkenier zijn aangekocht. De verkopers zijn bij appointement de dato 18-02-1754 door schepenen van Asten gekwalificeert. De heerlijkheid heeft hoge, middelbare en lage jurisdictie met het recht van jacht, visserij, houtschat, lenen, gruit, wind- en watermolen, enige tienden, cijnsboek. Een omtrek van circa 10 uur. Aanstellen van drossard, secretaris, schepenen, burgemeesters, kerk- en armenmeesters, vorster en ondervorster. Een laatbank en griffier daarvan.
Volgt een beschrijving van het kasteel. Hei- en groesveld, land met bos beplant met eiken, dennen en andere bomen en vijvers daarin circa 60 lopense. Opmerking 7 lopense, 10 roede is 1 morgen Rijnlands. Een warande nu land 2 lopense. Jachtpacht per jaar ƒ 40-00-00. Houtschat / jaarpacht ƒ 11-00-00. Gruitpacht per jaar ƒ 34-00-00. Cijnsboek per jaar ƒ 90-00-00 in 1752 ƒ 101,-; in 1753 ƒ 93,-. Recognitiegelden, de gemeente Asten geeft een jaarlijkse recognitie van ƒ 220-00-00. Den drossard ƒ 220-00-00. Den drossard als secretaris ƒ 330-00-00. De vorster ƒ 30-00-00.
De hoeven den Heydrik en de Moosdijk geven ƒ 5,- per jaar elk wegens hun ligging op Deurnese grond en het weiden op Astense grond. Worden vanaf 1754 betaald aan de oude Schutterij ƒ 5,- per jaar en de jonge Schutterij ƒ 5,- per jaar. Zodat deze niet meer aan de heer van Asten worden betaald.
De neerhuizing of hoeve in de bassecourt met land en groes 128 lopense met de Lammertiende is voor acht jaar verhuurd aan Hendrik van Geffen jaarlijks ƒ 158-00-00. Bede ƒ 3-10-00. Verponding ƒ 11-00-00. Reëel ƒ 11-00-00.
De hoeve de voorste Heusden 72 lopense is verpacht aan Jan Aart Tielen met voorlijff en rogge jaarlijks ƒ 63-10-00. Bede ƒ 5-07-04. Verponding ƒ 19-17-00. Reëel ƒ 19-17-00. Hoeve de Polder 14 lopense pachter Joost Kerkers, jaarlijks ƒ 40-00-00. Betaald geen lasten. Hoeve de Wolfsberg 41 lopense pachter Piet Slaats. De Warande moet nog tot akker bewerkt worden, jaarlijks ƒ 70-00-00 exclusief een rente van ƒ 2-7-8 per jaar aan rentmeester de Kempenaarƒ 67-11-08. Bede ƒ 5-06-12. Verponding ƒ 20-00-00. Reëel ƒ 20-00-00. Hoeve de agterste Heusden 66 lopense pachter Dirk Jansen van Someren, jaarlijks ƒ 70-00-00 belast met 13 vat rogge per jaar aan den Armen van Helmont ƒ 9-15-00 per jaar, ƒ 60-05-00. Bede ƒ 5-16-00. Verponding ƒ 20-00-00. Reëel ƒ 20-00-00. De landerijen op den agtersten Heusden groes en land 53 lopense pachter Andries van Hugten, jaarlijks ƒ 35-00-00. Renten ten laste van Mattijs Dirks ƒ 50-00-00. Tienden de klamptienden van Heusden, Loverbosch en Middeltiende pachter Mattijs Dirks. Na aftrek van lasten ƒ 483-18-00. De Novaale tiende pachter Hendrik Berkers ƒ 113-15-00. De windmolen, te Asten en de watermolen, te Vlierden pachter Goort Loomans. Huurcedulle Asten 04-06-1748. Huursom ƒ 950-00-00. De watermolen is belast met ƒ 25,- per jaar aan de Episcopale Goederen ƒ 25-00-00. Rest ƒ 925-00-00. Het Roomse Kerkhuis is verhuurd aan de Roomse kerkmeesters voor ƒ 15,- per jaar. Huurcedulle 20-12-1750 Asten. Totaal ƒ 15-00-00. Totaal ƒ 2985-19-08.
Opmerking de rentmeester is betaald over de ontvangsten à 5% per jaar. De predikant heeft een tractement van ƒ 750,- per jaar. De koster en schoolmeester door de Raad van State aangesteld op een tractement van ƒ 250,- per jaar en nog van de gemeente, orologie, begraven, schoolgeld ƒ 80,-per jaar en vrij huishuur.

Cornelis van Hombroek en Jan van Nievervaart kopen van de zusters en broeders van Bregje van Ghesel 5⁄6e deel van de goederen en Jacobus Losecaat 1⁄6e deel voor een totaal bedrag van ƒ 52000,-. In archiefstukken wordt de belening van de heerlijkheid Asten aan Cornelis van Hombroek en Jan van Nievervaart gemeld en tevens hoe de verdeling tussen hen en Jacobus Losecaat is:

Asten Rechterlijk Archief 107b folio 170; 23-09-1754:
Raad en Leenhof van Brabant, te 's Gravenhage, belenen de heerlijkheid Asten aan de voorschreven kopers. Tot sterffman blijft te boek staan Cornelis Melchior van Nievervaart.

Asten Rechterlijk Archief 107b folio 171 verso; 25-09-1754:
Het 1⁄6e deel van de heerlijkheid Asten, dat door Jacobus Losecaat is aangekocht, omvat de secretarie van de Heerlijkheid Asten, de landerijen gelegen te Heusden, allodiaal, het Rooms Kerkehuis, allodiaal. De splitsing kan niet zonder goedkeuring van het Leenhof plaats vinden omdatde secretarie een leen is. Deze wordt nu tot een separaat verheven door de Raad van Brabant te 's Gravenhage, acte van leenverhef van de secretarie te Asten de dato 19-12-1754. 

Ook nu waren het kasteel en hoeven Asten weer onderhoudsbehoeftig en in 1754 werd opnieuw een rapport opgemaakt:

Asten Rechterlijk Archief 120 folio 125; 26-10-1754:
Hendrik Deenen, moolenmeester, te Mierlo en Hendrik Peter Driessen, timmerman, alhier, verklaren ter instantie van Jacobus Losecaat, als gelaste van Jan van Nievervaart en Cornelis van Hombroek, heren van Asten, wonende te Dorderegt, te hebben gevisiteerd het Casteel, de hoeven, de wintmoolen en watermoolen van Vlierden. Zij verklaren dat de volgende vernieuwingen en reparaties nodig zijn:
Het kasteel: aan den ingang, boven het deurgebont, nodig te sijn dat het bekleetsel en leyste worden vernieuwt. In de eetzaal, van de onderste schuifraam het houtwerk te vernieuwen, dit is geheel verrot, alsmede de drie kapotte glasen te vernieuwen. De pomp, buitenstaande, te repareren. In het Toornkamertje een raam te vernieuwen, het deurgebont vast te zetten en de planken van het verwurffsel. Een kruisraam, aan de Somerse zijde, vast te zetten. Een hoek van het pannendak, aan de zijde van de blommehoff, boven aan het pannendak, aan de raam den afhank, te vernieuwen en te repareren alzo afgebroken en doorgezakt. De houten goten onder hetzelfde zijn geheel verrot. Het leiendak, aan de zijde van de blommenhoff en naar de zijde van het Dorp, te vernieuwen. Verder het leiendak, waar nodig te repareren.
De neerhuizing: de twee vensters van de paardestal te vernieuwen. Het strooiendak, neven het brouwhuis, ter lengte van tien voet te vernieuwen. Achter de paardestal het dak te vernieuwen. Boven het verwurffsel van den oven te vernieuwen en het pannendak van brouwhuis en bakhuis te repareren. Twee nieuwe vensters op den hooizolder te maken. Boven de kelder het dak te repareren. Op de binnenplaats van het huis tot de losie toe het dak te vernieuwen ter lengte van 115 voet.
De schuurdeuren te vernieuwen, de vensters en glazen te repareren.

De hoeve 'De Agterste Heusden' wordt verkocht aan Dirk Dirks van Someren (zie Antoniusstraat 47):

Asten Rechterlijk Archief 120 folio 156 verso; 02-10-1755:
Cornelis van Hombroek mede namens Jan van Nievervaart, Heren van Asten ter eenre en Dirk Dirks van Someren, alhier, ter andere zijde. De eerste comparant heeft aan de tweede comparant verkocht de hoeve de agterste Heusden. Zoals ze hem aangekomen is bij koop van de heerlijkheid Asten. De hoeve is in huur en gebruik bij de koper. Van de koop zijn uitgezonderd de bomen, behorend bij de hoeve, die reeds verkocht zijn en 40 bomen die komend jaar zullen worden geruimd. Koopsom ƒ 2000,- plus ƒ 100,- onkosten in twee termijnen, 1200 à 1300,- gulden bij het doen van het transport en de rest à 3% een of twee jaar later. Het transport zal plaats vinden te Nieuwjaar aanstaande. De hoeve is belast met 13 vat rogge per jaar aan de Armen van Helmont.

Zij verpachten ook het oude en nieuwe neerhuis bij het kasteel aan Hendrik van Geffen (zie Kasteellaan 6 tot en met 8) en Aalbert Verheijen (zie Kasteellaan 1 tot en met 5):

Asten Rechterlijk Archief 120 folio 175; 30-01-1756:
Jacobus Losecaat, drost en secretaris, namens Jan van Nievervaart en Cornelis van Hombroek, Heren van Asten, verpachten aan Hendrik van Geffen de oude neerhuizing bij het inkomen aan de rechterzijde van het kasteel met enige percelen land en groes, alsmede de gehele hof en boomgaard met uitzondering van een perk, bestaand, voor de casteleyn van het kasteel. Ook blijft het fruit uit den boomgaard en vis uit de grachten aan de Heren van Asten.

Asten Rechterlijk Archief 120 folio 178 verso; 30-01-1756:
Jacobus Losecaat, drost en secretaris, namens Jan van Nievervaart en Cornelis van Hombroek, Heren van Asten, verpacht aan Aalbert Verheyen de nieuwe neerhuizing, met schuur en stallen, aan de linkerzijde, bij het inkomen van de bassecour van het kasteel en zoals verder getimmert zal worden.

Cornelis van Hombroek en Jan van Nievervaart verkopen ook de hoeve 'De Voorste Heusden' aan Wouter Lomans (zie Voormalig huis E65):

Asten Rechterlijk Archief 97 folio 115; 14-04-1757:
De Heren van Asten, Jan van Nievervaart en Cornelis van Hombroek, laten verkopen, procuratie notaris Pieter van der Wellen, te Dordregt op 21-10-1755. Verkocht wordt aan Wouter Lomans huis, hof en aangelag 8 lopense, ene zijde de erven Joost van Bussel en Jan van de Leensel, andere zijde de dwarslaan komende van agter het casteel die de Heren van Asten met een sloot van 8 of 15 voet breed nevens het aangelag mogen en kunnen door- en afgraven, blijvende die sloot eigendom van de verkopers, ene einde de straat, ander einde Jan van de Leensel. De grond van het huis tot de helft van de schuur aan het huis tussen beiden ten dele of samen te gebruiken, tussen de schuur, huis en neere middendoor te delen. Verponding ƒ 2-2-0 per jaar. Bede ƒ 1-0-0 per jaar. Koopsom ƒ 150,- waarvan ƒ 100,- à 3%. Marge: 03-10-1765 gelost.

Jacobus Losecaat verkoopt de van de erven van Bregje van Ghesel gekochte schuurkerk, aan de kerkmeesters (zie Voormalige schuurkerk G463):

Asten Rechterlijk Archief 97 folio 189; 17-12-1759:
Jacobus Losecaat verkoopt aan Hendrik Willem Berkers en Peter van Bussel, als kerkmeesters van de Roomse Gemeente het Kerkehuys in het Dorp, enezijde en einde de straat of weg, andere zijde en einde de Heer Petrus Aarts. En dat zo en gelijk het zelve bij de Gemeente der Roomse ingezetenen gebruikt wordt. Betreffende de accordering van dit gebruik zie register van Haere Hooge Mogendheden resolutiën folio. 184-185. Verkoper aangekomen bij koop van de heerlijkheid met Jan van Nievervaart en Cornelis van Hombroek voor de Rade en Leenhove van Brabant, te 's Gravenhage de dato 23-09-1754 en scheiding en deling voor dezelfde Raad de dato 25-09-1754. Koopsom: ƒ 900,-.

Bij wikipedia staat nog het een en ander met betrekking tot de relatie met de bevolking:

In 1768 hadden de heren Cornelis van Hombroek en Jan van Nievervaart een conflict met de bevolking. Als zij namelijk woeste grond verkochten, wilden zij dat de koper hierover een jaarlijkse belasting zou betalen. Hier kon de Raad van State reeds zijn macht doen gelden en het gezag van de heren enigszins aan banden leggen.
Zij hadden ook een conflict met de plaatselijke parochie, die in 1773 aan de Staten-Generaal een verzoek deed om het huis van de pastoor te mogen kopen, buiten de heren van Asten om. Deze voelden zich gepasseerd, maar uiteindelijk werd een compromis bereikt.
In 1789 wilden een aantal Astense notabelen een botermarkt met waag en een nieuw stadhuis bouwen. De heren Cornelis van Hombroek en Jan van Nievervaart moesten toen al rekening met de wensen van de bevolking houden, terwijl ook de mening van de pastoor ertoe deed.

27

Cornelis van Hombroek en Jan van Nievervaart kwamen zelden in Asten en verpachten de molens, niet verkochte hoeven, landerijen en tienden aan derden en verhuurden het kasteel. Het verpachten van de tienden gebeurde door gecommitteerden in 's Hertogenbosch37:

Het grootste deel van die tijd was Francis Mathijs Hoefnagels, geboren te Someren op 07-07-1709 als zoon van Matheus Hoefnagels en Henrica Judocus Verdonschot, bewoner. Hij is op 15-10-1741 te Someren getrouwd met Catharina Francis Eysbouts, geboren te Someren op 04-04-1716 als dochter van Franciscus Ysbauts en Petronella Theodorus Verdonschot. In de bewoningslijst over de periode 1756-1776 bewonen zij het kasteel van Asten:

Jaar Eigenaar nummer 1 Heusden Bewoners nummer 1 Heusden
1756 het casteel van de heeren van Asten Francis Hoefnagels, casteleijn
1761 het casteel van de heeren van Asten Francis Hoefnagels, casteleijn
1771 het casteel van de heeren van Asten Francis Hoefnagels, casteleijn
1776 het casteel van de heeren van Asten Francis Hoefnagels, casteleijn

Voor zover bekend hadden Franciscus Mathijs Hoefnagels en Catharina Francis Eysbouts samen geen kinderen en Francis Mathijs Hoefnagels is op 30-09-1779 te Asten overleden en Catharina Francis Eysbouts is op 04-10-1779 te Asten overleden:

Het huizenquohier meldt daarna Jan Kuffer als bewoner van het kasteel:

Jaar Eigenaar nummer 1 Heusden Bewoners nummer 1 Heusden
1781 het casteel van de heeren van Asten Jan Kuffer casteleijn

Johan Carel Kuffer is geboren rond 1740 en is rond 1765 getrouwd met Gerritje Noodt, geboren te Tiel op 06-02-1743 als dochter van Gradus Wilhelmus Noodt en Hendrina Krouwel. Jan Carel Kuffer komt naar Asten in mei 1780 vanuit Veldhoven, waar hij in april 1779 uit 's-Gravenhage is gekomen, zoals opgeschreven in het lidmaatboek van Veldhoven:

Johan Carel Kuffer was schepen en heeft in de periode 1780-1785 op het kasteel gewoond. Casteleijn verwijst in dit geval naar plaatsvervanger van de kasteelheer en hij is van Nederduits gereformeerde afkomst.

Het gezin van Johan Carel Kuffer en Gerritje Noodt:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Jacoba Asten 10-03-1782 Ongehuwd Mierlo 27-11-1830 Districtsbode
2 Hendrina Asten 15-02-1784 Ongehuwd* Helmond 28-08-1858 Naaister
3 Johannes Helmond 17-07-1785 Ongehuwd Helmond 28-08-1815 Militair

* zij had wel drie kinderen, waarvan bij een de mogelijke vader wordt genoemd

Johan Carel Kuffer is korte tijd in Asten gebleven, gezien zijn korte staat van dienst als schepen:

Asten Rechterlijk Archief 32 folio 72 verso; 10-09-1781
Joost Smits, schepen, heeft verzocht om als schepen ontslagen te worden om redenen dat van tijd tot tijd zijn gesigt verduystert en genoegzaam blint is. In zijn plaats wordt aangesteld Jan Carel Kuffer.

Asten Rechterlijk Archief 32 folio 81; 07-06-1784
Hendrik Haasen, te Ostappen, is aangesteld tot schepen in plaats van Jan Carel Kuffer.

Johan Carel Kuffer vertrekt in april 1785 naar Helmond, is aldaar op 31-12-1800 overleden en Gerritje Noodt is op 20-03-1826 te Helmond overleden.

Maria van der Pijpen is op 27-12-1759 te Dordrecht overleden en Johannes van Nievervaart is te Dordrecht op 23-03-1768 overleden. Hun zonen Cornelis Melchior en Martinus Adrianus nemen de erfenis over. Cornelis van Hombroek is op 19-05-1787 te Dordrecht overleden en zijn vrouw Antonia Papegaij wordt vrouwe van Asten.

Antonia Papegaij, Cornelis en Martinus van Nievervaart, 1787-1811

Antonia Papegaij is tot haar overlijden op 18-04-1811 te Dordrecht vrouwe van Asten gebleven. Zij wordt op 13 juli 1790 beleend met de heerlijkheid Asten en is samen met de kinderen van Jan van Nievervaart, Cornelis en Martinus, eigenaar van de goederen. Zij kwamen er waarschijnlijk nooit en ook zij verpachtten de molens, hoeven, landerijen en tienden en verhuurden het kasteel. 

Asten Rechterlijk Archief 128 folio 161 verso; 16-11-1796:
Leendert van Riet, als rentmeester van Anthonia Papegaay, weduwe Cornelis van Hombroek en van Cornelis Melchior van Nievervaart, als Heer en Vrouwe van Asten en eigenaren van de korenwindmolen te Asten en de korenwatermolen, de Belgerschen watermolen, verpacht deze aan Anthonie Kiviets, thans molenaar enwonende te Beek. Pachttermijn 6 jaar. Pachtsom ƒ 900,- per jaar te voldoen in vier termijnen van elk ƒ 225,-. Lasten zijn voor de verhuurder. Onderhoud is voor de huurder. De stenen op de molen zijn eigendom van Antonie Goort Lomans en de huurder zal hiervoor aan hem betalen van de windmolen van ieder duym ƒ 15,-; van de watermolen van ieder duym ƒ 12,-.

Asten Rechterlijk Archief 129 folio 43; 08-11-1797:
Leendert van Riet, als rentmeester van Cornelis Melchior van Nievervaart en Vrouwe Anthonia Papegaay, weduwe Cornelis van Hombroek, Heer en Vrouwe van Asten, geeft in huur aan Mattijs Pieter Slaats hoeve de Wolfsberg, zoals deze thans in huur en gebruik heeft. Huurtermijn 6 jaar. Huursom ƒ 140,- per jaar. De landsverponding, bede en reeële dorpsverponding worden door de verhuurder betaald.

Op basis van onderstaande advertentie in de Rotterdamsche courant van 04-06-1793 is het kasteel nog gehuurd door Assueer Jan Torck, heer van Rosendael, geboren te 's Gravenhage op 12-07-1733 als zoon van Frederik Willem Torck en Jacoba Maria van Wassenaer van Duvenvoorde:

28a

Van maart 1786 tot 1793, in de tijd dat Antonia Papegaij en de gebroeders Nievervaart eigenaren van het kasteel waren, was een van de huurders en vanaf 1790 ook geregeld bewoner baron Assueer Jan Torck, heer van Rosendael bij Arnhem. Assueer Jan Torck is geboren te 's-Gravenhage op 12-07-1733 als zoon van Frederik Willem Torck en Jacoba Maria van Wassenaer van Duivenvoorde. Hij is op 08-06-1758 te Arnhem getrouwd met Eusebia Jacoba de Roode van Heeckeren, geboren te Lochem op 16-03-1740 als dochter van Andries Cristoffel Frederik de Roode van Heeckeren en Henrietta Christina Florentina van Dedem:

Het gezin van Assueer Jan Torck en Eusebia Jacoba de Roode van Heeckeren:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Frederik Willem Arend Arnhem 01-04-1759 Kind 28-06-1762
2 Lubbert Pieter Adolph Arnhem 07-12-1760 Ongehuwd Nice (F) ±1790
3 Willem Arendt 's-Gravenhage 03-10-1762 Ongehuwd 's-Gravenhage 08-09-1788 gedoopt in
Kloosterkerk
5 Henriëtte Christina Alexandra 's-Gravenhage 31-03-1764 Velp 05-10-1788
Adolf Hendrick van Regteren
Zutphen 11-08-1792 gedoopt in
Waalse kerk
5 Elisabeth Adolfine Anne Alexandrine 's-Gravenhage 27-02-1767 Ongehuwd Wageningen 22-10-1792 gedoopt in
Kloosterkerk
6 Maria Carolina 's-Gravenhage 06-05-1769 Ongehuwd Wageningen 18-07-1792 gedoopt in
Waalse kerk
7 Sigismundis Alexander Frederik 's-Gravenhage 17-05-1772 Ongehuwd Wageningen 01-11-1816 gedoopt in
Kloosterkerk
8 Reinhard Jan Christiaan Rosendael 02-08-1775 Eck en Wiel 09-09-1800
Goswina Geurtina van Neukirchen
Rosendael 02-01-1810

Waarschijnlijk is Assueer Jan Torck via de Somerense predikant Cazijn van Zelm (zie Molengraaf) rond 1784 op de hoogte gebracht van de jachtmogelijkheden op het kasteel van Asten33. Cazijn van Zelm diende bij hem rekeningen in, waaruit blijkt dat hij het kasteel in orde liet maken. Assueer Jan Torck huurde het kasteel en een paardenstal voor 300 gulden per jaar en ondanks de door hem genoemde slechte staat betaalde hij vanaf 1790 zelfs 400 gulden per jaar. Dat was voor hem een schijntje want hij erfde in 1758 een half miljoen gulden van zijn oom Lubbert Adolf Torck. We lezen het onderstaande over Assueer Jan Torck met rechts daarvan portretten van de echtelieden en geheel rechts het zegelstempel met het alliantiewapen Torck-De Rode van Heeckeren38:

Hieronder portretten van dochters Elisabeth Adolfine Anne Alexandrine (Betje) en van Henriëtte Christina Alexandra (Jetje) en een dubbelportret van Henriëtte Christina Alexandra met haar echtgenoot Adolph Hendrik van Rechteren:

Hieronder een verslag van het gezinsleven van de familie Torck-de Rode van Heeckeren met rechts het wapen van de familie Torck:

Assueer Jan Torck was geen gemakkelijke man zoals we lezen in 'Het leeskabinet; mengelwerk tot gezellig onderhoud voor beschaafde kringen' uit 1845:

Gewagen de meer bejaarde bewoners deze oorden nog met onwil van de zonderlinge en dikwijls de grenzen der ruwheid overschrijdende eigenaardig-heden van den Baron Assueer Jan Torck, die in het laatste der voorgaande eeuw overleed, allen betreuren den vroegtijdigen dood van diens zoon.

Zijn vrouw, Eusebia Jacoba de Roode van Heeckeren, komt er wat beter vanaf volgens de Nieuwe Rotterdamsche courant van 08-10-1994:

Hieronder een tekening van Cornelis Pronk uit het Rijksprentenkabinet van het kasteel van Rosendael in 1731:

In het gevolg van de baron bevond zich de eerder genoemde Quaco (zie Pieter Valkenier), de zwarte bediende van de baron. We citeren eerst zes fragmenten uit het boek 'Reize in de binnenlanden van Suriname' uit 1799, geschreven door John Gabriel Stedman39 tijdens zijn verblijf in Suriname van 1772 tot 1777, waarin hij in het begin de 12-jarige Quaco, in het Ashanti de naam voor een tot slaaf gemaakte man geboren op woensdag, ontmoet:

Afkomst van Quaco

Eerste kennismaking in 1772

John Gabriel Stedman koopt Quaco

Taal van Quaco

Aankomst in Nederland in 1777

Quaco bij de familie Torck van Rozendael

Portret John Stedman

De schrijver John Gabriel Stedman is geboren te Dendermonde in 1744 als zoon van de Schot Robert Stedman en Antoinetta Christina van Ceulen. In 1760 begon hij zijn militaire carriere bij de Schotse brigade en werd eind 1772 tot kapitein bevorderd, zoals linksonder gemeld in de Leidsche courant van 13-11-1772:

Op 24-12-1772 vertrekt hij naar Suriname en komt op 09-02-1773 aan in Parimaribo. John Gabriel Stedman (afbeelding midden boven) had in Parimaribo een relatie met Joanna (afbeelding rechtsboven), waaruit op 17-01-1781 een zoon met de naam Johnny is geboren. Linksboven de doopinschrijving van de vrijgemaakte onechte mestieze kind van John Gabriel Stedman uit het gereformeerde doopregister van koloniaal Suriname. Joanna is op 05-11-1782 te Parimaribo door vergiftiging om het leven gekomen. Hun zoon Johnny kwam over naar Groot-Brittannië, ging in dienst bij de Britse marine en overleed op jeugdige leeftijd in de buurt van Jamaica. Hieronder een tekening van John Gabriel Stedman van Paramaribo:

Na zijn diensttijd in Suriname, die op 01-04-1777 eindigde, is hij in 1782 getrouwd met Adriana Wierts van Coehoorn, geboren te Kampen op 10-03-1764 en gedoopt op 18-03-1764 in Vollenhove als dochter van Wijnand Adriaan Wierts van Coehoorn en Madelaine Charlotta Franck. Vanaf 1784 woonde hij in Groot-Brittannië, werd vader van vier kinderen en overleed aldaar te Tiverton op 05-03-1797. Adriana Wierts van Coehoorn is op 19-11-1829 te Maastricht overleden.

We vervolgen met het blog van Ineke Mok 'Quaco, een leven in slavernij'33:

Quaco, geboren in Guinee rond 1760, werd in 1777 vanuit Suriname door legerkapitein John Gabriel Stedman (1744-1797) als futuboy, loopjongen, meegenomen naar de Republiek der Verenigde Nederlanden. Hij volgde verschillende scholen in Zutphen bij William George Stedman en Bergen op Zoom waar John Gabriel Stedman met zijn garnizoen verbleef. Quaco kwam rond 1781 als vrij man, in dienst als butler bij de familie Torck van Rosendael in Den Haag. Daar bewoonde het echtpaar met hun kinderen het riante huis op de hoek van de Kneuterdijk en Het Lange Voorhout. In de lente togen de Torcks met bijna al het personeel naar hun kasteel Rosendael bij Arnhem. Daar bleven zij tot de eerste winterkou door de kasteelmuren drong. In de Nederduits Gereformeerde kerk naast het kasteel werd Quaco op 13-11-1785 te Rosendael gedoopt en sindsdien heette hij Willem Stedman of Stitman.

In het kasboek rechts van de huishoudster van het kasteel van Asten wordt de snaphaan genoemd van Joost en Wilm. Het is echter de vraag of de hier genoemde Wilm, Willem Stedman betreft.

 

We vervolgen met het blog van Ineke Mok 'Quaco, een leven in slavernij'33:

In 1790 werd Quaco lid van de Nederlands hervormde kerk van Someren en woonde op het kasteel van Asten, waar Assueer Jan Torck van Rosendael, Quaco's baas, soms verbleef. Assueer Jan Torck van Rosendael was een fervent jager; niet voor niets was hij opperjagermeester van stadhouder Willem V. Torck wilde zijn jachtmogelijkheden uitbreiden en nam daarom in 1790 zijn intrek in kasteel Asten in Noord-Brabant. Vier jaar eerder, op 1 maart 1786, was de huurovereenkomst al ingegaan en met die huur had Torck tevens de jachtrechten van deze heerlijkheid verworven. Het is goed mogelijk dat Quaco baron Torck bij de jacht assisteerde, want ook Quaco ging in 1790 naar Asten. Dat blijkt uit het lidmatenregister van de kerk van Rosendael: aan Willem Stitman wordt voor Someren op 1 april 1790 een zogeheten attestaat verleend.

Met dit getuigschrift geeft de dominee aan dat een man of vrouw zich bij een andere kerk wil inschrijven, echter het lidmatenregister van Someren ontbreekt in de archieven. In de Astense archieven wordt Willem Stitman niet genoemd, wel komen er dienstmeiden van Assueer Jan Torck in voor, die te maken kregen met de vijandige houding ten opzichte van de gereformeerden:

Asten Rechterlijk Archief 126 folio 242; 11-01-1790:
Mejuffrouw Sophia Wegener, geboren Sprenger, Geertruy Lambrecht en Johanna van Schagen, logerende op het kasteel en in dienst zijnde van Baron Torck, vrijheer van Rosendaal. De twee eerste comparantes, zijnde van de waare Christelijke Gereformeerde Religie en de derde comparante van het Rooms geloof. Zij verklaren ter instantie van Jan Willem van Nouhuys, stadhouder van de kwartierschout van Peelland dat zij, op 25-12-1789, zijn geweest te Someren en dat zij begerig waren om de Roomsch Katholieke Kerk te zien. Ze zijn daar naar binnen gegaan terwijl het lof aan de gang was. De twee eerste comparantes hebben vooraan in de kerk gestaan en de derde comparante heeft op haar knieën gelegen. Dat na afloop van de dienst veel van het volk tegens hen seyden: "Siet die staken eens staan en andere hen voorbij gaande hard tegens het lijff drongen". Buiten gekomen zijnde, zijn ze door een grote partij volks uitgescholden en bedreigd, gegooid met koolstronken, slijk en aarde. Een manspersoon heeft hen ontzet waardoor zij heen hebben kunnen gaan nog wel door een groote hoop volks agter na gegaan. 

Over dienstmeid Sophia Wegener later meer, dienstmeid Geertruy Lambrecht is geboren te 's-Gravenhage rond 1739 als dochter van Pieter Lambregt en Hermina Verdoes en ongehuwd op 18-04-1820 aan de Goudschen Singel te Rotterdam overleden. Dienstmeid Johanna van Schagen is geboren te 's-Gravenhage rond 1738 en is aldaar ongehuwd op 06-12-1813 overleden.

Assueer Jan Torck verbleef met zijn gezin in 's-Gravenhage en reisde in de zomer naar zijn verblijf in Rosendael of naar het kasteel van Asten. In 1791 zijn een dienstmeid en dienstbodes getuige van de diefstal van ganzen van baron Assueer Jan Torck:

Asten Rechterlijk Archief 30 folio 203; 24-06-1791:
Mejuffrouw Sophia Wegener, geboren Sprenger, Pieter van den Elsen en Jan Steevens ten dienste van Baron Torck, vrijheer van Roosendaal op het kasteel, alhier, wonende. Jan Steevens verklaart dat hij op maandag, 3 december laatstleden, op aanschrijving van Willem Diddens, te Helmond, geweest is ten huize van Willem Sanders, te Helmond, om daar een oculaire inspectie te doen over de ganzen die daags te voren aan poulier Sanders verkocht waren. Hij heeft daar twee levende ganzen aangetroffen, die hij zeer wel kende, en aan voornoemde Baron Torck behoren, vermits hij de ganzen geregeld voederde. Dat hij daarop aan Sanders opdracht gegeven heeft om de dode ganzen te halen zeggende: "Haal ze, en zonder dat ik dezelve zie weet ik, dat er een naakt of kaal is aan den hals. Verder kon hij aantonen welke zit-, lok- en welke vlieg- en lokganzen waren en alle vier aan de Baron toebehoorde. De ganzen hebben in een kist of hut gezeten te Someren en zijn tussen 3 en 4 december ontvreemd. Twee ganzen hebben een riem of gesp en ketting, dienende voor broek, aangehad. Allen verklaren dat Willem Sanders en zijn vrouw hun verteld hebben dat, op zondag 4 december laatstleden, in de voormiddag, bij hen aan huis gekomen is een onbekende persoon, ordentelijk, bij zich hebbende een zak met twee dode en twee levende ganzen, de twee dode ganzen zouden doodgedragen zijn. Op onze vraag wat hij voor de levende ganzen hebben moest, antwoordde hij: "9 stuiver per stuk". Nog eens beziende hebben wij geopperd dat de ganzen zouden kunnen komen van Baron Torck. Wij hebben gekocht voor 7 stuiver per stuk de levende en de doode voor 6 stuiver samen. De persoon is daarna zeer schielijk vertrokken. Na overleg met mijn vrouw hebben wij aan Meester Diddens om raad gevraagd en hem verzocht te bemiddelen en aan Baron Torck kennis te geven. Een en ander onder eede bevestigd.

Asten Rechterlijk Archief 20 folio 353; 16-01-1792:

Den drossard, aanlegger contra Antony van Hout, gedaagde, gewoond hebbende alhier. Betreffende de diefstal, op 3 en 4 december 1791, van twee ganzen uit een ganzenkist, staande in een hut, onder Someren, in een groesbeemd van Hendrik Kersten en toebehorende aan Baron van Torck, Heer van Rosendaal. Gedaagde wordt, bij verstek, voor altijd gebannen uit deze heerlijkheid.

Asten Rechterlijk Archief 30 folio 205; 16-01-1792:
Remonstrantie ten laste van Antony van Hout met vijf annexen.
Verhoor van Wilhelmus Sanders en zijn vrouw, Anna Francoise van Yperseel, te Helmond op 19-12-1791.
Verklaring van Johannes Vervaert, te Helmond op 20-12-1791.
Declaratie van Philippus de Rooy, Martinus van Dremmen, Johan Martini van Heusden van het Corpus van Someren 23-12-1791.
Verklaring van Sophia Wegener, geboren Sprenger, Pieter van Elsen en Jan Steevens, te Asten op 24-12-1791.
Relaas van de vorster, te Asten op 26-12-1791.

Asten Rechterlijk Archief 127 folio 105 verso; 10-05-1792:
Antonie Leenen, Antonie Hendrik van den Boomen, Jan Hendrik van den Eynden, Reynder Aarts, Arnoldus Aarts en Peter Joost Kerkers. Zij verklaren, onder presentie van eede, ter instantie van Antonie van Hout, dat zij de requirant van tijd tot tijd hebben gekend en met hem in omgang, handel en wandel hebben verkeert en op zijn gedrag niet anders weten te zeggen dan alle eer en deugd. Tot meerder sterking verklaart de eerste deponent dat Antoni van Hout nog voor enige jaren bij hem als dienstknecht heeft gewoond en op zijn dienst niet anders heeft bevonden dan trouw en eerlijkheid.

Hieronder de betrokkenen bij dit proces, hun beroep, rol en woonplaats:

Naam Geboorteplaats en datum Beroep Rol Woomplaats
Sophia Wegener Wesel (D) 05-06-1764 Dienstmeid Aangever Alhier
Peter van den Elsen Gemert 03-11-1751 Landbouwer Aangever Voorste Heusden
Jan Steevens Asten 31-01-1737 Landbouwer Aangever Voormalig huis E293
Willem Diddens Helmond 05-02-1739 Notaris Aanschrijver Helmond
Willem Sanders Helmond 09-08-1766 Poelier Aankoper Helmond
Hendrik Kerstens Someren 01-12-1739 Landbouwer Eigenaar groes Someren
Antony van Hout Someren 23-08-1728 Knecht Dader Asten
Anna Francoise van Yperseel Sinaai (B) ±1755 Huisvrouw Sanders Getuige Helmond
Johannes Vervaert Onbekend Getuige Helmond
Philippus de Rooy Someren 25-09-1740 Notaris en deurwaarder Secretaris Someren
Martinus van Dremmen Someren 05-04-1772 Procureur Secretaris Someren
Johan Martini van Heusden Hilvarenbeek 16-11-1749 Notaris Secretaris Someren
Antonie Leenen Someren 25-02-1735 Landbouwer Baas van de dader Voormalig huis C763
Antonie Hendrik van den Boomen Deurne 11-04-1745 Knecht Verweerder Asten
Jan Hendrik van den Eynden Onbekend Verweerder
Reynder Aarts Asten 09-03-1732 Landbouwer Verweerder Voordeldonk 93
Arnoldus Aarts Asten 31-12-1728 Landbouwer Verweerder Voordeldonk 95
Peter Joost Kerkers Asten 03-09-1741 Landbouwer Verweerder Asten

Hoe het verder ging met Quaco kunnen we halen uit het blog van Ineke Mok33:

Uit het dagboek van John Gabriel Stedman weten we dat Quaco in 1792 door Assueer Jan Torck om nog onbekende redenen is weggestuurd. Stedman maakte hiervan melding op 12 april 1792 met de tekst in zijn dagboek:

Arme Quaco is aan zijn lot overgelaten door de familie Rosendael, die ik per brief van wreedheid beschuldig.

Quaco vertrekt als matroos op 19-11-1792 te Goedereede op het schip IJsselmonde van de Verenigde Oostindische Compagnie naar Batavia in het toenmalige Nederlandsch Indië. Hij stond te boek als geboren aan de kust van Guinee en kreeg een voorschot van 18 gulden voor twee maanden soldij, zodat hij een scheepskist, een linnen pak en hemd kon kopen. Hij werkte als bootsgezel en die functie hield in: waak- en roergang, laden en lossen, reinigen, teren en kalfaten van het schip, af- en aanslaan van de zeilen, helpen van de onderofficieren.
Willem Stedman kwam op 06-08-1793 aan in Batavia. Waarschijnlijk voer hij daar nog twee jaar als matroos rond in de Indische Archipel tot zijn contract bij de Verenigde Oostindische Compagnie, die in 1800 zou ophouden te bestaan, op 31-10-1795 werd beëindigd. Het fregat IJsselmonde keerde niet meer om en werd een jaar later gesloopt. Het spoor van Quaco, toen ongeveer 35 jaar oud, eindigt hier abrupt en onbevredigend.

Opmerkelijk is nog dat een zoon van Cazijn van Zelm, Bernardus van Zelm (zie Molengraaf), ook in dienst is geweest bij Assueer Jan Torck en vrijwel tegelijkertijd met Quaco in 1790 terugkeert naar Someren. Mogelijk was Bernard van Zelm de begeleider van Quaco bij zijn verblijf in Asten.

In oktober 1792 reist hij, als zoon van een welgestelde familie, als konstabelsmaat voor een klein salaris een maand voor Quaco naar Batavia. Rechts zijn inschrijving als Bernardus van Zelm van Someren en beloning als konstabelsmaat op het schip 'de Delft', waarvan hieronder een afbeelding:

In bovenstaande inschrijving wordt nog genoemd dat Bernardus van Zelm op 18-01-1793 is vertrokken en op 13-06-1793 in Batavia is aangekomen, dat hij nog in Palembang op Sumatra is geweest en dat hij op 25-12-1794 is overleden.

In het boek 'Geschiedenis van de heerlijkheid Asten'20 wordt in 1786 als kastelein onder Assueer Jan Torck nog genoemd Koenraad Eygenbroot. Johan Coenraad (Koenraad) Eijgenbroot is geboren rond 1758 te Bessungen (D) als zoon van Jeremias Eijgenbrood en Elisabeth Keiger. Hij heeft waarschijnlijk als officier in het Staatse leger tot rond 1800 gediend en woont daarna in Rosendael. Johan Coenraad (Koenraad) Eijgenbroot is als gemeente-ontvanger op 23-05-1802 te Rosendael getrouwd met Brandje Gerrits van Roekel, geboren te Bennekom op 22-12-1765 als dochter van Gerrit Jacobse van Roekel en Willemke Jansen van Hal. Brandje Gerrits van Roekel is op 10-09-1834 te Rosendael overleden en Johan Coenraad (Koenraad) Eijgenbroot is op 09-01-1843 te Rosendael overleden. Linksonder zijn overlijdensakte en rechtsonder de verkoop van zijn huis in de Arnhemsche courant van 03-12-1843:

Hij heeft maar kort gediend als kastelein in Asten want een half jaar later is Hendrick Teeuwen werkzaam als kastelein. Van Henricus Joannes Teeuwen uit Nieuwenkerck vinden we de geboorte van zoon Hermannus op 26-07-1787 te Asten met Wilhelmina Johanna Abenheijsen uit Schoonhoven als moeder. Het betreft Henricus Teuwen, geboren te Nijkerk, staat in onderstaande akte als wonende op Rosendael en is op 13-10-1786 te Schoonhoven in de Nederduits gereformeerde gemeente ondertrouwd en op 29-10-1786 getrouwd met Wilhelmina Abbenhuizen, geboren te Schoonhoven en gedoopt te Cabauw op 26-07-1758 als dochter van Joannes Abenhuijsen en Adriana Verheul.

Zowel Johan Coenraad (Koenraad) Eijgenbroot als Henricus Teuwen waren dus bekend in Rosendael en naar alle waarschijnlijkheid in dienst van Assueer Jan Torck en woonden in opdracht van hem een tijd als kastelein op het kasteel van Asten.

Assueer Jan Torck is op 21-02-1793 te Wageningen overleden, een maand voordat de Fransen voor de eerste maal Asten binnenvielen. Eusebia Jacoba de Roode van Heeckeren is op 03-12-1793 te Wageningen overleden.

Ineke Mok verstrekte mij nog de onderstaande informatie opgediept uit uit het archief van huis Rosendael:

De eigenaren van het kasteel zijn ook op de hoogte van het overlijden van Assueer Jan Torck. Zij schrijven aan Jacobus Losecaat dat de huishoudster mag blijven, als hij vindt dat zij geschikt is en geen boeren in huis neemt. Volgens een briefje dat met een speld aan het kasboek is toegevoegd, verkoopt Sophia Sprenger op 20 februari 1793 wild aan notabelen. Waarschijnlijk gaat Sophia Sprenger over tot verkoop omdat er teveel is, nu Torck gestorven is. Met mevrouw Wegener, geboren Sprenger, wordt een schikking getroffen, onder meer over de groente die zij kweekt en dat mag allemaal. Ze gaat een huisje in het dorp huren en dat begrijpen de eigenaren niet en ze vragen op 15 oktober 1793 aan Jacobus Losecaat helderheid of de huishoudster nu wel of niet het kasteel bewoont. De volgende huurder heeft zich al aangediend. Jan Steevens blijft jachtopziener en een zekere Martens de oppasser. Het testament van Assueer Jan Torck is een enorm boekwerk, waarin talloze huizen en landerijen in kaart zijn gebracht en getaxeerd. Willem Stedman wordt in deze testamenten niet bedacht, maar wel mevrouw Wegener en haar zoon, die in juni 1793 komt te overlijden. Zij trouwt later en als mevrouw Sieverts, geboren Sprenger en wonende te Wezel, wordt haar jaarlijks 375 gulden betaald.

Op basis hiervan kunnen we stellen dat na het overlijden van de baron de eerder genoemde dienstmeid Sophia Wegener nog op het kasteel gewoond20. Wilhelmina Sophia Henriette (Sophia) Sprenger is geboren te Wesel (D) op 05-06-1764 als dochter van Abraham Adolf Sprenger en Hermina Dorothea Juliane Sophie Siewert. Zij is rond 1786 getrouwd met Carl Frederick Christoph Wegener en hieronder hun gezin:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Wilhelmina Sophia Dorothea Woerden 20-05-1787 Kind ±1787

Wilhelmina Sophia Henriette (Sophia) Sprenger woonde al vanaf 1789 op het kasteel:

Asten Rechterlijk Archief 126 folio 213 verso; 10-10-1789:
Juffrouw Sophia Wegener geboren Sprenger en Gertraud Lambrech logerende op het kasteel. Zij verklaren ter instantie van W. Schuurman, te Weesel. Het betreft brieven door voornoemde dames aan hun ouders geschreven en waarin melding wordt gemaakt van het gedrag van Gerrit Schurman, bakkersknecht, te 's Gravenhage, bij Meester Monsjeur, Meester bakker aldaar. Zij hebben alleen doorgegeven wat de vrouw van voornoemde bakker hen verzocht had door te geven.

Zij is dan al gescheiden van haar eerste man en voert een zaak tegen hem, gemeld zowel in het archief van Asten als in de Opregte Haarlemsche courant van 01-10-1791 en 05-01-1792:

Asten Rechterlijk Archief 127 folio 64 verso; 01-10-1791:
Mejuffrouw Sophia Wilhelmina Henrietta Sprenger verlaten vrouw van Carl Frederik Christoph Wegener, thans te Asten present. Zij geeft procuratie aan Dirk van der Linden, procureur voor de respectieve Hove van Justitie in Holland om namens haar, comparante, als impetrante haar zaak te voeren tegen Carl Frederick Christoph Wegener, als gedaagde.

Is Carl Frederick Christoph Wegener de man die op 13-08-1790 voor de kamer van Delft naar Nederlandsch-Indië zou vertrekken, maar niet kwam opdagen?

Wilhelmina Sophia Henriette (Sophia) Sprenger verbleef zowel in 's-Gravenhage als op het kasteel van Asten en in 1792 baart zij in 's-Gravenhage een onwettig kind, dat ruim twee maanden later in Asten wordt aangegeven:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
2 Frederick Wilhelm 's-Gravenhage 11-08-1792 Kind Asten 26-06-1793

Links de doopakte in het doopboeck van predikant Casparus Janssen van de gereformeerde gemeente van Asten. Als doopgetuigen worden genoemd Jacobus Portegies, notaris in 's-Gravenhage, geboren te Leeuwarden op 04-12-1743 als zoon van Allart Portegies en Johanna Haselaar en haar toekomstige echtgenoot Cornelis Daniel Sieverts, destijds kapitein van het regiment van Randwyck volgens de Hollands historische krant van 10-08-1784:

Frederick Wilhelm Sprenger overlijdt nog geen jaar later te Asten en hieronder de overlijdensakte van het onwettige kind in het doodregister van Asten:

Wie was de vader van dit kind? Het was niet de doopgetuige en latere echtgenoot Cornelis Daniel Sieverts, want anders had hij het kind wel erkend. Opmerkelijk is ook dat het kind is genoemd naar de vader van Assueer Jan Torck.  Was het Assueer Jan Torck of misschien wel Bernardus van Zelm en toen zijn vader daar achter kwam, heeft hij hem verzocht om voor straf naar Nederlandsch Indië te reizen? Had Quaco toen geen begeleider meer en is hij Bernardus van Zelm achterna gereisd? Veel vragen waarop we hier vooralsnog geen antwoord kunnen geven.

Wilhelmina Sophia Henriette (Sophia) Sprenger reist in 1794 terug naar haar geboorteplaats Wesel (D) en is aldaar rond 1795 hertrouwd met Cornelis Daniel Sieverts, geboren te Sambeek op 21-03-1750 als zoon van Casparus Sieverts en Anna Catharina Heinsius. Het gezin van Wilhelmina Sophia Henriette (Sophia) Sprenger en Cornelis Daniel Sieverts:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
3 Anna Wilhelmina Louisa Wesel (D) 01-06-1796 's-Hertogenbosch 17-05-1822
Johan Frederik Gotlieb Bode
Breda 27-10-1881
4 Jan Cornelis Daniel Wesel (D) 14-06-1798 Veghel 25-07-1828
Anna Maria Baas
Budel 17-04-1841
Maria Wilhelmina Schreij
Hooge en Lage Mierde 03-05-1845
5 Daniel Cornelis Xanthen (D) 04-05-1801 's-Hertogenbosch 12-03-1831
Helena Maria Ostermeijer
Boxtel 18-04-1838 officier

Cornelis Daniel Sieverts staat op 12-03-1777 ingeschreven als lidmaat in Rosendael, treedt op 05-04-1779 in dienst en is daarna lidmaat in Doesburg en Zutphen, in 1790 in Zaltbommel en een jaar later weer in Doesburg. In 1793 en 1794 staat hij te boek als majoor bij het 1e bataljon van het regiment van Welderen. Hij was hoogstwaarschijnlijk een bekende van Assueer Jan Torck en in 1795 verzoekt hij om ontslag uit militaire dienst:

Wilhelmina Sophia Henriette (Sophia) Sprenger en Cornelis Daniel Sieverts woonden na hun huwelijk eerst in de buurt van Wesel (D) en in 1814 in de Keizerstraat en in 1822 in de Hinthamerstraat in 's-Hertogenbosch. Cornelis Daniel Sieverts is op 19-08-1824 te 's-Hertogenbosch overleden en in de Opregte Haarlemsche courant van 26-08-1824 de overlijdensadvertentie:

Wilhelmina Sophia Henriette (Sophia) Sprenger verhuisde daarna naar Heusden. Na 1840 woonde Wilhelmina Sophia Henriette (Sophia) Sprenger bij haar dochter Anna Wilhelmina Louisa Sieverts in Breda en is aldaar op 24-06-1855 overleden en hieronder haar overlijdensakte:

Eigenaresse Antonia Papegaij laat via haar rentmeester Leendert van Riet weten dat er problemen zijn met de tienden40:

De nieuwe huurder is Reynier Jan Buteux, geboren rond 1755 te Middelburg als zoon van Pieter Buteux en Cornelia Speldernieuw. Oorspronkelijk komt de familie Buteux uit Noord-Frankrijk en ze zijn door geloofsvervolging naar Middelburg gevlucht. Reynier Jan Buteux komt uit een gezin van vijf zonen, zoals valt op te maken uit onderstaande notities41:

Reynier Jan Buteux was van 14 mei 1782 tot 1792 officier bij de cavalerie van het regiment Stavenisse Pous en woonde daarna op het kasteel van Mierlo tot hij in 1794 in Asten op het kasteel komt wonen. Misschien had hij er lang willen vertoeven, maar op 03-10-1795 's middags kwam door zijn dood al een einde aan zijn verblijf op het kasteel (zie krantenartikel rechtsboven uit de Krantenbank Zeeland, Middelburgsche courant van 13-10-1795, bladzijde 3). Hieronder de begraafakte van Reynier Jan Buteux:

Voor zijn erfgenamen moesten de schepenen van Asten een lijst opstellen van wat Reynier Jan Buteux allemaal aan spullen had:

Asten Rechterlijk Archief 128 folio 94; 06-11-1795:
Inventaris van alle roerende goederen nagelaten door wijlen Reynier Jan Buteux, alhier te Asten, op 03-10-1795 overleden. En van welke goederen of nalatenschap Pieter Buteux, rekenmeester der provincie Zeeland, te Middelburg, voor zichzelf als qualitate quo erfgenaam, ab intestato, van bovengenoemde overledene, na genomen beraad hadden verklaard, zo voor zichzelf als qualitate quo sig niet te kunnen gedragen als erfgenaam, maar den boedel en nalatenschap van desselfs opgemerkte broeder, Reynier Jan Buteux, ten volle te repudiëren om denselven also over te geeven ter directie en dispositie der respectieve crediteuren, blijkende bij scabinale acte secretarie Asten op 18-10 laatstleden. Acte voor notaris 's-Hertogenbosch op 19-10 laatstleden. De inventaris is opgemaakt door Abraham van Nouhuys.
Aan geld, sieraden etcetera in een gouden beurs, 7 dubbelen en 2 enkele Louis d'Or, 1 gouden rijder en een ducaat, 1 goud horloge met ketting en cachet, schijnende goud te zijn, 1 horlogeketting en cachet, 2 gebroken oorringen, 1 ring met een wit steentje, 1 koperen cachette, 1 paar zilveren schoen-gespen, aan Hollands geld ƒ 29-4-8, aan vreemd geld ƒ 2-8-0, een verzegelde zak, met het cachet van Th. Sengers, alhier inhoudende aan Franse en Brabantse kronen ƒ 400,-, 7 dubbele Louis d'Or, 36 enkele Louis d'Or, 2½ gouden rijer, 12 enkele en een dubbele ducaat, 2 gouden Uytrechtse duyten, 1 zilveren doosje, 1 kettinkje denkelijk van goud, 1 reliek met diamanten, messen, lepels, zoutvaatje, peperbus, suikerdoos, een blaker, 1 obligatie van 369 pond, 15 schelling en 10 groten, 1 obligative ƒ 3000,- op 01-02-1793 ten name van L. C. van de Graaf, 24 grote messen, 18 kleine messen, 24 grote lepels, 12 grote desertlepels, 24 grote forchetten, 12 kleine forchetten. 1 zilveren bierkan.
Kleren en meubelen in een benedenkamer, 5 rokken, 3 jachtbroeken, 13 broeken, 9 vesten, 25 paar zijden kousen, zeer veel kleine kleding, hemden, vestjes, zakdoeken, onderbroeken, slaapmutsen, halsdoeken, kousen, onderkousen, broeken. Een kabinet, 1 tafel, 1 kapstok, in een latafel enig geld, enige ringen, veel snuisterijen. In een linnenkast handdoeken, tafellakens, servetten, oorfluwijnen, voorschoten, slaaplakens, gordijnen.
Op drie bovenkamers 1 paviljoen met behangsel, 1 bed, 2 spiegeltafeltjes.
Op de mangelkamer 1 mangel, 1 mangeltafel, 1 bed met toebehoren, 1 ledikant, 1 kapstok.
In een achterkamer 1 ijzeren paviljoen met behangsel, 1 nachttafeltje, 1 raseerkistje, 1 tinnen tabakscomfoortje, 1 wastafeltje en spuit, 1 likeurkeldertje met zes flessen, 1 inktkoker, 2 landkaarten, 1 speelmachine met vier dobbelstenen, 1 dito met drie dobbelstenen, vier bekers en 39 schijven, 1 zilveren operlaatetrekpot en zeefje, 1 dito melkkannetje, 1 jachtgeweer, 1 hartsvanger, 1 karwats, 1 kwakkelkooi.
In de grote zaal 2 speeltafeltjes, 1 een ronde kachel, 12 bruine stoelen, 2 leunstoelen, 1 theestoof met koperen bak, 1 hoekbuffet met daarin zes koelglazen, 46 egale wijnroemers, 23 kleine. nog diverse partijen glazen, karaffen, porcelein.
In de kleine eetzaal 1 grote ronde tafel, 1 kleine ronde tafel, 2 spiegeltafeltjes, 12 bruine stoelen, 3 dito, 2 dito leunstoelen, 7 grote schilderijen, 6 kleinere en 8 kleine, vuurgerei. In de keuken 1 rek met 10 lepels, 1 koffiemolen, 1 tinnen mosterdpot, peperbus en zoutvat, 12 galeye borden, 1 zwarte trekpot en melkkan, 1 roodkoperen chocoladekan, 1 een blikken salaemmer, 1 koperen staartpan, 1 koperen broederpannetje, vuurgerei. diverse lampen, snuiters, blakers, 1 koperen casserol met deksel. In het vaathok 1 koperen braadpan, 3 koperen ketels met deksel, enige houten en blikken emmers, 2 hakposten en een kapmes.
In provisiekelder 3 houten tonnekes, 4 stenen potten, 7 confituurpotjes, 1 doos rozijnen, 3 botterpotten.
In de meidenkamer 2 kisten, 1 knakkelkooy, 2 steevelsbeenen.
In de provisiekamer 11 soepborden, 16 lange schotels, peperbussen, mosterdpotten, zoutvaten, een olie en azijnstel, 3 lampetten, desert schaaltjes, mandjes, mesjes.
Op de zolder 1 vloertapijt, 1 leren mantelzak, 2 hoofdstellen, 1 tuig voor arresleden, 1 enkel hoofdstel, In het voorhuis 1 huishorloge, enige landbouwgereedschap.
In het koetshuis een waakhond.
In de stal divers paardegetuig en gereedschap voor de verzorging van paarden, 2 zwarte blespaarden.
In de kelder 7 flessen rode wijn, 17 flessen Moezelwijn, 35 flessen Rijnwijn, 19 flessen rode wijn, 12 flessen fijne wijnen in soort, 13 flessen Madeirawijn, 2 flessen Engels bier, 29 flessen likeur.

In de 's Hertogenbossche vaderlandsche courant van 24-11-1795 worden zijn spullen te koop aangeboden:

28b

Reynier Jan Buteux is dus op 03-10-1795 te Asten overleden en in het huizenquohier over de periode 1798-1803 is Thieleman Roosen bewoner:

Jaar Eigenaar nummer 1 Heusden Bewoners nummer 1 Heusden
1798 het casteel van de heeren van Asten Thieleman Roozen casteleijn
1803 het casteel van de heeren en vrouwe van Asten Thieleman Roozen

Thieleman Roozen is geboren rond 1742 en op 28-04-1768 te Montfoort getrouwd met Wilhelmina Stalmans van Lingen, geboren te Grave op 01-02-1739 als dochter van Gerrit Stalmans van Lingen en Christina van Verkenhorst:

Het gezin van Thieleman Roozen en Wilhelmina Stalmans van Lingen:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Hermanus Gerhardus Someren 26-02-1769 ±1796
Petronella Adrianus Rombouts
Asten 11-01-1812
Gijsberdina Zonneveldt
Asten 17-11-1839 zie Voormalig huis G539
2 Pieter Samuel Someren 05-12-1770 's-Gravenhage ±1800
Hendrica Jacoba Bosman
s-Gravenhage 14-09-1825
3 Christiaan Someren 20-11-1772 Kind Lierop 06-12-1780
4 Albertus Someren 19-02-1775 Amsterdam 13-04-1804
Alida Bosman
5 Gerrard Someren 20-07-1777 Ongehuwd 's-Gravenhage 26-11-1835
6 Jan Hendrik Someren 26-09-1779 Kind Lierop 06-03-1782
7 Catharina Christina Someren 22-09-1782 's-Gravenhage 16-09-1840
Joannes Cornelius Schraagen
's-Gravenhage 04-05-1844

Thieleman Roozen was op 15-02-1768 aangesteld als koster en schoolmeester te Lierop en daarna vorster te Asten, een beroep dat tegenwoordig als deurwaarder bekend staat en zorgde voor executie van goederen:

Asten Rechterlijk Archief 129, folio 24; 14-06-1797
Thieleman Roozen en Abraham van Nouhuys, als executeuren van de nalatenschap van wijlen Maria van Lingen, weduwe Aalbert Eevers, geven procuratie aan Willemyna van Lingen getrouwd met Thieleman Roozen, wonende alhier, de eerste comparant, om te ontvangen van Adrianus en Jan Lauwerhek, te Amsterdam de goederen en effecten onder hen berustende en behorende tot de nalatenschap van Maria van Lingen, weduwe Aalbert Eevers. Lauwehek is niet verplicht om rekening te doen. De eene helft van de uit te keren goederen komt toe aan de eerste comparant en de andere helft aan Willem van Lingen, Geertruy van Lingen, weduwe de Wringer, de kinderen van wijlen Celia van Lingen, weduwe Pieter Samuel Viala ieder 1⁄3e deel. Een en ander volgens testament van Maria van Lingen, weduwe Aalbert Eevers de dato 02-10-1789 Lierop.

In 1801 geeft Thieleman Roozen machtiging aan zijn zoon Gerrard om een half huis te verkopen:

Asten Rechterlijk Archief 105 folio 6; 08-06-1801:
Thieleman Roosen geeft machtiging aan zijn zoon, Gerrit Roosen, te Den Haag, om te verkopen de helft van een huis te Den Haag.

Thieleman Roosen is rond 1808 overleden en Wilhelmina Stalmans van Lingen42 is te 's-Gravenhage op 12-10-1818 overleden.

 

29

Hieronder een tekening aan de hand van Adriaan Brock van de wapens van de heren van Asten met daaronder een afbeelding van het door hem getekende kasteel rond 182543:

Het kasteel raakt in de achttiende eeuw in verval, vooral omdat het in bezit komt van vaak absente Hollandse regenten. Het statige edelmanshuis van weleer verwordt geleidelijk tot een verwaarloosd jacht- en zomerverblijf, slechts nu en dan verhuurd aan derden of bewoond door kasteleins. Gelijktijdig met de voortschrijdende aantasting van de heerlijke rechten, takelt het kasteel in de negentiende eeuw verder af. Na het overlijden van de vrouwe van Asten, Antonia Papegaij, in 1811 is het kasteel in eigendom van de familie Vos, gekomen. In een tijdschrift44 vinden we een uitgebreide beschrijving van de bezittingen:

29a

In de Opregte Haarlemsche courant van 09-04-1811 wordt de heerlijkheid Asten te koop aangeboden:

Het kasteel wordt verkocht aan stadsgenoot Dirk Corneliszoon Vos.

Dirk Corneliszoon Vos, 1811-1818

Dirk Corneliszoon Vos is geboren te Dordrecht op 02-12-1750 als zoon van Cornelis Vos en Maria van der Horst. Hij is op 25-06-1775 te Dordrecht getrouwd met Suzanne Oldenburg, geboren op 19-04-1747 te Dordrecht als dochter van Jacobus Oldenburg en Judith Struijk. Dirk Corneliszoon Vos was koopman en reder bij de rederij Vos en Uyterlimmen te Dordrecht, die later in vennootschap ging met de firma Bouvy, waarvan onder een schilderij van kofschip de Zwaan en de door hen gebruikte schepen:

30

Datum Schip
16-10-1769 Schip DE JONGE JANNEKE
1771 Galjootschip DE JUFFROUW ANNA
02-03-1773 Galjasschip DE EMANUEL
03-08-1776 Hoekerschip DE NIEUWE ZEEPOST
19-05-1776 Galjootschip DE HOOP
27-05-1780 Schip DE JUFFROUW SUSANNA
29-08-1781 Buysschip DE GOEDE HOOP
05-04-1783 Hoekerschip DE JONGE JAN
05-05-1783 Schip DE GOEDE VERWACHTING
17-05-1784 Schip DE JACOB
16-08-1786 Berkentijnschip DE VROUW SUZANNA

Er zijn in de archieven geen kinderen gevonden; Suzanne Oldenburg is op 17-09-1802 te Dordrecht overleden en in het Dagblad der provincie Braband van 06-09-1814 en de Opregte Haarlemsche courant van 24-09-1814 biedt Dirk Corneliszoon Vos het kasteel en de jachtrechten te huur aan:

30a 30b

Hendrik Elbertsen Wildeman was rentmeester van Dirk Corneliszoon Vos en bij 'Anna vertelt' vinden we de rekening van de kasteelheer over de jaren 1813 en 181445

Het pannendak van het neerhuis van het kasteel heeft Wildeman laten repareren door meester-timmerman en metselaar Marten van Bussel en wel voor ruim 28 en een halve gulden. Later diende Van Bussel nog een rekening in van bijna 10 gulden voor zagen en reparatie aan het neerhuis. De spijkers die de timmerman nodig had kwamen van Lambert Michielsen, die midden in het dorp zijn handel dreef. Jan van der Westen was bij de reparatie de opperman. Dertien stuivers per dag vroeg hij ervoor. Elf en een halve dag heeft Jan aan het dak meegewerkt. Het ijzerwerk was door Wildeman opgedragen aan de Astense meestersmid Bakens voor bijna 5 gulden. Jan van der Westen en Jan Seelen hadden allebei 10 dagen gezaagd voor het magazijn. Elke Jan kreeg hiervoor 7 gulden.
Natuurlijk waren er aan zo'n groot gebouw als het kasteel regelmatig dingen te herstellen, zoals de waterpompen en de sloten. Voor een kleine 2 gulden leverde Hermanus Gerardus Roozen leer voor de pompen. Aan de reparatie van de sloten verdiende meester-smid en slotenmaker Jan Simonus bijna een gulden. Bij het kasteel lagen een tuin en een bos. Daar moest gesnoeid en gespit worden en zo nu en dan geplant. Wildeman betaalde daarvoor aan Arnoldus Gragtmans 24 gulden uit en aan Jan van Bree 9 en een halve gulden. De 100 nieuwe Canedasche heesters kwamen uit Eindhoven van Jan van Dijk. Die vroeg voor het vervoeren 1 gulden. Bijna 9 gulden betaalde de rentmeester aan Henderick van Engeland uit Nuenen voor 100 wilgen- en abelenpoten. Antonij Ramaer leverde voor precies 5 gulden 2500 Canadesche en Italiaanse stekken voor plantsoen. Willem Rijnders verdiende voor het omspitten van de boomgaard meer dan 6 gulden. Het spitwerk aan de singel bij het kasteel was voor Hendrik Koolen. Zijn loon bedroeg iets meer dan dat van Willem Rijnders. Bos, tuin en singel leverden allerlei geriefhout, zoals stookhout en bonenstaken. Voor het zorgen voor dat geriefhout betaalde Wildeman 10 gulden aan Jan Verheyen. Ook andere Astenaren hadden gespit, gesnoeid en geplant bij het kasteel. De verdiensten van Jan Slaats, Francis Martens, Dirk Gorissen, Hannes van Bussel, Joost Wijnen, Goort Frenssen en Jillis van Helmond liepen uiteen van iets meer dan 3 gulden tot ruim 7 gulden.
Weduwen mochten op de goedheid van de kasteelheer rekenen. Van 4 september 1813 tot 29 januari 1814 bracht rentmeester Wildeman elke week 7 stuivers als een liefdegave naar weduwe van den Eerenbeemd. En vanaf 19 februari 1814 ontving weduwe Weerts wekelijks een zelfde bedrag. In oktober 1813 reisde rentmeester Wildeman enkele keren van Asten naar Eindhoven om met Rovers te overleggen over de cijnsboeken en hoe hij het beste de achterstallige cijnzen zou kunnen innen. Voerman en paard kostten hem elke keer bijna 2 gulden en dan was hij nog wat kwijt om onderweg wat te verteren. Bij de openbare verkoop van bomen op 18 november 1813 was er ook drank nodig en wel 3 kannen jenever, die elk 12 stuivers kostten.
Het meeste geld dat Wildeman uitgaf en in zijn rekening schreef ging via wissels naar de Astense kasteelheer Vos in Dordrecht, wel tussen de duizend en tweeduizend gulden. En ook gingen er wissels naar Johannes van Doorenmaalen in Leiden en Pieter Hurks in Rotterdam, tesamen bijna 600 gulden. Leendert van Riet kreeg 50 gulden pensioen. En dan waren er nog de jaarlijkse uitgaven aan plaatselijke belastingen, zoals de verpondingen in Asten en Vlierden, en de tienden en een rente voor het Geefhuis in Den Bosch. Zelf kreeg rentmeester Wildeman 5 procent van de bijna drieduizend gulden die hij voor de kasteelheer had geïnd. Dat kwam neer op ruim 145 gulden. En dat bracht de uitgaven voor eind 1813 en begin 1814 op ruim 2630 gulden. Zo kon nog eens bijna 284 gulden aan kasteelheer Vos worden overgemaakt. Het lijkt niet veel, maar via de wissels had hij al vele malen meer ontvangen.

In het notarieel archief van Asten van 1816 vinden we nog een huurovereenkomst met fabrikant David Horn (zie Prins Bernhardstraat 24), die enige tijd met zijn gezin, vermoedelijk tot 1827, op het kasteel heeft gewoond:

Notarieel Archief Asten 39-101; 20-11-1816:
Heer Hendrik Elberse Wildeman te Asten als rentmeester van heer Dirk Vos, heer der heerlijkheid en wonend te Dordrecht ter eenre en David Horn en Antoon Busch fabrikanten wonend Munniken Gladbach dog nu present ter andere zijde.
Heer Hendrik Wildeman verklaart te hebben verhuurd aan David Horn en Antoon Busch het kasteel met paardestal en tuintje om het gemelde kasteel binnen de binnegragt gelegen, beneffens een gedeelte van den buitenhof so als die bij de heer Hoffmeister in gebruyck is geweest, gestaan en gelegen binnen de gemeente Asten. dese huur sal aanvank nemen, te weten van de huizing te Paesschen of ordinaire verhuysenstijd en van de hooven te half maart in den aenstaende jaar 1817 en continueren den tijd en termijn van 6 eerstkomende jaren met 3 jaar scheiden. De huurders sullen jaerlijks betalen de pagt van 100 gulden en wel alle 6 maanden de helft vandien tot 50 gulden. De huurders sullen de huizinge selfs moeten bewonen en niet vermogen aen een ander over te laten dan met expresse consent van de verhuurder. De belastingen van deuren en vensters als mede de grondlasten zullen jaarlijks door de verhuurder voldaan worden, alsook alle kosten tot maximaal 25 gulden per jaar. De huurders stellen als pand henne meubelen en gereedschappen tot het fabriek behorende.

In bovenstaand archiefstuk wordt ook nog de naam Hofmeister genoemd en aan de hand van onderstaand artikel46, kunnen we opmaken dat het Johan Jacob Hofmeister betreft. Hij is volgens de krant Journal du département des bouches du Rhin van 23-11-1810 tot vrederechter in Asten benoemd:

Johan Jacob Hofmeister is geboren te Utrecht op 29-11-1771 als zoon van Jean Henry Hofmeister en Sara Margaritta de Mauregnault. Hij is als als kapitein bij de Zwitsers Regiment Lochman op 11-02-1798 te den Briel getrouwd met Margaretha Johanna de Meij, geboren te den Briel op 22-05-1774 als dochter van Leendert de Meij en Jakoba Catharina Knuijze:

Het gezin van Johan Jacob Hofmeister en Margaretha Johanna de Meij:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Johan Hendrik Utrecht 10-11-1799 Harlingen 31-10-1833
Meyke Huidekoper
Padang (Ind) 30-06-1840 luitenant ter zee
2 Jacoba Catharina Margarietha Utrecht 29-03-1801 Ongehuwd Nijmegen 01-04-1872
3 Andrea Utrecht 11-04-1802 Ongehuwd Nijmegen 18-03-1881
4 Maria Catharina Helena Den Briel 17-09-1803  Kind Breda 30-04-1804
5 Sigismund Hendrik Breda 17-02-1805 Maastricht 21-02-1853
Sara Louise Marie Pichot
Meerssen 30-04-1890 kapitein
6 Helena Petronella Breda 12-06-1808 Beuningen 10-02-1844
Hendrikus Willems Hagman
Mönchen Gladbach (D)
7 Lucas Breda 02-11-1809 Ongehuwd Batavia (Ind) 23-08-1837 luitenant ter zee
8 Aletta Petronella Wilhelmina Asten 14-01-1813 Nijmegen 29-06-1855
Johan Hermann Oberkorn
Mönchen Gladbach (D)

Johan Jacob Hofmeister was gepensioneerd majoor en verhuisde in 1813 naar de Lange Brouwerstraat in Nijmegen. Johan Jacob Hofmeister is op 26-05-1857 te Nijmegen overleden en Margaretha Johanna de Meij is op 17-10-1863 te Nijmegen overleden.

Eigenaar Dirk Corneliszoon Vos is op 06-04-1818 te Dordrecht overleden en zijn zuster Lydia erft de goederen te Asten.

Cornelis en Leendert Dupper, 1819-1836

Lydia Vos is geboren te Dordrecht op 12-06-1760 als dochter van Cornelis Vos en Maria van der Horst. Zij is op 18-03-1792 te Dordrecht getrouwd met Dirk Dupper, geboren op 25-05-1759 te Dordrecht als zoon van Leendert Dupper en Anna Anthonetta van der Werff:

31

Het gezin van Lydia Vos en Dirk Dupper:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Leendert Dordrecht 05-01-1793 Kind Dordrecht ±1793
2 Cornelis Dordrecht 05-04-1794 Dordrecht 22-10-1823
Margareta Johanna Vaart
Dordrecht 05-05-1838 zie Cornelis en Leendert Dupper
3 Anna Antonia Dordrecht 01-04-1795 Kind Dordrecht 26-01-1814
4 Leendert Dordrecht 16-01-1801 Asten 26-06-1823
Drisia Dionysia Cornelia Ramaer
's-Hertogenbosch 01-04-1838 zie Cornelis en Leendert Dupper
5 Dirk Dordrecht 14-07-1802 Kind Dordrecht ±1802

Dirk Dupper is op 19-04-1827 te Dordrecht overleden en Lydia Vos is op 31-05-1831 te Dordrecht overleden. Het bezit van de heerlijkheid Asten is al op 2 september 1822 overgegaan naar hun kinderen Cornelis en Leendert.

Zoon Cornelis Dupper is geboren te Dordrecht op 05-04-1794 als zoon van Dirk Dupper en Lydia Vos. Hij is op 22-10-1823 te Dordrecht getrouwd met Margaretha Johanna Vaart, geboren te Dordrecht rond 1800 als dochter van Christiaan Vaart en Maria Antonia van der Geer. Hieronder het gezin van Cornelis Dupper en Margaretha Johanna Vaart:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Dirk Dordrecht 02-08-1824 Ongehuwd Dordrecht 14-12-1848
2 Anthon Boudewijn Dordrecht 31-07-1828 kwekeling te Elst
3 Cornelie Marianne Dordrecht 13-03-1834 Dordrecht 09-08-1871
Jacobus Arie Staps
Dordrecht 05-03-1902
4 Bernardus Leonard Dordrecht 02-04-1836
5 Boudewijn Aart Willem Dordrecht 10-01-1839 Maastricht 28-02-1866
Grada Wilhelmina Cornelissen
Honnef 18-08-1873

Cornelis Dupper is op 05-05-1838 te Dordrecht overleden en Margaretha Johanna Vaart 03-11-1844 te Dordrecht overleden

Zoon Leendert Dupper is geboren te Dordrecht op 11-01-1801 als zoon van Dirk Dupper en Lydia Vos. Hij is op 26-06-1823 te Asten getrouwd met Drisia Dionysia Cornelia Ramaer, geboren te Kessel op 10-05-1794 als dochter van Johannes Ramaer en Johanna Zijnen. Zij woonden tot ongeveer 1829 op het kasteel van Asten, hetgeen onder meer blijkt uit hun huwelijksakte en de geboortes van hun kinderen:

31a

Het gezin van Leendert Dupper en Drisia Dionysia Cornelia Ramaer:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Lidia Maria Asten 16-06-1824 Ongehuwd Utrecht 21-01-1900
2 Johanna Dina Asten 20-03-1826 Ongehuwd Utrecht 10-06-1899
3 Dirk Willem Anthonij Stratum 21-04-1829 Ongehuwd Vrijenban 03-04-1856
4 Pieter Anthonij 's-Hertogenbosch 25-01-1833 10-05-1869
Maria Jacomina Vermeulen
Griekwastad (ZA) Schoolmeester
in Biesjedam (ZA)

Op wikipedia staat het volgende over Leendert Dupper:

In 1825 verhuurde de Astense heer Leendert Dupper Dirkzoon de Astense windmolen met het daarbij horende groot en klein molenhuis alsmede de watermolen onder Vlierden aan de Veghelse molenaar Pieter Holten.

32

Volgens de nevenstaande lijst met ingeschrevenen van januari 1831 van 's-Hertogenbosch is Leendert Dupper met zijn gezin vanuit Stratum naar 's-Hertogenbosch verhuisd.

Leendert Dupper is op 01-04-1834 te 's-Hertogenbosch overleden en Drisia Dionysia Cornelia Ramaer is te Appeltern op 29-05-1835 overleden.

In de opregte Haarlemsche Courant van 05-04-1834 staat een overlijdensadvertentie van Leendert Dupper:

33

Bij het kadaster van Asten over de periode 1811-1832 staat het kasteel op naam van Cornelis en Leendert Dupper:

Kadaster 1811-1832; E800:
Kasteel en erf, groot 1 bunder 25 roede 30 el, Kasteel, klassen 1.
Eigenaar: Cornelis en Leendert Dupper.
Op d'uijterste tegens den Peel gelegen, 't huijs te Asten redelijck sterk.

34

35

De echtgenote van Leendert Dupper, Drisia Dionysia Cornelia Ramaer, overlijdt in het huis van een schoonzuster op 29-05-1835 te Maasbommel, zoals gemeld in de Opregte Haarlemsche courant van 04-06-1835:

In 1836 wordt de heerlijkheid Asten door Cornelis Dupper te koop aangeboden en hiermee eindigt een dynastie van rijke investeerders 

Willem Francis Guljé, 1836-1856

Op 15 december 1836 is de heerlijkheid voor de koopsom van ƒ 56.390,- aangekocht door Willem Francis Guljé en wordt hij met de heerlijkheid Asten beleend. In de Opregte Haarlemsche courant van 29-09-1836 wordt de verkoop van de heerlijkheid genoemd:

35a

En in de Noord-Brabander van 03-12-1836 lezen we dat de verkoop rond is:

Op wikipedia lezen we over Willem Francis Guljé het volgende:

Willem Francis Guljé, kasteelheer te Asten, behoorde tot een welgestelde katholieke familie. Naast het kasteel waren er ook twee boerderijen, een windmolen en een perceel grasland. Het landgoed mat in totaal 68 hectare Hij kreeg jacht- en visrecht, en ook het tiendrecht. Voorts was hij gerechtigd om te Vlierden een watermolen te bouwen. Hij was kantonrechter in Oirschot, en bleef daar wonen. Het kasteel werd slechts als zomer- en jachtverblijf gebruikt. Hij zou de eerste van een nieuwe dynastie van kasteelheren worden.

Willem Francis Guljé is geboren te Helmond op 11-03-1777 als zoon van Petrus Franciscus Guljé en Johanna Catharina Coolen. Hij is op 30-12-1810 te Oirschot getrouwd met Jacoba Antonia van Baar, geboren te Sint-Oedenrode op 29-09-1787 als dochter van Jan Baptist van Baar en Anna Judith Wilhelmina de Laure. Hieronder hun ondertrouw in Journal du département des bouches du Rhin van 18-12-1810 en hun huwelijksakte:

36

Het gezin van Willem Francis Guljé en Jacoba Antonia van Baar:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Antonia Joanna Oirschot 27-10-1811 Kind Oirschot 05-11-1814
2 Catharina Anna Oirschot 16-04-1813 Kind Oirschot 31-10-1814
3 Maria Judith Oirschot 06-09-1814 Rotterdam 08-05-1850
Petrus Boreel Mauregnault
's-Hertogenbosch 09-03-1896 zie Maria Judith Guljé
4 Francis Joannes Oirschot 06-06-1816 Kind Oirschot 19-05-1817
5 Joannes Amandus Oirschot 13-06-1818 Ongehuwd Oirschot 09-01-1892 zie Joannes Amandus Guljé

Willem Francis Guljé was naast dokter ook kantonrechter in Oirschot en lid van het provinciaal genootschap van kunsten en wetenschappen in Noord-Brabant. Hieronder een rechtszaak in 1844 en zijn 50-jarige dienstverband als dokter in de Noord-Brabanter van 13-07-1850:

Willem Francis Guljé doet als krasse knar nog een gooi naar het lidmaatschap van de Provinciale Staten en een lezer betuigt in de Noord-Brabanter van 12-09-1850 zijn steun:

Hieronder een tekening van het kasteel daterend uit de 19e eeuw:

Willem Francis Guljé is op 02-02-1856 te Oirschot overleden en Jacoba Antonia van Baar is te Oirschot op 03-07-1858 overleden. Linksonder het bidprentje bij het overlijden van Willem Francis Guljé en rechtsonder in de krant Zuid-Willemsvaart van 17-12-1887 de verkoop van hout door de erfgenamen van de familie Guljé.

37 38

Zoon Joannes Amandus is daarna eigenaar geworden.

Joannes Amandus Guljé, 1856-1892

Joannes Amandus Guljé is geboren op 13-06-1818 te Oirschot als zoon van Willem Francis Guljé en Jacoba Antonia van Baar (zie Willem Francis Guljé). In wikipedia lezen we het volgende over Joannes Amandus Guljé:

Joannes Amandus Guljé was, evenals zijn vader, Willem Francis Guljé, een geziene huisarts te Oirschot en was belezen omtrent aardrijkskunde en geschiedenis. Toen hij kasteelheer van Asten was, in 1862, werd het tiendrecht afgekocht door een Tiendcommissie. Hij wilde dat recht echter alleen tegen een buitensporig hoog bedrag afkopen, waarop de commissie hem een heerlijke maaltijd aanbood, overvloedig begoten met wijn. Daarbij tekende hij terloops het afkoopcontract, een daad waarvan hij de volgende ochtend veel spijt had. Daarom kwam hij nooit meer in Asten en heeft nooit meer in zijn bezit geïnvesteerd. Joannes Amandus Guljé was ongehuwd. Na zijn dood kwam het bezit aan zijn zus, Maria Judith Guljé.

Joannes Amandus Guljé heeft medicijnen gestudeerd aan de universiteit van Groningen. In het bevolkingsregister van Asten over de periode 1859-1879 staat het kasteel te boek als onbewoond en ook in de verdere periodes tot 1938 wordt geen bewoning vermeld:

Linksonder meldt de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 08-08-1865 dat Joannes Amandus Guljé is gekozen in de gemeenteraad van Oirschot en rechtsonder een advertentie voor de verkoop van bomen in het Algemeen Handelsblad van 27-03-1866:

In de 'Quote 143' van 1875 bezet Joannes Amandus Guljé de 117e plaats, zoals gemeld in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 08-05-1875 met rechts daarvan een schildering van het kasteel van Asten in 1879:

In 1880 zakt hij naar de 142e plaats. Joannes Amandus Guljé woonde en werkte in Oirschot en in 1891 verkoopt hij hooi, stro en hout:

Oirschot Notariële Akte 2031 27; 11-02-1891:
Verkoop van hooi en stroo ten verzoeke van Joannes Amandus Guljé, medicinae doctor Oirschot, opbrengst 128,50.

Oirschot Notariële Akte 2031 29; 16-02-1891:
Verkoop van bomen, schaarhout en brandhout ten verzoeke van Joannes Amandus Guljé, medicinae doctor, Francis van Kemenade, bouwman en Johanna Leijtens, weduwe Eijmbert de Laat, zonder beroep, allen wonende te Oirschot. Opbrengst 255,70.

Hieronder een foto gemaakt rond 1889 van het in verval geraakte kasteel:

Joannes Amandus Guljé is ongehuwd te Oirschot op 09-01-1892 overleden en hieronder de overlijdensakte.

39

Het kasteel, dat tot die tijd nog geregeld als jacht- of zomerverblijf werd gebruikt, is daarna niet meer bewoond en langzaam ten onder gegaan, zoals blijkt uit onderstaande geschiedschrijving uit het Noordbrabantsch dagblad voor het huisgezin van 12-12-1940:

Hieronder een foto van het kasteel gemaakt rond 1894 vlak voordat het middenschip is ingestort:

Na 1892 neemt zijn zus Maria Judith Guljé de heerlijkheid Asten over.

Maria Judith Guljé, 1892-1896

Zus Maria Judith Guljé van Joannes Amandus Guljé is geboren te Oirschot op 06-09-1814 als dochter van Willem Francis Guljé en Jacoba Antonia van Baar (zie Willem Francis Guljé). Zij is te Rotterdam op 09-05-1850 getrouwd met Petrus Alexander Jacobus Henricus Boreel de Mauregnault, geboren op 18-06-1809 te Heumen als zoon van Johan Anthonij Boreel de Mauregnault en Jacoba Catherina Henrietta Craan:

40

Het gezin van Maria Judith Guljé en Petrus Alexander Jacobus Henricus Boreel de Mauregnault:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Raphaela Maria Alexandra
Oirschot 10-11-1853 's-Hertogenbosch 30-01-1877
Franciscus van Hovell tot Westerflier
Gorssel 13-04-1911 zie Raphaela Boreel
en Franciscus van Hövell
2 Francis Amandus Gabriel Oirschot 05-07-1857 Ongehuwd Oirschot 01-03-1887

Maria Judith Guljé is voor haar huwelijk dienstbode geweest bij de familie Spaapen-Trousselot in de Nieuwstraat in Rotterdam. De familie de Mauregnault kwam uit Henegouwen en behoorde sinds 1815 tot de Nederlandse adel. In 1651 trouwde Caspar de Mauregnault met Agnes Boreel en het gezin werd Boreel de Mauregnault. Hieronder portretten uit 1852 van Petrus Alexander Jacobus Henricus Boreel de Mauregnault en Maria Judith Guljé47:

40a 40b

Zij hebben gewoond in 's-Gravenhage, Leeuwarden, Zeist en 's-Hertogenbosch. Petrus Alexander Jacobus Henricus Boreel de Mauregnault is op 04-03-1875 te 's-Hertogenbosch overleden en Maria Judith Guljé woont nog kort rond 1875 en in 1893 in het huis van haar broer Joannes Amandus Guljé in Oirschot. In het Rotterdamsch Nieuwsblad van 12-10-1895 wordt genoemd hoe groot de eikenbomen bij het kasteel wel niet waren:

Piet Hamilton beschrijft in 'Het verleden van Asten' in de krant de Zuid-Willemsvaart van 18-05-1904 de overgang van de de heerlijkheid van de familie Guljé naar Baron van Hövell:

39a

39b 39c

Maria Judith Guljé is op 09-03-1896 te 's-Hertogenbosch overleden. Daarna wordt haar dochter Raphaela Maria Alexandra Boreel de Mauregnault vrouwe van Asten.

Raphaela Maria Alexandra Boreel de Mauregnault, 1896-1911

Raphaëla Maria Alexandra Boreel de Mauregnault is geboren te Oirschot op 10-11-1853 als dochter van Petrus Alexander Jacobus Henricus Boreel de Mauregnault en Maria Judith Guljé (zie Maria Judith Guljé). Zij is op 30-01-1877 te 's-Hertogenbosch getrouwd met Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier, geboren te Voorst op 30-05-1846 als zoon van Clemens Josephus van Hövell tot Westervlier en Wezeveld en Aleida Catharina Maria Ernestine van der Heyden van Doornenburg. Het gezin van Raphaëla Maria Alexandra Boreel de Mauregnault en Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Clemens Ernest Alexander 't Joppe 23-04-1878 's -Hertogenbosch 29-05-1906
Paulina van der Does de Willebois
Roermond 14-05-1956 zie Clemens E van Hövell
2 Ernest Otto Josef 't Joppe 16-12-1879 's-Hertogenbosch 18-05-1909
Maria Josepha Huberta de Kuyper
Escharen 04-04-1931
3 Maria Clementine Jacoba 't Joppe 29-01-1883 Gorssel 06-06-1905
Eduard van Voorst tot Voorst
's-Hertogenbosch 27-12-1961 Eduard is zoon van de
commissaris van de koningin
van Noord-Brabant
4 Frans Alexander Joseph 't Joppe 24-12-1884 Nijmegen 31-01-1917
Louisa Engelen van Pijlsweert
Beek 29-05-1943
5 Jacoba Antonia Eugenia 't Joppe 09-06-1887 Gorssel 14-10-1920
Hubertus Joseph von Heyden
Haaksbergen 02-01-1970 Hubertus moeder is zuster
van de commissaris van de
koningin van Noord-Brabant
6 Alexander Eduard Hubert 't Joppe 19-07-1889 Ongehuwd Deventer 10-12-1949 zie Alexander van Hövell
7 Juliana Louisa Francisca 't Joppe 08-07-1893 Gorssel 25-04-1917
Hubertus Ignatius von Heyden
's-Gravenhage 29-07-1960
Pieter Cornelis Lutherus Blom
Gorssel 23-12-1984 dochter Lidia Félicie Marie

Zij woonden op huis 't Joppe in de buurt van Zutphen:

41

Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier woonde hier met zijn vrouw Raphaëla Maria Alexandra Boreel de Mauregnault en hun alliantiewapens staan in de gevel. Tevens liet hij de oude bouwhuizen vervangen door nieuwe bijgebouwen en liet hij bij het landhuis de rooms-katholieke kerk bouwen, zodat hij niet naar Zutphen ter kerk hoefde. Rond 1880 werd een berceau, een tunnel van haagbeuken, aangeplant. In het parkbos liggen onder meer een koepel, waaronder zich een ijskelder bevindt, en een sterrenbos. De huidige eigenaren zijn de erven van Lidia Félicie Marie jonkvrouwe van Heyden, kleindochter van Frans Ernst Alexander van Hövell tot Westerflier.

Raphaëla Maria Alexandra Boreel de Mauregnault is te Gorssel op 13-04-1911 overleden en haar echtgenoot Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier is daarna alleen heer van Asten.

Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier, 1911-1917

Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier is tot 1917 heer van Asten. Zijn zonen Clemens Ernest Alexander en Alexander Eduard Hubert van Hövell tot Westervlier nemen dan het heerschap van Asten over. Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier is op 07-09-1926 te Gorssel overleden. Bij het Brabants Historisch Informatiecentrum is er documentatie over een overtreding op het heerlijk jachtrecht in Asten door Antonius van Lierop en proces tussen Franciscus Ernest Alexander baron van Hövell tot Westerflier enerzijds en Theodorus Janssen, grondeigenaar in Asten, anderzijds over erkenning heerlijk jachtrecht in de periode 1912-1915.

De gemeente Asten wilde in 1912 wel eens testen of op haar eigendommen een heerlijk jachtrecht rustte en gaf de onvermogende jager Antonius van Lierop toestemming om daarop te jagen. De eigenaren van het heerlijk jachtrecht over Asten, de familie Van Hövell van Westervlier en Weezeveld, dienden een bezwaarschrift in bij Gedeputeerde Staten, waarop de gemeente de vergunning aan van Lierop introk. Deze had echter ook van andere grondeigenaren toestemming gekregen, die stelden niets te weten van een heerlijk jachtrecht over hun eigendommen. De familie van Hövell kreeg in deze zaak gelijk en liet in 1914 verschillende advertenties plaatsen om het jachtrecht te verpachten. De uitspraak maakte echter geen einde aan de acties die in Asten tegen het heerlijk jachtrecht gevoerd werden, zoals ook blijkt uit de lijst van bekeuringen die de jachtopziener uitdeelde op het jachtterrein van de heer van Asten.

Ter illustratie hieronder in de Nieuwe Tilburgsche courant van 25-02-1914, de verpachting van de jacht; in de  Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 17-09-1915 de aanstelling van een jachtopziener en in het Nieuwsblad van het Zuiden van 02-09-1919 de bekeuringen van jagers:

Bij een in 1920 gehouden enquête over de schade door wild aan gewassen in oostelijk Noord-Brabant, wordt ook het jachtrecht van de heren van Asten in twijfel getrokken en worden ze ook beschuldigd van het niet beheersbaar houden van de wildstand48

Hieronder nog een foto van het kasteel rond 1900:

Clemens Ernest en Alexander Eduard van Hövell tot Westervlier, 1917-1949

Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier is geboren op 23-04-1878 te 't Joppe als zoon van Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier en Raphaëla Maria Alexandra Boreel de Mauregnault (zie Raphaela Maria Alexandra Boreel de Mauregnault). Hij is te 's-Hertogenbosch op 29-05-1906 getrouwd met Paulina Antonia Cecilia Maria van der Does de Willebois, geboren te 's-Hertogenbosch op 26-08-1880 als dochter van Petrus Josephus Johannes Sophia Maria van der Does de Willebois en Maria Henrietta Elisabeth Bosch van Drakenstein. Het gezin van Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier en Paulina Antonia Cecilia Maria van der Does de Willebois:

# Voornaam Geboorte Huwelijk Overlijden Referentie
1 Maria Paulina Raphaela 's-Hertogenbosch 13-04-1909 Roermond 06-10-1932
Louis Michiels van Kessenich
Roermond 19-09-1992
2 Clemens Frans Marie
's-Hertogenbosch 03-07-1910 Tours (F) 13-06-1947
Marie d'Espinay Saint-Luc
Asten 09-04-1981 zie Clemens F van Hövell
3 Elisabeth Ernestine Marie 's-Hertogenbosch 30-07-1914 Roermond 11-01-1939
Alex van der Heyden Doornenburg
Zwolle 06-12-1999 woonden van 1939-1944
op het kasteel
4 Cecilia Jacoba Francisca 's-Hertogenbosch 13-03-1916 Roermond 12-01-1953
Olivier Chardon du Raquet
Versailles (F) 05-09-1992

Hieronder de genealogie van Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier met de familie Guljé en Boreel de Mauregnault49:

Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier begon zijn maatschappelijke carrière als advocaat in 's-Hertogenbosch, waarna hij substituut-griffier werd bij het gerechtshof. Na 1918 werd hij rechter en later vicepresident bij de arrondissementsrechtbank in Roermond.

In 1929 wordt in Asten gestart met de afschaffing van het jachtrecht en net als in de omliggende heerlijkheden duurt het lang vooraleer de beslissing genomen wordt50:

Tegen de dure afkoop van de jachtrechten van de heren van Hövell tot Westerflier procederen Hendrikus Eijsbout, Theodorus van Brussel en Petrus Aarts, aldus de krant de Zuid-Willemsvaart van 13-10-1933:

In 1933 wordt een lijst van monumenten in Asten opgesteld51, waaronder ook het kasteel van Asten wordt genoemd, waarvan rechtsonder een foto uit die tijd:

Broer Alexander Eduard Hubert van Hövell tot Westervlier is geboren op 19-07-1889 te 't Joppe als zoon van Franciscus Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier en Raphaëla Maria Alexandra Boreel de Mauregnault (zie Raphaela Maria Alexandra Boreel de Mauregnault). Hij is ongehuwd op 10-12-1949 overleden. Daarna is Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier alleen heer van Asten.

Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier, 1949-1956

In de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 03-07-1926 bezoekt Johan Dionysius Looyen het kasteel en geeft daarvan een korte beschrijving:

41a

Een schets van het kasteel met hoeve zoals het er ooit moet hebben uit gezien met rechts een foto van Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier51:

42 42a

Omdat Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier na zijn pensionering op het toen vervallen kasteel wilde gaan wonen, startte hij in 1935 met een herbouwcampagne. Linksonder in de Haagsche courant van 16-01-1935 de status van het kasteel voor de restauratie en rechtsonder in de Telegraaf van 13-12-1941 na de restauratie:

De architect van de restauratie de Helmonder Lambert de Vries overlijdt tijdens het werk aan het kasteel van Asten en Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier schrijft een in memoriam in De Maasbode van 31-03-1939:

Het nationale dagblad van 09-12-1941, een niet onomstreden Duitsgezinde krant, geeft een inkijkje in het kasteel met rechts daarvan een foto van het gerestaureerde kasteel gemaakt rond 1940:

In het kasteel woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog dochter Elisabeth Ernestina Maria van Hövell tot Westerflier, geboren te 's-Hertogenbosch op 30-07-1914. Zij is op 11-01-1939 te Roermond getrouwd met Alexander Joan Ernest Egon Canisius van der Heijden van Doornenburg, geboren te Vorden op 17-06-1916 als zoon van Alexander Eduard Carel Canisius van der Heijden van Doornenburg en Christine Maria Antonia Ferdinande von Mengden. In de Limburger Koerier van 10-06-1941 de geboorte van dochter Maria:

42b

Linksonder drie foto's van het echtpaar van der Heijden-van Hövell20; middenboven in de krant de Zuid-Willemsvaart van 30-03-1942 wordt om levende vis gevraagd; middenonder in het Provinciaal Limburgsch dagblad van 09-10-1943 de geboorte van dochter Reiniera; rechtsboven in het Provinciaal Limburgsch dagblad van 21-06-1944, zoekt men een verpleegster en rechtsonder in de Helmondsche courant van 11-07-1945 is de hond zoek geraakt:

'Anna vertelt' deelt ons nog mee in haar laatste verhaal het volgende mee52:

Asten is 22 september 1944 bevrijd en Heusden en Ommel een paar dagen daarna. Heusden is echter pas echt bevrijd toen de Duitsers in november 1944 voorgoed uit de Peel verdreven waren. De kasteelbewoners konden zich na 22 september ook nog niet echt vrij voelen. De binnenplaats stond vaak vol met Amerikaanse jeeps en pantserwagentjes. Dat wisten de Duitsers. 's Nachts kwamen groepjes Duitsers door de Peel vanachter de kanalen naar Heusden. Zowat elke nacht. Een groep die zich op de Moost had genesteld, ging vaak op de Behelp bij de boeren melk drinken en eieren eten. Van daaruit beschoten ze het kasteel. Op 4 oktober waren ze 's avonds tot dicht bij het kasteel gekomen en het kwam tot een strijd met de Amerikanen, die het kasteel bewaakten. Het kasteel werd zo hevig beschoten dat het in brand vloog. De kasteelbewoners konden zolang wonen op de Heusdense pastorie. Het mooie werk van de baron was geheel vernield. Het kasteel was en bleef sinds die vurige vierde oktober 1944 onbewoonbaar.

Alexander van der Heijden van Doornenburg is op 13-06-1973 te Gorssel overleden en Elisabeth Ernestina Maria van Hövell tot Westerflier is op 06-12-1999 te Zwolle overleden.

Paulina Antonia Cecilia Maria van der Does de Willebois is op 19-03-1952 te Roermond overleden en Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier is op 14-05-1956 te Roermond overleden. Het heerschap wordt overgenomen door hun zoon Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier.

Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier, 1956-1981

Zoon Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier is geboren te 's-Hertogenbosch op 03-07-1910 als zoon van Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier en Paulina Antonia Cecilia Maria van der Does de Willebois (zie Clemens Ernest Alexander van Hövell tot Westervlier). Hij is op 13-06-1947 te Tours (F) getrouwd met Marie Josèphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc, geboren op 25-09-1923 te Saint Quentin (F) als dochter van Raoul Antoine d'Espinay Saint-Luc en Anne l'Abbe de Montais.

Over Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier en Marie Josèphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc lezen we in wikipedia met rechts daarvan een foto van hen met het Sint Joris gilde bij de restauratie van de voorburcht in 197520:

Clemens Frans Marie van Hövell van Westervlier en Weezeveld wilde burgemeester worden, en werd op 15 mei 1940 benoemd tot burgemeester van Bingelrade. Aangezien Nederland toen bezet was, viel dit zwaar en in 1943 dook hij onder in zijn ouderlijk huis te Roermond. Aldaar werd hij opgeroepen voor tewerkstelling in Duitsland. Na onder moeilijke omstandigheden naar Düsseldorf gegaan te zijn, ontsnapte hij, bereikte 't Joppe en later Bingelrade weer.
In 1947 ging Clemens van Hövell naar Frankrijk, waar hij Marie Josèphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc weer ontmoette, de dochter van het gezin waar hij begin jaren 1930 te gast was om Frans te leren. Ze trouwden en gingen in Limburg wonen.
In 1954 werd Clemens van Hövell burgemeester van Wijlre en zette zich daar in voor natuurbehoud. Bij zijn afscheid in 1975 werd hij daar benoemd tot ereburger. Hij wilde nu in Asten komen wonen en heeft een kasteelhoeve daartoe gerestaureerd en ingericht. De contacten die hij met de plaatselijke bevolking had opgebouwd, onder meer via het beschermheerschap van het schuttersgilde Sint-Joris, kon hij nu verder ontplooien. Marie Josèphe richtte in Asten de Alliance Française op. De restauratie, of zelfs de conservering, van de vervallen kasteelruïne, werd door hem niet gestimuleerd. Probleem was daarbij zijn slechter wordende gezondheid. Hij stierf in 1981 en was daarmee de laatste kasteelheer van Asten.

Clemens Frans Marie van Hövell tot Westervlier is op 09-04-1981 te Asten overleden. Hieronder een korte levensbeschrijving in het Limburgsch dagblad van 11-04-1981 en daaronder de overlijdensadvertentie in de Telegraaf van 11-04-1981 met rechts daarvan een foto van de laatste kasteelheer van Asten:

Zijn echtgenote Marie Josèphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc wordt daarna alleen vrouwe van Asten.

Marie Josèphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc, 1981-1984

Marie Josèphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc is van 1981 tot 1984 vrouwe van Asten en woonde op het kasteel en we lezen in wikipedia:

Marie Josèphe bleef nog van 1981 tot 1984 op het kasteel wonen, maar de familie besloot in 1983 om het kasteel te verkopen, inclusief het landgoed van 46 hectare. De gemeenteraad spande zich niet erg in om het geheel te behouden en het dreigde in delen te worden verkocht, wat ook gebeurde, waarmee in 1984 een einde aan de heerlijkheid kwam. Het kasteelcomplex werd verkocht aan de Stichting Wederopbouw Kasteel Asten, een collectief dat het wilde opknappen en voor bewoning door een vijftal gezinnen geschikt maken.

Marie Josèphe Brigitte d'Espinay Saint-Luc is op 02-09-2005 te Roermond overleden.

Links nog een foto van het kasteel rond 1930 en rechts een foto na de verwoesting van het kasteel in de Tweede Wereldoorlog:

43 44

Tot slot hieronder een oude beschrijving van het kasteel van Asten volgens de Schoemaker atlas53 met daaronder een artikel over het jachtrecht in de heerlijkheid Asten uit de krant de Zuid-Willemsvaart van 09-09-1933, dat een mooie samenvatting geeft van de eigenaren en bewoners van het kasteel van Asten. Een meer gedetailleerde versie is te zien bij het proces dat de heren van Asten, van Hövell tot Westervlier, voerden tegen Francis Aarts op de Voorste Diesdonk (zie Voormalig huis F1155):

45

Als afsluiting nog een schilderij van de ruïne gemaakt in 1902 door Willem Cornelis Rip:

Overzicht bewoners

Casteel op Heusden
Jaar Eigenaar Geboorte Hoofdbewoner Geboorte
1399 Gerard van Berkel ±1340
1417 Goossen van Berkel ±1365
1432 Gerard van der Aa ±1380
1443 Anna van Schoonhoven ±1390
1457 Johanna van der Leck ±1400
1471 Peter van Vertaing ±1435
1476 Berthout Back ±1420
1496 Jan Back van Asten ±1440
1508 Otto Back van Asten ±1470
1509 Adriana Back van Asten ±1475
1535 Reinout IV van Brederode ±1510
1584 Maximiliaan van Brederode ±1553
1591 Wolfert van Brederode ±1549
1592 Catharina van Brederode ±1570
1640 Johannes Salm van Malgré* ±1600
1643 Agnes Wilhelmina van Merode ±1610 Agnes Wilhelmina van Merode ±1610
1646 Willem van Oetelaar* Sint-Oedenrode 13-02-1617
1656 Everard van Doerne Liessel ±1636
1705 Anna Catharina Constantia van Boecop ±1650 Anna Catharina Constantia van Boecop ±1650
1716 Anna Wilhelmina van Doerne Asten 08-03-1682 Anna Wilhelmina van Doerne Asten 08-03-1682
1720 Johan Christoffel de Bertholt Ruyff de Belven ±1685
1722 Caspar van Meerwijck Kessel ±1655
1724 Albert Ferdinand baron de Bierens Baarlo 09-04-1716
1724 Johan Christoffel de Bertholt Ruyff de Belven ±1685

* echtgenoot van Agnes Wilhelmina van Merode, dochter van Bernard van Merode en Catharina van Brederode

Heusden huis 1 (Kasteel)
Jaar Eigenaar Geboorte Hoofdbewoner Geboorte
1735 Pieter Valckenier Amsterdam 14-03-1691 Hendrik Brants
1738 Bregje van Ghesel Amsterdam 27-05-1698 Hendrik Brants
1754 Cornelis van Hombroek Dordrecht 21-11-1709 Francis Hoefnagels Someren 07-07-1709
1754 Jan van Nievervaart Dordrecht 29-05-1705 Francis Hoefnagels Someren 07-07-1709
1787 Antonia Papegaaij Dordrecht 24-07-1719 Francis Hoefnagels Someren 07-07-1709
1787 Cornelis van Nievervaart Dordrecht 20-05-1736 Johan Carel Kuffer ±1740
1790 Martinus van Nievervaart Dordrecht 15-06-1738 Assueer Jan Torck 's-Gravenhage 12-07-1733
1793 Antonia Papegaaij Dordrecht 24-07-1719 Wilhelmina Sophia Sprenger Wesel (D) 05-06-1764
1794 Antonia Papegaaij Dordrecht 24-07-1719 Reynoud Jan Buteux Middelburg ±1755
1803 Antonia Papegaaij Dordrecht 24-07-1719 Thieleman Roozen ±1740
1811 Dirk Corneliszoon Vos Dordrecht 02-12-1750 Johan Jacob Hofmeister Utrecht 29-11-1771
1817 Dirk Corneliszoon Vos Dordrecht 02-12-1750 David Horn Waldniel (D) ±1762
1819 Cornelis Dupper Dordrecht 05-04-1794 David Horn Waldniel (D) ±1762
1819 Leendert Dupper Dordrecht 05-01-1793 David Horn Waldniel (D) ±1762
Kasteel
# Periode Eigenaar Geboorte Hoofdbewoner Geboorte
E800 1836-1856 Willem Francis Guljé Helmond 11-03-1777 meestentijds niet bewoond
D54 1856-1892 Joannes Amandus Guljé Oirschot 13-06-1818 meestentijds niet bewoond
1892-1896 Maria Judith Guljé Oirschot 06-09-1814 meestentijds niet bewoond
1896-1911 Rafaela Boreel de Moregnault Oirschot 10-11-1853 onbewoond
1911-1917 Frans van Hövell tot Westervlier Voorst 30-05-1846 onbewoond
1917-1949 Clemens Ernest van Hövell tot Westervlier 't Joppe 23-04-1878 Elisabeth Ernestina Maria van Hövell tot Westerflier* 's-Hertogenbosch 30-07-1914
1917-1949 Alexander van Hövell tot Westervlier 't Joppe 19-07-1889
1949-1956 Clemens Ernest van Hövell tot Westervlier 't Joppe 23-04-1878
1956-1975 Clemens Frans van Hövell tot Westervlier 's-Hertogenbosch 03-07-1910
1975-1981 Clemens Frans van Hövell tot Westervlier 's-Hertogenbosch 03-07-1910 Clemens Frans van Hövell tot Westervlier 's-Hertogenbosch 03-07-1910
1981-1984 Maria Josephe d'Espinay Saint-Luc Tours (F) 25-09-1923 Maria Josephe d'Espinay Saint-Luc Tours (F) 25-09-1923
1984 stichting behoud kasteelerfgoed

* van 1939 tot 1944 bewoner van het kasteel

Referenties
  1. ^abDe Geschiedenis van het Bisdom 's-Hertogenbosch (https://books.google.nl/books/about/Geschiedenis_van_het_Bisdom_s_Hertogenbo.html?hl=nl&id=9t1aAAAAcAAJ&redir_esc=y)
  2. ^Gerard Nicolaas Gerard van Berckel (https://www.geni.com/people/Gerard-Nicolaas-Gerard-van-Berckel-ridder/6000000009495554794)
  3. ^abBossche zegels (https://www.geneaservice.nl/zegels/z004.html
  4. ^Bossche encyclopedie (http://bossche-encyclopedie.nl/overig/verdwenen%20panden/hof%20van%20brabant.htm)
  5. ^De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars of bewoners in vroegere eeuwen (http://www.eraspiaf.org/documents/De%20voorname%20huizen%20van%20Den%20Bosch%20Dl-3.pdf)
  6. ^Historische onderzoek Schoutsrekeningen (http://www.henkbeijersarchiefcollectie.nl/historisch_onderzoek/Schoutsrekeningen/schoutsrek.074.doc)
  7. ^abcdefTaxandria, tijdschrift voor de Noordbrabantsche geschiedenis en volkskunde, jaargang 22, 1915 (https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?coll=dts&identifier=MMUBTB01:001566001:00087&objectsearch=perre&query=%22ten+perre%22+asten)
  8. ^Genealogie van der Aa (https://www.nicovandinther.nl/kwartierstaten/Parenteel-van-Nicolaas-Gruter.PDF)
  9. ^abcdDe afkomst van Anna van Schoonhoven (https://docplayer.nl/9450956-Gens-nostra-de-afkomst-van-anna-van-schoonhoven-het-scherprechtersgeslacht-pruijm-pfraum-ook-prom-praum-sprong-genoemd.html)
  10. ^De predikheeren te 's-Hertogenbosch (https://www.delpher.nl/nl/boeken1/gview?query=asten&page=15&coll=boeken1&identifier=PQdWAAAAcAAJ&rowid=6)
  11. ^Een onbekende middeleeuwer, Arend van Gent (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB06:000002502:00017&query=%22johanna+van+der+lecke%22&coll=boeken&sortfield=date)
  12. ^abTaxandria; tijdschrift voor Noordbrabantsche geschiedenis en volkskunde, jaargang 5, 1898 (https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?identifier=MMUBTB01:001552001:00148&query=%22johanna+van+der+lecke%22&coll=dts&sortfield=date)
  13. ^Het gebouw der R.K. Lycea in de Hinthamerstraat te 's-Hertogenbosch, 1928 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB18A:025479000:00013&coll=boeken&page=187&sortfield=date&query=asten&rowid=9)
  14. ^Register op de leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap ZutphenRegister op de leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB02:000122161:00572&coll=boeken&page=163&sortfield=date&query=asten&rowid=10)
  15. ^Anna vertelt, aflevering 47 (https://www.peelbelangonline.nl/cultuur/anna-vertelt/20180727/anna-vertelt-%E2%80%A6-over-jan-back)
  16. ^Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch, chronologisch opgemaakt en de voornaamste gebeurtenissen bevattende, 1863 (https://www.delpher.nl/nl/boeken1/gview?query=placaet-boeck+meyerye&coll=boeken1&identifier=Ufkn2Lbe4u0C)
  17. ^Anna vertelt, aflevering 18 (https://www.peelbelangonline.nl/cultuur/anna-vertelt/20160226/anna-vertelt%E2%80%A6over-het-laatste-oordeel)
  18. ^Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap, gevestigd te Utrecht, 1888 (https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?identifier=MMKB26:000124001:00066&coll=dts&page=27&sortfield=date&query=moord+asten&rowid=8)
  19. ^abOorspronck, voortganck en daeden der doorluchtiger heeren van Brederode (https://books.google.nl/books?id=25D0p_xu2WgC&pg=PA138&lpg=PA138&dq=%22hendrick+van+brederode%22+asten&source=bl&ots=p5xD3qrhWI&sig=ACfU3U1eWR-HQIUnXHT89XCJJi_m3dC39A&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwiJu4K9oKfsAhVO_aQKHV2sDUgQ6AEwD3oECAkQAg#v=onepage&q=%22hendrick%20van%20brederode%22%20asten&f=false)
  20. ^abcdefInformatie over kasteel Asten (http://www.kasteelasten.nl/), Geschiedenis van de heerlijkheid Asten ISBN 90-75619-01-9
  21. ^Bewijsvoering tijdens de Peellandse heksenjacht in 1595 (https://www.brabantserfgoed.nl/page/7929/bewijsvoering-tijdens-de-peellandse-heksenjacht-in-1595)
  22. ^Het verbond van heks en duivel, 1983 (https://www.dbnl.org/tekst/dres005verb01_01/dres005verb01_01_0015.php#15)
  23. ^Heks en seks in Nederland, Emile J. Th. A. M. van Emstede, paperback van Peellandfonds-Deurne, 1970
  24. ^Wapen van Willem van de Oetelaar (http://www.genealogievandenoetelaar.nl/)
  25. ^Informatie over kastelen (https://dutchcastles.blogspot.com/)
  26. ^Gemeint en gemeenschap, jaargeboden in Peelland van 1300-1795, Lia van Zalinge-Spooren  ISBN 978-90-8704-704-7
  27. ^Genealogieën van eenige voorname, aan elkaar verwante Meierijsche geslachten, 1918 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB02:100001672:00033&query=%22everard+van+doerne%22+asten&coll=boeken&sortfield=date)
  28. ^Comté de Hornes (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB21:033788000:00124&coll=boeken&page=190&sortfield=date&query=asten&rowid=7)
  29. ^Genealogie van Merwyck (https://genwiki.nl/limburg
  30. ^Inventaris van het oud archief der stad, municipaliteit en gemeente Venlo, 1919 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB24:070631000:00210&query=asten&page=139&sortfield=date&coll=boeken&rowid=9)
  31. ^Genealogie van Valckenier (https://www.nikhef.nl/~louk/VARIA/generation7.html)
  32. ^De Vroedschap van Amsterdam, 1578-1795 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&page=87&identifier=MMSFUBA02:000050973:00694&objectsearch=asten&query=moord+asten)
  33. ^abcdeQuaco, blog van Ineke Mok (https://www.cultuursporen.nl/onderwerpen/quaco/)
  34. ^Koloniale banden van kasteel Asten (https://www.brabantserfgoed.nl/page/8921/koloniale-banden-van-kasteel-asten)
  35. ^Gegevens over Dordrecht (https://www.regionaalarchiefdordrecht.nl/)
  36. ^Genealogie van Nievervaart (https://genbook.dordtenazoeker.nl/Overige%20Genealogieen/nievervaart_van.htm)
  37. ^Groove en smalle tienden te verpagten (https://www.delpher.nl/nl/boeken1/gview?query=%22tienden+van+asten%22&coll=boeken1&identifier=tHA85Fgz8MoC)
  38. ^Nederland's adelsboek, jaargang 16, 1918 (https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?identifier=MMKB26:000724001:00122&query=%22Jan+Torck%22+asten&coll=dts&sortfield=date)
  39. ^Reize door de binnenlanden van Suriname, 1799 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=dpo:6038:mpeg21:0480&query=quaco&coll=boeken&sortfield=date)
  40. ^Resolutien van de representanten van het volk van Bataafsch Braband, genoomen in den jaare 1796, het tweede jaar der Bataafsche vrijheid (https://www.delpher.nl/nl/boeken1/gview?query=%22rentmeester+verster%22+asten&coll=boeken1&identifier=QhKcyhwUygIC)
  41. ^Tijdschrift van het Nederlandsch genootschap voor munt- en penningkunde, 4e jaargang, 1896 (https://jaarboekvoormuntenpenningkunde.nl/jaarboek/1896/1896i.pdf)
  42. ^Inschrijvingen van 's-Gravenhage en 's-Hertogenbosch (https://books.google.nl/books/about/Naamlyst_van_al_de_geborenen_benevens_de.html?id=wq9pAAAAcAAJ&redir_esc=y)
  43. ^Beschryving van de Meyerij (http://www.bhic.nl/integrated?mivast=235&mizig=210&miadt=235&miaet=1&micode=1715&minr=12853220&miview=inv2)
  44. ^Tijdschrift voor Noordbrabantsche geschiedenis, taal- en letterkunde, jaargang 3, 1885-1886 (https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?coll=dts&identifier=MMUBTB01:001598047:mpeg21)
  45. ^Anna vertelt, aflevering 19 (https://www.peelbelangonline.nl/cultuur/anna-vertelt/20160411/anna-vertelt-over-canadassen-en-andere-heesters-bij-het-kasteel)
  46. ^Genealogisch-Heraldisch Genootschap, De Nederlandsche Leeuw Jaargang 38, 1920 (https://www.knggw.nl/wp-content/leeuw/1920-81-166.pdf)
  47. ^Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie (https://rkd.nl/)
  48. ^De schade door wild en schadelijk gedierte toegebracht aan land-, tuin-, en boschbouw, 1920 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB24:075822000:00150&coll=boeken&page=144&sortfield=date&query=asten&rowid=6)
  49. ^Genealogische kwartierstaten van Nederlandsche katholieken (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMSFUBA02:000013411:00088&query=%22broeder+theodorus%22+asten&coll=boeken&rowid=1)
  50. ^De laatste "heerlijkheid" der Heerlijke Jachtrechten, 1935 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB21:029620000:00009&coll=boeken&page=232&sortfield=date&query=asten&rowid=5)
  51. ^abPersoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden (http://www.biografischportaal.nl/persoon/15575441)
  52. ^Anna vertelt, aflevering 48 (https://www.peelbelangonline.nl/cultuur/anna-vertelt/20180831/anna-vertelt-%E2%80%A6-voor-de-laatste-keer)
  53. ^Schoemaker atlas (https://geheugen.delpher.nl/nl/geheugen/view/schoemaker-atlas-noord-brabant-asten-andries-schoemaker?coll=ngvn&maxperpage=36&page=1&query=Asten&identifier=SCHOE01%3ACD06-COLOR-NOORDBRABANT-2929)