De pagina's Peel, Peel/Peel Noordzijde/Smientweg 8 worden nu weergegeven

Bewoningsgeschiedenis

Dit is een deel van de bewoningsgeschiedenis gemaakt op 05-12-2024 02:12:03
Voor de voor het laatst bijgewerkte versie surf je naar https://www.heemkundekringdevonder.nl/bewoningsgeschiedenis

Peel

Volgens wikipedia kan de oorsprong van de naam Peel worden toegeschreven aan het Latijnse woord voor moeras al wordt ook een verklaring dat het te maken heeft met het woord Pael niet uitgesloten:

De naam van de streek is vanaf het jaar 1100 in geschriften te vinden onder andere in de vormen Pedelo, Pedel, Pedele, en Pedelant. Deze streeknaam koppelt men gewoonlijk aan het Latijnse woord palus, hetgeen moeras betekent. De Hoge Venen in België heetten namelijk het Alto Palus en de Peel zelf werd aangeduid als Locus Paludosus, ofwel een moerassige plek. Voor die verklaring is dus zeker wat te zeggen, maar er is nog een andere mogelijkheid die minder vaak wordt genoemd. Het woord Pael stond voor een grens of grenspaal en kwam veel voor in plaats- en veldnamen. Het was gebruikelijk om de delen van dorpsmarken of gemeynten, die langs een grens lagen aan te duiden als Pael of Peel. Zo wijst ook bijvoorbeeld de naam van het buurtje de Peeleik, vroeger Paeleyk, bij Brouwhuis op de ligging aan de overzijde van een grens.

De Peel, in het Latijn genoemd als Pedel, komt in het Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 13121, regelmatig voor. Zo is er een tekst uit 1192 waarin de rechten van de abdij van Echternach op de Peel worden verdedigd en een uit 1229 waarin de voogdij over de Peel bij de graaf van Gelre ligt.

01

De meest uitmuntenden zondigden tegen de glorieuze keizer van de Romeinen, Augustus en tegen hun heer Henricus, de bisschop de meest nederige van Echternach van de congregatie, die met zijn ministeriële taken altijd nauw met de kerk verbonden was, en tegen alle burgers die blij waren met de overwinning op de vijand eeuwig bijgestaan door God de Vader voor redding en heerlijkheid.
Om nog maar te zwijgen over de stad Antwerpen, of andere steden of dorpen met namen, of de leider van Brabant of de graaf van Gelre of overigen die hun waardigheid in Taxandrië, in de Peel en in Batavië naar hun hand willen zetten. Kortom dat wij hebben gedacht dat het gepast is dat uwe hoogheid iets laat zien.

02

Hendrik, aartsbisschop van Keulen, laat weten aan Ferdinand, graaf van Vlaanderen, dat Gerard, graaf van Gelre, het graafschap van de Kempen en de voogdij van de Peel van het aartsbisdom in leen houdt, en verzoekt hem de graaf van Gelre in zijn rechten te handhaven. Datum februari 1229.

De Peutingerkaart, genoemd naar de verzamelaar Konrad Peutinger die ze in 1508 verwierf, werd in de 12e of 13e eeuw gemaakt naar voorbeeld van een 3e eeuwse wegenkaart. Het is een langgerekte kaart van ongeveer 7 meter lang, gevouwen in delen. Rome, uiteraard het centrum van de wereld, ligt in het midden van de smalle reep. Op dit fragment zien we bovenaan Rijn en Maas met van links naar rechts Noviomagi (Nijmegen), Ceuclum (Cuyk), Blariaco (Blerick), Catualium (Heel), Feresne (Dilsen) en Atuaca (Tongeren). Tussen Blerick en Heel moeten we dan de Peel lokaliseren.

03

De Peel is ontstaan na de laatste ijstijd, zoals uit onderstaand geschrift23 blijkt:

Ooit maakte de Groote Peel deel uit van een veel groter veencomplex dat zich uitstrekte over 30.000 hectare. Dit veengebied vindt haar oorsprong in en na de IJstijden. Het noordelijke Peelgebied, met de Deurnese Peel en de Mariapeel, ligt op de Peelhorst. Een horst is een geologisch stijgingsgebied. De Groote Peel, die ten zuiden van deze gebieden ligt, ligt juist in het dalingsgebied van de Roerdalslenk. Tussen beide gebieden loopt een geologische storing, de Peelrandbreuk. De Peelrandbreuk is een actieve breuk in de aarde waarlangs zich af en toe aardbevingen voordoen, zoals op 14 april 1992. Daarbij worden de gebieden aan weerszijden van de breuk opgeheven of juist naar onder gedrukt. Zo'n breuklijn vormt een barrière voor het grondwater, dat hier dus opkwelt. Daarvoor zijn wel waterondoorlatende lagen nodig. Deze liggen in de Deurnese en Mariapeel op 30 meter onder het maaiveld, maar zijn in de Groote Peel tot 300 meter diepte weggezakt.

04

Tijdens de laatste IJstijd bestond de ondergrond van de Peel uit grind, zand en klei die door de Maas en de Rijn waren afgezet. Vanuit de Noordzee werden dikke pakketten dekzand naar de Peel geblazen, waardoor de hoogteverschillen tussen de horst en de slenk genivelleerd werden. De verstuiving van het dekzand leidde echter weer tot een onregelmatig oppervlaktepatroon van slenken en ruggen. Na de IJstijd stagneerde hierdoor de afwatering en ontstonden tussen de zandruggen kleine stukjes veen. De waterplassen begroeiden eerst met waterplanten en toen ze eenmaal verland waren, gingen er bovenop riet en allerlei soorten zeggen en biezen groeien. Toen het eenmaal droog genoeg was geworden, begon ook hier en daar bos te groeien, met soorten als zwarte els, zachte berk en wilgen. In het van nature zure en voedselarme systeem ging de afbraak van de plantenresten slechts heel langzaam, waardoor zich een veenpakket ophoopte. Toen het veen de bovenkant van het grondwater bereikt had, stagneerde de veenvorming. Later ging deze toch weer voort doordat er zich veenmossen vestigden. Deze kleine plantjes hebben in hun bladeren holle ruimtes waarin ze water opslaan. Daardoor verzorgen ze hun eigen watervoorziening en kunnen daardoor boven de grondwaterspiegel uitgroeien. Ze overgroeiden na verloop van tijd zelfs de zandruggen tussen de plassen, waardoor er een egaal veenmosdek ontstond. De Peel verhief zich hierdoor in een soort bolvorm boven haar omgeving. De opbouw van het veen is nog herkenbaar in de afzonderlijke lagen. Van onder naar boven zijn dit het veen op de meerbodem, het riet-, bies- of zeggenveen, het bos- of broekveen, het zwartveen, dat ook wel oud veenmosveen wordt genoemd, het jong veenmosveen of witveen en daarboven het nog levende hoogveen. Het veenpakket wat in 10.000 jaar na de laatste IJstijd is gevormd heeft hierdoor een dikte van zes tot acht meter bereikt.

Vanaf de middeleeuwen staken de bewoners turf, dat als brandstof werd gebruikt. De Peel was destijds een ondoordringbaar gebied en er zijn ook veenlijken gevonden en resten uit de Romeinse tijd waaronder een gouden helm.

05 06

Onderstaande kaart van de Peel uit 15704 geeft een goed beeld met de plaatsnamen, zoals we die nu veelal nog kennen:

07

In het rechterlijk archief van Asten wordt de Peel al vanaf het begin van de 17e eeuw genoemd:

Asten Rechterlijk Archief 67a folio 108 verso; 12-09-1616:
Wij schepenen bekennen dat wij hebben aengemeten de Peel die, met consent van den Heer van Asten, verkocht is aan Andries Reynen de dato 02-06-1606. Koopsom ƒ 30,- die hem gekort zijn op zijn intrest op het Dorp zijnde ƒ 21,- per jaar. De gemeten en afgepaalde oppervlakte is 2 lopense.

Asten Rechterlijk Archief 33-52; 14-11-1629:
Alsoo Peeter Driessen, scheper, ten huyse Mathijs Thijsse, op den 15 october laatstleden directelijck tegens den overwech alhier, hem vervoirdert heeft in de Peel vuer te dragen dwelck bij den voorschreven cuerboeck verboeden is op eene pene van neghen guldens. Om tot welcken peen te geraecken heeft die schoutet aen die voorschreven Mathijs, sijnen meester, doen richten aen de penningen van sijnen salaris ende arbeytsloon. Om deze niet uit te reiken dit op peen van dobbel verbeuren.

Op de zandgronden rondom de Peel werd door boeren het gemengd bedrijf uitgevoerd. Men bezat beemdgronden met struikgewas en hooi voor het vee, akkers voor graangewassen als tarwe, rogge en veelal boekweit en de heiden voor plaggen, schapen en bijenkorven. Veelal waren het keuterboeren die een stuk land hadden gepacht van een edelman of grote boer. In ruil daarvoor moesten ze allerlei klussen opknappen en in de regel waren ze arm. Ze probeerden op allerlei manieren bij te verdienen, zoals met klompen maken, manden vlechten of leerlooien. In de Peel zelf werd voornamelijk naar turf gezocht die werd gebruikt voor verbetering van de akkerbouwgronden met plaggen en strooisel, als brandstof voor het verwarmen van het huis en voor de bereiding van voedsel.

De Peel was ook veelvuldig een bron van grensgeschillen en in 1716 besloot de koning van Pruisen dat een deel van de Peel werd overgedragen van Brabant naar Opper-Gelre. Het aanpassen van de grens ging gepaard met een grote militaire operatie en gewelddadige gebeurtenissen. Onderstaand artikel van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven geeft een beeld over het vastleggen van de grenzen.

De Peel was, ondanks zijn zompigheid, een goudmijn van turf, heiplaggen en strooisel. En ook de koeien, ossen, paarden en schapen konden er weiden. De Peel vormde de grens tussen plaatsen als Deurne en Venray, Asten en Meijel en was dus niet alleen een dorpsgrens maar ook een landsgrens. Die van de ene kant schroomden niet om de andere kant te benutten. Dat gaf veel geruzie tussen de dorpen. Venray en Meijel behoorden tot het gebied van de koning van Pruisen en die vond het in 1713 welletjes met al dat getwist over de grenzen in de Peel. Hij liet uitgebreid onderzoek doen naar de oude grenspunten om met de Staten-Generaal, de baas over de Brabantse kant, te kunnen onderhandelen over een definitieve grens om voorgoed te eyndighen dese dispuyten ende verouderde strijdigheden. Op 20 november 1716 was het zo ver dat in Venlo wederzijds de overeenkomst hierover kon worden ondertekend: het Tractaat van Venlo.
Een essentieel onderdeel van het Tractaat is een wandgrote kaart van de Peel5 met de vastgelegde grens en een uitleg van de verschillende grenspunten. Die kaart hangt sinds de ingebruikname van het vernieuwde gemeentehuis van Deurne in 1986 te pronken in één van de commissiekamers.

08

Veel grenzen tussen gemeenten zijn bepaald door natuurlijke elementen. De grens tussen Asten en Deurne werd tot 1996 gevormd door de Astense Aa en de grote Aa was eeuwenlang de grens tussen Someren en Asten. De Peel was ook een natuurlijke barrière, maar met een heel andere breedte dan stroompjes als de Aa en de Astense Aa. In opdracht van de Pruisische koning en de Staten-Generaal en voorzien van de verzamelde informatie over de oude grenspunten werd gezocht naar plaatsen in den Peel alwaer iets remerkabels te zien was. Die remerkabele punten waren als vanzelf herkenbaar als grenspunt en dat kon nog eens benadrukt worden door er een grenspaal bij te plaatsen. Zo'n paal kwam natuurlijk ook te staan op punten waar niets merkwaardigs te zien was.
In het Tractaat van Venlo kwamen Wilhelm Frederich Duncker en Frederich Otto de Saint Paul namens Pruisen en Daniël l'Estevenon en Adriaen Velters namens de Verenigde Nederlanden de volgende grenspunten overeen.
Tussen Loeff en Springelbeeck moest op kosten van beide landen een steen geplaatst worden die sal dienen tot een altijt duerende punct, alwaer het Lande van Gelder moet eyndigen met het Landt van Brabandt. Om de intentie van de overeenkomst nog wat meer kleur te geven, kreeg die grenspaal de naam Vreedepaal. Vandaar gaat de grens in rechte linie naar grenspunt de Langerijser. De grens zelf zal door Bakel en Venray moeten worden omgezet in een sloot. Dan gaat het naar Grotenberg, waar ook een paal geplaatst zal worden met aan de ene kant de naam Geldria en aan de andere kant Brabantia. Het graven van de grenssloot tussen de Langerijser en de Grotenbergpaal was een klus voor Deurne en Venray. De Grotenberg mocht daarbij niet doorgraven worden.
In zuidelijke richting loopt de grens dan naar een volgend remerkabel punt Vossehollen. Ook voor die lijn wordt Deurne en Venray opgedragen een sloot te graven. We zijn dan in de buurt van de grens tussen Deurne met Horst en Sevenum. De grens van de Vossenberg naar het zuidelijkste punt bij het Volckmeer wordt geprojecteerd tussen de twee Brunne Meeren, het Soemeer en het Broemeer. De wederzijdse gemeenten, Deursen ende Liessel en Horst en Sevenum, zijn verantwoordelijk voor het graven van de grenssloten. Op het leste punt van Brabandt naer het Landt van Gelder komt de stenen Eyndepaal te staan. Van daar uit ging het in een rechte lijn naar de Willibrordusput6, die de grens met Meijel vormde.

De Willibrordusput werd in 1325 voor het eerst vermeld bij de uitgifte van de gemeenschappelijke gronden door de hertog van Brabant aan de inwoners van Deurne, terwijl het in 1367 genoemd werd als grenspunt van de gemene gronden van de inwoners van Asten gelegen op Luttel Meijel. Het is nog steeds het grenspunt van de gemeente Deurne, Asten en Meijel, was vroeger dat van de vorstendommen Brabant en Horne en tegenwoordig van de provincies Noord-Brabant en Limburg. In 1548 werd bij Sint Wilbordts Putte staende in seecker velt bij eene eycke tussen Meijel, Deurne en Asten een grenssteen geplaatst, welke in 1761 vervangen werd door een van Naamse steen, die aan de ene zijde de leeuw van de Zeven Geünieerde Provinciën draagt, waartoe Brabant behoorde en aan de andere zijde de Oostenrijkse adelaar van Opper-Gelre, waartoe Meijel toen behoorde, waarvan men nu nog een replica aantreft. Rond 1900 vond men de bron opnieuw terug, waaromheen toen op initiatief van de Meijelse pastoor Wouters de nog bestaande put met dak is gebouwd.

Over Willibroruds en de relatie tot de Willibrordusput lezen we het volgende bij 'Neerlands heiligen in vroeger eeuwen'7.

09

Over de grens tussen Asten, Meijel en Nederweert lezen we het volgende8:

Nu is de grens door De Groote Peel tussen Noord-Brabant en Limburg één rechte lijn, het Bescheid of de Astense Moostscheiding. De lijn loopt van Hugten door de Peel naar de Sint Willibrordusput. Vóór 1754 was de grens niet een rechte lijn. Een driehoek met het zuidelijke grenspunt Amslo, in 1367 opgenomen in de beschrijving van de Astense grens, hoorde tot Asten. Nederweert en Meijel waren het midden 18e eeuw niet eens met dit grenspunt. Op 30 oktober 1754 kwamen prins Karel van Lotharingen van Oostenrijks-Gelderland en de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden overeen dat de driehoek niet meer tot Asten hoorde, maar tot Nederweert en was de grens door de Astense en Ospelse Peel één rechte lijn.

Hieronder een kaart uit 1701 met daarin nog de vage grens tussen het hertogdom Brabant en Gelre:

10

Het eerste krantenartikel waar we de naam Peel in combinatie met Asten tegenkomen is in de Rotterdamsche courant van 04-06-1793, waarin de heren van Asten hun Kasteel verhuren:

11

Eind 18e eeuw werd al over de Peel geschreven en een van de verhalen die bewaard zijn gebleven, is dat van de Jean Francois Thys (1749-1824) bekend als priester Isfridus:

Isfridus Thys was kanunnik van de abdij van Tongerlo en van juni 1785 tot september 1789 kapelaan van Mierlo. Tijdens zijn verblijf in Mierlo werd hij uitgedaagd naar aanleiding van een prijsvraag, die door eenige welmeynende vrienden van de Meierij van 's-Hertogenbosch was uitgeschreven met voor de winnaar 30 gouden dukaten. Brabant had overvloedig woeste gronden, zoals de uitgestrekte heiden en de Peel. Van deelnemers aan de prijsvraag werd verwacht dat zij met ideeën kwamen hoe die gebieden ontgonnen konden worden en hoe ze van meer nut zouden kunnen zijn. Thys schreef in 1788 zijn 'Memorie of vertoog over het uytgeven en tot culture brengen der vage en inculte gronden in de Meyerye van 's Hertogenbosch'. Vier jaar later werd zijn werk in een 430 bladzijden tellend boek uitgegeven. Ook al won Thys niet de eerste prijs, hij werd tweede, zijn geschrift behoort tot de beste verhandelingen uit de achttiende eeuw over ontginning en bodemverbetering.

12 13

In de inleiding op zijn vertoog gaat Thys uitgebreid in op hoe naar zijn mening de Peel is ontstaan en hij haalt hierbij meningen aan van andere schrijvers, zoals Jacob van Oudenhoven en Grammaye. Terecht schaart hij de Peel onder de moerassen die plaetzen welke door menschen en beesten dikwils ongankbaer zijn. Maar net als van Oudenhoven vindt Thys een moeras als de Peel nuttig voor de omliggende dorpsbewoners vanwege het moer, de turf. Dat moer is volgens Grammaye een spongieuse materie van alderley afschaefsel of afsnijttsel van hout dat in water ligt te verrotten en tot eenen kloemp is samengedrukt.
Die spons is op vele plaatsen wel meer dan 5 meter dik en er liggen hele bomen in. Met dat verrot plantenmateriaal hadden ze het natuurlijk bij het rechte eind. Nu weten we door onderzoek van biologen veel en veel meer dan in de tijd van Thys, van Oudenhoven en Grammaye over de planten die het Peelmoeras gemaakt hebben. De voornaamste veenvormers zijn de diverse veenmossoorten. Die moeten bij de schrijvers onbekend zijn geweest, want in hun schrijfsels kom je ze niet tegen.
Zij schrijven het rottende plantenmateriaal toe aan bomen en hun takken en bladeren. Door een overstroming in oude tijden, de Cimbersche Diluvie, zijn die bomen massaal omgegaan en in het water terecht gekomen. Het oneyndelijk gewelt van deze boomstortinge werd een handje geholpen door een noordwesten wind, want alle de toppen liggen naer den Zuyd-oosten. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond, dat die bomen niet zijn omgegaan door een zondvloed, maar dat ze het loodje gelegd hebben, doordat ze niet tegen de zure aard van het Peelveen konden. Een klein plantje als het veenmos, was in die omstandigheden sterker dan al die woudreuzen.
Thys onderbouwt zijn mening over de rottende bomen als oorzaak van het ontstaan van de Peel met een voorbeeld dat eenieder met eigen ogen kan zien. In sloten in oude bossen is ook een soort moer ontstaan. In die sloten zijn volop boombladeren en dorre takken terechtgekomen, die door de vogtigheyd, daer vergadert, verrotten en verder met het gras of andere gewassen gemengeld moer worden. Als die sloten niet geschoond worden, komt dat moer op den duur op gelijke hoogte met de grond om de sloot.
In zijn beschouwing over het ontstaan van de Peel gaat Thys ook in op de veronderstelling van van Oudenhoven dat ooit de zee tot aan Tongeren kwam. Thys gelooft daar niets van. Inmiddels weten we door onderzoek door Noud Peters en Theo Lammers bij de Hoogdonk in Liessel, dat miljoenen jaren geleden die zee er wel degelijk was.

Anno 2021 is de wolf weer terug in Nederland en het zal niet lang meer duren of ook in de Peel worden weer wolven waargenomen. Daar dacht men twee eeuwen geleden heel anders over getuige onderstaand archiefstuk over een wolvenjacht georganiseerd door de schout van Someren9:

Er werd ook wel illegaal turf gestoken, zoals blijkt uit onderstaande mededeling in de Nederlandsche staatscourant van 01-09-1818: 

Hoe het met het kleinschalig turfsteken in de Peel toeging, citeren we uit het cultuurhistorisch rapport van Saspeelland over de Groote Peel10:

De Peel behoorde tot de gemene gronden van Asten. Astenaren hadden het voortdurend gebruiksrecht op de Peel gekregen van hun heer. In de Astense keuren en breuken, de dorpsreglementen, was het gebruik van de Peel geregeld om te zorgen dat die niet zou verrommelen. Het dorpsreglement werd vanaf de Late Middeleeuwen jaarlijks door alle Astenaren vastgesteld. Omdat het grootste gedeelte van de Astense gemene gronden uit Peel bestond, gaan de meeste regeltjes in de keuren en breuken ook over de Peel. Twee Peelmeesters zagen toe, dat die regels gerespecteerd werden. Aan elk huis in Asten was een turfveld verbonden. Die velden werden jaarlijks uitgegeven door de schepenen van het dorp. Vanuit Heusden liep een stelsel van Peelbanen de Peel in. Links en rechts van een Peelbaan lagen ongeveer 10 tot 20 turfvelden. Een baan kon pas weggegraven worden als in dat deel alle turfvelden waren uytgetorffd. Om iedere gerechtigde goed bij zijn turfveld te kunnen laten komen, werden de (hoofd)banen regelmatig voorzien van zand. De meeste banen hadden een eigen naam. Een bewaard gebleven register somt ze als volgt op:

# Naam van de Peelbaan # Naam van de Peelbaan
1 Weerter Baan 17 Tweede Baan agter de Meyte off wel die volgt op de Vosselse baan
2 Eerste Baan naast Weerter Baan
3 Baan naast voorige 18 De eerste Dwarsbaan, agter de agterste Meyte
4 Scheurkens baan off Heusdense Baan 19 Leeg baanke regt tegenover de agterste Meyte
5 Bortel Baan 20 De Verloore brootsbaan agter de Santschil
6 Leege Baan 21 De regte Piers baan
7 Sloots baan off voor de graaff 22 De regte gevlogte Baan
8 Kreekelbaan off na de graaff 23 De eerste na de vossehoole
9 Oude Scheltorffbaan of tweede agter witte berg 24 De tweede na de vossehoole
10 Eerste agter witte berg 25 De tweede buytense Reijter baan
11 Regte Veluwse baan 26 De Regte Reijter baan
12 Wammes Baan 27 De Hemelse baan
13 Regte Vaal Baan 28 De eerste hemelse Baan
14 Middelste Meyte Baan (aan dese Zijdelbaan) 29 Het Eeuwig Leven
15 De Regte Hontspeelse off Dijker baan 30 Nieuwe baan tusse de Veluse en de Wannes baan
16 Vosselse Baan (in de honspeel) 31 Zijdel baan aan de Middelste Meijte baan na de zijde van Weert

14

Ook al hadden de Astenaren het alleenrecht gekregen op hun Peel, om strategische redenen liet het dorpsbestuur het onder voorwaarden toe dat inwoners van Deurne (Heitrak en Moostdijk) en van Meijel delen van de Astense Peel mochten gebruiken. Het bestuur verantwoordde zich met de motivering dat hun Peel zo groot was, dat de Astenaren er niet onder leden als buytengesetenen er gebruik van maakten en dat in de verafgelegen delen toezicht moeilijk was.

Hoe die 'gemeene gronden' uiteindelijk eigendom werden van de gemeente staat beschreven in onderstaand artikel11:

Een van de eerste in de krant beschreven branden in de Peel staat in de Opregte Haarlemsche courant van 15-08-1835:

Rond 1841 maakte de kaartenmaker Hendrik Verhees een schetstekening van de Peel12, waarvan rechts een uitsnede is te zien.



 

Tot aan de grote ontginningen stond de Peel vooral bekend als jachtgebied op patrijzen, hazen en waterwild en werden delen ook gebruikt om schapen te laten grazen. De aanleg van de Zuid-Willemsvaart in 1826 heeft de ontginning van de Peel bespoedigd, zoals blijkt uit onderstaand artikel in de Arnhemsche courant van 07-12-1852:

Kort daarop startte de grootste vervening van de Peel in 1853 door Jan van de Griendt en in 1885 werd door zijn zoon Eduard een turfstrooiselfabriek opgericht. Omstreeks 1912 was de veenvoorraad grotendeels uitgeput en na een korte opleving tijdens de Eerste Wereldoorlog stopte de productie in 1919.

15 16

In 1856 wordt er door de bewoners nog veel turf gestoken voor eigen gebruik, zoals bericht in de Noord-Brabanter van 23-08-1856:

De Peel werd ook gebruikt voor de teelt van boekweit en In 1858 moet de oogst enorm zijn geweest getuige het verslag in het Algemeen Handelsblad van 16-08-1858:

De boekweitteelt nam in de volgende jaren alleen maar toe, zoals we uit onderstaand artikel kunnen opmaken13:

Hoe zo'n boekweitveld er uitzag, wordt mooi beschreven door de historicus Arnoldus Johannes Cornelius Kremer (Heeze 28-09-1828 - Apeldoorn 01-04-1918) tijdens een bezoek in 1862 aan notaris Rovers14:

Er was geregeld brand in de Peel en in 1858 was dat het gevolg van een nalatigheid, zoals valt op te maken uit onderstaande artikelen in de Noord-Brabanter van 01-05-1858 en dagblad De Tijd van 05-05-1858:

De Peel werd ook gebruikt als oefenterrein voor militairen zoals in 1875 toen er een algehele vrees voor Pruisische annexatie, zoals gemeld in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 13-03-1875:

Eind augustus van dat jaar was de oefening voorbij en werd het volgende gerapporteerd in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 28-08-1875:

De Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 16-10-1888 meldt dat Asten de Peel gaat ontginnen:

Een eerste koop door de heer Kouwenhoven uit Rotterdam op last van een Engelse firma ging niet door en daarna was de maatschappij Griendtsveen de koper, zoals medegedeeld in de Venloosche courant van 13-04-1889:

Het gebruik van de Peel veranderde in 1889 drastisch. Enkele jaren voordien is ontdekt dat het grauwveen gebruikt kan worden om er turfstrooisel van te maken. Dat strooisel is door de eigenschap om goed vocht op te kunnen nemen, zeer geschikt voor gebruik in de paardenstallen van legers en trammaatschappijen. De Maatschappij Griendtsveen van de familie Van de Griendt, die in Griendtsveen al turfstrooisel produceert, betaalt de gemeente Asten een flink bedrag om dat ook in de Astense Peel te kunnen doen, hetgeen hieronder vermeld staat15:

Voor het vervoer van het turfstrooisel heeft de gemeente Asten vanuit de Peel een kanaal naar de Zuid-Willemsvaart ten noorden van sluis 13 laten graven, het Peelkanaal. Dit loopt voornamelijk over grondgebied van de gemeente Someren. In 1890 komt via een sluis de aansluiting met de Zuid-Willemsvaart tot stand. Teugelders laten hun paarden de turfschepen door de kanalen trekken. Het Peelkanaal doorsnijdt de Weerterbaan en een pontje zorgt voor de oeververbinding. De Maatschappij Griendtsveen start haar grootschalige vervening in 1889. De veenarbeiders komen onder andere uit de veenkoloniën in het noorden van Nederland. In eerste instantie worden ze ondergebracht in een keet tussen de Weerterbaan en Achterbergsebaan, omdat de gemeente Asten niet toestaat dat ze zich vestigen in de gemeente. Op Limburgs grondgebied tegen het concessiegebied aan ontstaat de kleine veenkolonie De Moost en omstreeks 1900 werken 600 tot 700 werknemers van de Maatschappij in de Astense Peel.

Aan het begin van het Peelkanaal bouwt het bedrijf een kantoor en een schuur. Een drijvende turfstrooiselfabriek verwerkt vanaf 11 september 1890 het grauwveen tot turfstrooisel. In 1896 wordt een vaste turfstrooiselfabriek gebouwd. In 1905 wordt gerapporteerd dat de Maatschappij Griendtsveen 4 613 800 kubieke meter veen heeft afgegraven.

Op de kadasterkaart van 1896 zien we dit kanaal, de turfstrooiselfabrieken en aanverwante gebouwen vrijwel op de grens met de provincie Limburg:

De woning D1764, de turfstrooiselfabriek D1765, het huis en kantoor D1768 en de touwslagerij D1769 worden rond 1900 gesloopt en de resterende turfstrooiselfabriek en werkplaats zijn rond 1923 afgebroken.

Een keet van de Maatschappij Griendtsveen werd bezocht door landlopers, maar die worden in de kraag gegrepen, zoals gemeld in de Limburger Koerier van 29-01-1896:

Hieronder een kaart uit het begin van de 20e eeuw met daarop de ligging van de turfstrooiselfabriek nabij de Limburgse grens.

Hieronder een foto van de turfstrooiselfabriek.

17

Turfvoorraden van de Maatschappij Griendtsveen aan het begin van het Peelkanaal met op de achtergrond het kantoor.

18

Beide fabrieken raken buiten bedrijf door branden; de drijvende in 1904 en de vaste in 1912. Herbouw is er niet meer bij. Het grauwveen is op en de Maatschappij richt zich op het winnen van zwartveen en het aantal werknemers is dan teruggelopen tot maximaal 300. Door fusies verandert de naam van de Maatschappij regelmatig. In 1893 wordt het de Griendtsveen Mosslitter Company Limited, in 1907 de Maatschappij Van de Griendts Landexploitatie. In het concessiegebied legt het bedrijf een stelsel van Peelvaarten aan. Vanaf de 1e en 2e Hoofdvaart, die bij de turfstrooiselfabriek in het Peelkanaal uitkomen, lopen enkele tientallen zijvaartjes de veenderij in. De vaartjes zijn 80 centimeter diep en zijn gegraven op een afstand van 200 meter van elkaar. Ze worden aangeduid met opeenvolgende nummers, zoals de eerste vaart en de tiende vaart. Al snel na de oorlog verminderde het gebruik van het kanaal zodanig, dat demping ervan als extra project in de ruilverkaveling Sluis XIII werd opgenomen.

Begin 1888 maakt Toussaint Joseph Crefcoeur, opzichter van de waterstaat te Helmond, een plan voor de aanleg van een kanaal vanaf Sluis 13 naar de veengronden in de Peel. Het Venloosch weeblad van 07-07-1888 meldt dat er een kanaal dat de Peel met de Zuid-Willemsvaart verbindt voor het vervoer van turfstrooisel, wordt aangelegd en dit is in 1889 klaar, zoals gemeld in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 20-12-1889.

Het gebied 'de Moost' ligt op de grens van de gemeente Asten, Meyel en Nederweert en er zijn veel arbeiders werkzaam, zoals bericht in de Grondwet van 24-08-1893.

Er wordt in de krant de Zuid-Willemsvaart van 21-12-1893 gesproken over de bouw van een school voor de kinderen van die arbeiders en die openbare school komt uiteindelijk op grondgebied van Nederweert  te staan.

Er wordt gepleit voor het bouwen van een brug over de Zuid-Willemsvaart bij sluis 13 om de Moost beter bereikbaar te maken, aldus de Limburger koerier van 31-12-1894:

Ondanks herhaalde pogingen van de geemnten Someren, Asten en Nederweert duurde het nog tot 11-11-1932 vooraleer de er een ophaalbrug over de Zuid-Willemsvaart bij Sluis 13 werd opgeleverd.

De krant de Zuid-Willemsvaart van 12-05-1894 meldt de bouw van een tweede turfstrooiselfabriek en volgens de Limburger Koerier van 30-11-1894 wordt de bouw van de school aanbesteed.

De turfgravers verdienen ƒ 7,50 per week.

Ook het onderwijs voor meisjes werd ter hand genomen, zoals rechts bericht in het Dagblad van Maastricht van 28-05-1897.

Er was ook wel eens ontevredenheid onder de arbeiders en in 1897 breekt er een staking uit, zoals hieronder gemeld in de Limburger Koerier van 29-07-1897:

De Peel werd ook wel gebruikt als schuilplaats van misdadigers, zoals gemeld in het Venloosch weekblad van 16-05-1896:

Rond 1895 houden Brabantse burgemeesters en anderen een excursie in de Peel16:

Hoe de Peel tussen Asten en Meijel rond 1900 er uit heeft gezien wordt belicht in een fietstocht van de natuurbeschermer Jacobus Pieter Thijsse:

De Courant van 07-07-1904 meldt dat de drijvende turfstrooiselfabriek is afgebrand:

Op de veenderij gebeurden wel eens ongelukken, zoals de verdrinking van Petronella Michiels, zoals gemeld in de Delftsche courant en de Provinciale Noordbrabantsche courant van 14-12-1908:

18a

Petronella Michiels is geboren te Someren op 22-11-1891 als dochter van veenarbeider Lambertus Michiels en Petronella Smits en zus van Johannes Hendrikus Michiels (zie Voormalig huis G1895A). Zij is op 11-12-1908 te Asten overleden en in haar overlijdensakte rechts wordt zij aangegeven door veenarbeider Lambertus van Doorn. Hij is geboren te Someren op 11-11-1880 als zoon van winkelier Antonius van Doorn en Johanna Kuijpers. Zowel Petronella Michiels als Lambertus van Doorn woonden op het Eind, het tegenwoordige Someren-Eind, dat door de Zuid-Willemsvaart gescheiden is van de Astense Peel.

 

In de beginjaren van de 20e eeuw werden ook Astenaren, die ontslagen waren bij de margarinefabriek, ingezet om de Peel te ontginnen, zoals blijkt uit een artikel in het Nieuws van de Dag van 28-12-1908:

Doordat er veel arbeiders waren en er relatief veel verkeer was, waren er verschillende herbergen aan de doorgaande weg van Asten naar Meijel en de onderlinge concurrentie was wel eens aanleiding tot gevechten, zoals medegedeeld in de krant de Zuid-Willemsvaart van 11-09-1909:

In 1909 is er nog sprake van de bouw van een elektriciteitscentrale in de Astense Peel, aldus de Limburger Koerier van 14-08-1909 en Het Centrum van 02-09-1909:

Die elektriciteitscentrale is er nooit gekomen en de Limburger Koerier van 27-12-1911 geeft de reden van de afgelasting.

 

Hoeveel van de Peel in de periode 1898-1923 is ontgonnen wordt duidelijk uit onderstaande tabel17:

Uit het overzicht blijkt dat jaarlijks ongeveer 1% van het onontgonnen gebied in de Peel jaarlijks wordt omgezet in bouwland, weiland of bos.

De Peel is een omvangrijk gebied en is vrijwel even groot als het noordelijk gelegen van oudsher bewoonde gebied van Asten. Om die reden is het gebied conform de naamgeving in de bevolkingsregisters opgedeeld in 8 woonkernen te weten:
Hutten, Kleine Heitrak, de Bus, Peel Noord, Meijelscheweg, Peel Zuid, Hoogenbergen en Sengersbroek.
Sommige van deze kernen zoals Sengersbroek, de Bus, Kleine Heitrak en Hutten waren al aan het begin van de 19e eeuw bewoond, maar de grootste toename in bewoning vond toch plaats na 1850 en 1930. Op de onderstaande topografische kaarten van de Peel van 1875, 1910, 1940 en 1980 zijn deze ontwikkelingen goed te zien:

19 20
21 22

In 1870 is er alleen linksmidden op de kaart in de buurt van de Behelp en rechtsboven bij de Heitrak sprake van ontginning. De kaart van 1910 toont de grote ontginningsprojecten in het zuiden van de Peel en de gehuchten Hutten en Kleine Heitrak staan op de kaart. In de periode 1910-1940 vinden de grootste veranderingen plaats en is er sprake van een heus wegennet en is er bebouwing in vrijwel het gehele gebied. De kaart van 1980 laat zien dat het zuidelijke deel van de Peel als natuurgebied wordt beheerd en is er nog maar mondjesmaat sprake van uitbreiding.

De Peel is ook betrokken geweest in de Tweede Wereldoorlog, waarvan hieronder een verslag18:

In 1937 werd nu onderzocht of het mogelijk was om tussen het riviertje de Raam bij Grave en de overgebleven Peelmoerassen bij Weert een tankgracht te graven. Die mogelijkheid was er, maar waar moest het geld vandaan komen om de aanleg te betalen? De oplossing kwam toen iemand op het idee kwam dat de gracht ook geschikt was af afwateringskanaal. Dat betekende dat het kanaal niet alleen een militaire maar ook een economische betekenis had, waardoor de weg vrijkwam om er ook werkloze arbeiders voor in te zetten, iets wat voor enkel militaire objecten niet mocht. En wie geen werk had, kreeg toch al een (kleine) uitkering. Daarmee was het geldprobleem opgelost.

Maar ook toen gingen deze zaken lang niet zo snel als men wilde. Het duurde nog tot de herfst van 1939 voordat de eerste schop in de grond ging. Stel je voor, Duitsland was al in oorlog met Polen, en daarmee met Engeland en Frankrijk en onze militairen lagen al klaar in het veld voor het geval het ook aan onze kant mis kon gaan. Gelukkig gebeurde er nog niets en verliepen de werkzaamheden vanaf dat moment voortvarend, ondanks de strenge winter dat jaar. Het is aan de soldaten, de werklozen uit de Randstad en de vele lokale burgers te danken dat het enorme karwei, bestaande uit het graven van het kanaal, het bouwen van maar liefst 331 kazematten, het oprichten van prikkeldraadversperringen, het leggen van mijnen, het aanleggen van loopgraven en wat er verder nog bij de bouw van een linie komt kijken, op tijd gereed was. De Peel-Raamstelling zoals die nu officieel ging heten, in de volksmond 'het defensiekanaal' was klaar. Het maakte grote indruk op iedereen, ook op de Duitsers, die de linie zelfs de 'Nederlandse Maginotlinie' noemden. Wellicht wat overdreven, en natuurlijk ook gebruikt om hun overwinning nog groter te doen lijken, maar het zegt natuurlijk toch wel wat.

23

Ook bij de bevrijding werd in 1944 flink gevochten in de Peel:

September is voor de Peelregio de maand van de bevrijding van de Tweede Wereldoorlog. De Duitse bezetter werd in de tweede helft van september 1944 uit Deurne, Asten, Someren en Helmond door de geallieerden verdreven. Asten-dorp vierde 22 september 1944 zijn bevrijding, maar dat betekende niet dat de Peel gevrijwaard was van verdere oorlogsellende. Liessel en Helenaveen veranderden in oktober en november door Duitse tegenaanvallen van bevrijd in bezet gebied. Ook Duitse beschietingen vanuit de lucht en bombardementen eisten tot de definitieve capitulatie slachtoffers. En regelmatig stortte een geallieerde bommenwerper in de Peel neer.

Overzicht van de huizenquohiernummers, kadasternummers en huizingnummers per gehucht:

Gehucht Huizenquohiernummer 1736 Kadasternummer 1832 Huizingnummer 1859 Huidige adres 2023
Bus komt niet voor 2 cijfers, begint met D 2 cijfers, begint met C9 Paalberg (valt onder gemeente Deurne)
Hoogenbergen komt niet voor na 1832, begint met D 3 cijfers, begint met D11 Broekstraat groter dan 3 en Korhoenweg
Hutten komt niet voor 2 cijfers, begint met D 2 cijfers, begint met C7 of C8 Hutten, Pijlstaartweg en Zand tot en met 11 (valt onder gemeente Deurne)
Kleine Heitrak komt niet voor na 1832, begint met D 2 cijfers, begint met C8 of C9 Kleine Heitrak, Gruttoweg, Meerkoetweg, Vlosbergweg, Sperwerstraat en Ericaweg 
Meijelscheweg komt niet voor na 1832, begint met D 3 cijfers, begint met D8, D11 of D12 Meijelseweg vanaf Vinkenstraat, Bleekerweg, Buizerdweg, Kemphaanweg, Tureluurweg,
Gruttoweg 3, Gevlochtsebaan 29, Gezandebaan 25, Ooruilweg, Slobeendweg, 
Vossenbaan, Spechtstraat en Zaagbekweg 
Peel Noordzijde komt niet voor na 1832, begint met D na 1859, begint met D Roerdompweg, Smientweg, Zeilhoekweg, Gruttoweg 7 en Vlosbergweg 8
Peel Zuidzijde komt niet voor na 1832, begint met D na 1859, begint met D Gezandebaan, Hollideeweg, Kokmeeuwenweg, Veluwsedijk en Bosdijk
Sengers Broek komt niet voor na 1832, begint met D 3 cijfers, begint met D11 Sengersbroekweg en Broekstraat 3
Referenties
  1. ^Oorkondenboek van Noord-Brabant (http://www.historici.nl/retroboeken/obnb)
  2. ^Peelrandbreuk (http://www.aardkundigewaarden.nl/aardkundigemonumenten/detailpagina.php?tuin_ID=340)
  3. ^De Groote Peel (http://www.eifelnatur.de/Niederl%E4ndisch/Seiten/Grootte%20Peel.html)
  4. ^Oude Peelkaart (https://www.gennepnu.nl/gennepoudekaart.htm)
  5. ^Kaart van de Peel (http://www.erfgoedgeowiki.nl/index.php/Grenspaal:_Loeff_Paal)
  6. ^Willibrordusput (https://www.deurnewiki.nl/wiki/index.php/Sint-Willibrordusput)
  7. ^Neerlands heiligen in vroeger eeuwen, 1904 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&page=47&identifier=MMKB21:043579000:00374&objectsearch=asten&query=moord+asten)
  8. ^Peelbronnen (http://www.oorlog-depeel.nl/)
  9. ^Taxandria; tijdschrift voor Noordbrabantsche geschiedenis en volkskunde, jaargang 46, 1939 (https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?identifier=MMUBTB01:001590001:00042&query=heuchten+asten&coll=dts&rowid=3)
  10. ^De Groote Peel in historisch perspectief (http://www.saspeelland.nl/Cultuurhistorische_rapporten/files/Rapport-cultuurhistorie-Groote-Peel.pdf)
  11. ^Vragen van den dag; Populair tijdschrift op het gebied van staathuishoudkunde en staatsleven, natuurwetenschappen, uitvindingen en ontwikkelingen, jaargang 15, 1900 (https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?coll=dts&page=46&identifier=dts:1720002:mpeg21:0707&sortfield=date&objectsearch=asten&query=moord+asten)
  12. ^De Peel en bedenkingen over denzelven, 1841 (https://www.delpher.nl/nl/boeken1/gview?query=peel+asten&coll=boeken1&identifier=aLehnmmioqkC&rowid=6)
  13. ^Staat van den landbouw in het Koningrijk der Nederlanden, (Noordelijke provincien) gedurende het jaar 1864 (https://www.delpher.nl/nl/boeken1/gview?query=peel+asten&coll=boeken1&page=3&identifier=PjpUAAAAcAAJ&rowid=1)
  14. ^De tijdstroom, in de Peel, bladzijde 174-188, 1863 (https://www.delpher.nl/nl/boeken1/gview?query=peel+asten&coll=boeken1&page=3&identifier=wnJRAAAAcAAJ&rowid=9)
  15. ^Wet van 13 juli 1895 uit Staatsblad Nummer 113, houdende bepalingen omtrent verveningen, 1895 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?identifier=MMKB24:081324000:00023&coll=boeken&page=43&sortfield=date&query=asten&rowid=6)
  16. ^De Peelstreek, een Nederlandsch gebied voor landverhuizing en voedselproductie (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?query=stroohulzen%2A+asten&coll=boeken&identifier=MMKB24:074075000:00027&pres%5Bmaxperpage%5D=36)
  17. ^Gedenkboek 1898-1923, uitgegeven ter gelegenheid van het zilveren regeeringsfeest van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina der Nederlanden, 1923 (https://www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&page=87&identifier=MMKIT03:000181290:00797&objectsearch=asten&query=moord+asten)
  18. ^Stichting Sporen van de Oorlog (http://stichtingsporenvandeoorlog.nl/)

Smientweg 8

Rond 1925 is een nieuw huis gebouwd waar vanuit Deurne in komt wonen Gerardus Rutjens, geboren te Nederweert op 18-04-1895 als zoon van Peter Johannes Rutjens en Helena Houtackers. Hij is 02-04-1921 te Deurne getrouwd met Lamberta van Bussel, geboren te Deurne op 23-04-1900 als dochter van Godefridus van Bussel en Geertruda Boerekamps. In het bevolkingsregister van Asten in de periode 1920-1930 wonen zij met hun gezin in het huis met huizingnummer D118c ook wel bekend staand als Peel 11:

01

Ook in de periode 1930-1938 wonen zij met hun gezin in het huis met het adres Peel 11:

02

Hieronder in de krant de Zuid-Willemsvaart van 06-06-1935 en in die van 25-05-1940 de geboortes van dochters Johanna en Lamberta:

03 04

Hieronder in het Peelbelang van 06-01-1945 biedt Gerardus Rutjens slachtkonijnen te koop aan

05

Hieronder een foto gemaakt rond 1945 van het grote gezin van de familie Rutjens1:

Het huis bestaat nog en heeft nu het adres Smientweg 8.

Overzicht bewoners

Peel 11
# Periode Naam hoofdbewoner Geboorte Tweede persoon Geboorte Vertrek
D118c 1925-1930 Gerardus Rutjens Nederweert 18-04-1895 Lamberta van Bussel Deurne 23-04-1900
11 1930-1938 Gerardus Rutjens Nederweert 18-04-1895 Lamberta van Bussel Deurne 23-04-1900
Referenties
  1. ^De kleine apostel; tijdschrift van het Pauselijk missiewerk der kinderen, jaargang 93, 1947 (https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?identifier=MMKDC04:001091003:00029&query=sauv%C3%A9+asten&coll=dts&page=1&rowid=5)